Satellite
Show on map
  • Day 4

    Ulaanbaatar en het Tsaatan volk

    September 16, 2018 in Mongolia ⋅ ⛅ 7 °C

    Op een onmenselijk vroeg uur (4u15) vliegen we naar Mongolië. Daardoor is het gelukkig heel kalm op de luchthaven en verloopt alles vlot. Na 4u vliegen landen we in Ulaanbaatar en met een taxi doen we de laatste 15km naar het Golden Gobi guesthouse.  Oiko leidt ons kort rond en daarna kruipen we direct ons bedje in om wat slaap in te halen. We worden wakker rond 20u en gaan een stukje eten. Het is verdorie al koud buiten, een hele verandering met Bishkek. Daar konden we op ons gemak in onze t-shirt rondlopen ’s avonds, nu is het ongeveer 5 graden en kunnen we onze trui en jas goed gebruiken.

    De volgende dag willen we graag wat info over de tours die ons guesthouse kan regelen. Blijkbaar is de verantwoordelijke, Ogi, pas vanavond terug dus gaan we eerst iets eten in de stad. Onze keuze valt op Loving Hut, een vegan keten met heerlijke gefrituurde Mongoolse dumplings (khuushuur) en soep.

    Daarna ga ik nog even de stad verkennen. Op het centrale plein van Ulaanbaatar merk ik dat de stad verrassend modern is. Terwijl onze wijk vooral uit stenen huisjes en oude Sovjet gebouwen bestaat, zie ik hier de ene na de andere glazen wolkenkrabber opduiken. Het is ook geweldig druk. Op de brede 3-vaksbanen staat er een lange file en een agent die in het midden van de weg staat probeert alles in goede banen te leiden. De hoeveelheid uitlaatgassen valt hier gelukkig beter mee dan in Kazachstan en Kirgistan. Het valt mij op dat er superveel Toyota Priusen rondrijden. Alleszins beter voor het milieu dan die oude afgedankte Russische auto’s. Op het voetpad zigzaggen honderden mensen door elkaar om hun bestemming te bereiken.

    Na een toertje van een uur keer ik terug en om 22u30 kunnen we eindelijk met Ogi spreken. We vertellen haar dat we o.a. interesse hebben om de Gobi woestijn te zien, het rendiervolk te bezoeken en het Khuvsgul meer te zien. Ze vertelt ons dat er deze morgen net een groep van 4 toeristen vertrokken die een gelijkaardige toer doen, dus als we willen kunnen we hen achterna reizen. Als we ook nog de rendieren willen bezoeken, dan moeten we eerst enkele dagen op ons eigen met een chauffeur rondreizen. We kiezen voor het laatste en zo puzzelt Ogi voor ons een tour van 21 dagen in elkaar. We krabben even in ons haar, dat is direct wel heel lang. Wij hadden eerder gedacht aan 2 of 3 kleinere tours van een week… Maar langs de andere kant heeft Ogi wel een punt dat we op deze manier minder “dubbele afstand” moeten doen door telkens naar de hoofdstad terug te keren. We besluiten om eens zot te doen en boeken de tour die ze ons aanbiedt. Voor “slechts” 5 800 000 Mongoolse tugrik (we voelen ons hier miljonair!) is alles in de sjakos.

    De dag erop worden we al om 7u15 naar het busstation net buiten de stad gevoerd. Een deftige, paars versierde bus dropt ons normaal gezien tegen 21u vanavond in de stad Moron waar we in een guesthouse blijven slapen. We zitten best comfortabel en ook de asfaltweg is in goede staat. Een goed begin! Op de tv vooraan in de bus wordt de hele rit lang een dvd met traditionele Mongoolse muziek gedraaid, inclusief clipjes. Het zijn vaak heel klagerige liedjes maar soit, zo leren we de cultuur toch al wat kennen.

    Eens we de buitenwijken van Ulaanbaatar verlaten, verandert het landschap al snel. Groene steppe en heuvels domineren het zicht. Af en toe passeren we een witte ger, de Mongoolse variant van de joert. Het wordt een lange, lange rit en uiteindelijk komen we om 22u30 aan in Moron. We worden opgehaald door Baigal, de eigenares van de guesthouse die gelukkig dichtbij het busstation ligt zodat we snel kunnen gaan slapen.

    Na een goeie nachtrust kopen we beiden een muts in een lederwinkel naast de deur, om ons te wapenen tegen de kou in Mongolië. Dan stappen we in het grijze Sovjetbusje van onze chauffeur Nema en vertrekken we naar een paardenfamilie. Zij wonen in gers vanwaar we morgen te paard naar het rendiervolk kunnen geraken.

    Eerst stopt Nema op de black market van Moron om wat inkopen te doen. We hebben even tijd om de gang van zaken in de stad te bekijken. Naast de “normaal” geklede bevolking zien we af en toe wat mannen en vrouwen in traditionele kledij. Ik kan het best vergelijken met een Japanse kimono waar ze een gekleurde riem op dragen. De meesten van hen rijden op moto’s, die ze op de steppe gebruiken om hun vee bijen te houden. Het valt me ook op dat veel vrouwen en kinderen sleuren met gele waterbidons op kruiwagens. Veel gezinnen hebben wellicht dus geen lopend water in huis en moeten hun voorraad aan een bron halen.

    Nema komt terug en we beginnen aan een offroad avontuur. Geen asfalt meer, enkel 4x4 sporen door de steppe waarop we amper 20km per uur kunnen rijden. Er zijn zodanig veel hobbels en putten dat ik er niet eens in slaag om wat te slapen. Mijn hoofd botst constant naar alle kanten, we zijn alletwee blij dat we een pilletje tegen reisziekte genomen hebben.

    Het landschap verrast me enorm. Ik had gedacht dat we door een eindeloze groene vlakte zouden rijden maar dat blijkt niet zo te zijn. We doorkruisen enkele rivieren, rijden op rotsachtige stukken en komen dan in de prachtige taiga terecht. Naaldbomen in alle mogelijke tinten groen, geel en oranje vullen het landschap rond ons. Ik zou dit uitzicht verwachten in het noorden van Scandinavië ofzo, maar niet in Mongolië. Geweldig om te zien.

    Na een uur of vier stoppen we in een dorpje van 10 huizen om de lunchen en daarna hobbelen we lustig verder. Gelukkig kunnen die Sovjetbusjes wel wat verdragen. We krijgen eventjes extra passagiers mee. 2 plaatselijke kinderen liften mee naar het volgende dorp waar morgen de school terug begint. Ze dragen ook de traditionele kledij die we in Moron zagen en entertainen ons onder de baan met enkele Mongoolse liedjes. We zetten hen af en net nadat het donker is, zo rond 20u, bereiken we onze bestemming.

    De vrouw van de familie maakt snel wat thee voor ons. Al vind ik niet dat je dit echt thee kunt noemen. Het is vooral melk, met een klein beetje theesmaak. Niet slecht, al vind ik gewone thee toch lekkerder. Er wordt ook soep met pasta en schapenvlees voor ons gekookt en daarna krijgen we een ger toegewezen waar het vuurtje lekker staat te branden. Morgen staat ons een tochtje te paard te wachten naar de Tsataan, het rendiervolk. Volgens de man van de paardenfamilie is het zo’n 9 uur rijden. Godmiljaar! Ogi had ons gezegd dat het 6 uur zou zijn, dat is al een groot verschil. Ze had ons ook gezegd dat we konden stappen als we dat wouden, maar hier zeggen ze dat de afstand daarvoor te groot is. Hmmm, dat wordt afzien…

    Met twijfel beginnen we aan onze paardentocht. Vé heeft schrik dat het te zwaar gaat zijn voor haar. Ik denk ook dat het afzien wordt. We spreken af dat we na 2 uur beslissen of we verder doorgaan of terug keren. Onze gids Baggy spreekt geen Engels en geeft ons ook geen uitleg over hoe we de paarden moeten aansturen. Nog een geluk dat we dit al eens eerder gedaan hebben in Kazachstan. De paarden stappen rustig en zijn ook een stuk kleiner dan de Kazachse paarden waardoor we op een of andere manier comfortabeler zitten. Toch gooit Vé na anderhalf uur de handdoek in de ring. Ik kan het haar niet kwalijk nemen, ook al wil ze zo graag de rendieren zien. Het zou gewoon te veel afzien zijn.

    Ik beslis dat ik wel verder wil gaan. Daardoor moet Vé te voet terug naar het gerkamp, Baggy en ik gaan verder met de 4 paarden. Anderhalf uur later stoppen we kort voor de lunch en nog een uur later komen we 2 Franse toeristen en hun gids te paard tegen. Zij komen van het Tsataan kamp en vertellen me dat het slechts een uurtje verder is. En effectief, na een klein uur door de naaldbossen zien we in de verte enkele typische Tsataan tipi’s verschijnen. Na 5u rijden zijn we er al! Ik voel het wel in mijn knieën en aan mijn gat maar het valt best mee. Hadden we dat op voorhand geweten, dan zou Vé de tocht zeker ook uitgereden hebben.

    Baggy haalt de zadels en de bagage van de paarden en we stappen de laatste 500 meter te voet. De “familie” bestaat uit 2 oude mannen en een 20-tal prachtige rendieren. De mannen verwelkomen ons en we houden een uitgebreide thee sessie in een van de tipi’s. Ook hier is het meer melk dan thee, de melk komt deze keer van de rendieren. We proberen wat te babbelen maar aangezien Baggy noch de 2 mannen Engels spreken, is het niet gemakkelijk. Ik versta wel dat ze beiden getrouwd zijn maar dat hun vrouwen en kinderen in een dorp verderop verblijven en naar school gaan.

    Na de thee ga ik uitgebreid de rendieren groeten. Wat een prachtige beesten! Sommige zijn volledig wit, andere grijs of een mengeling van de twee. Ze zijn rustig en ook nieuwsgierig. Ondanks dat ze vastgebonden zijn, proberen ze tot bij mij te komen. Ik steek mijn hand uit en in plaats van eraan te ruiken of te likken wrijven ze met hun gewei over mijn hand. Grappig. En ook superzacht door de vacht die erop staat. Na het avondeten en nog wat meer thee kruip ik in de tipi met 2 slaapzakken rond mij. Dat zal nodig zijn want het wordt een koude nacht, zeker omdat we gewoon op de grond slapen.

    Na het ontbijt de volgende dag neem ik afscheid van de mannen en geef ik hen nog een klein cadeautje als bedanking voor mijn verblijf. Vé en ik hadden kleurstiften en boekjes gekocht voor de kinderen en tandpasta voor de volwassenen. Maar aangezien er geen kinderen zijn, geef ik dus enkel de tandpasta af. Een van de mannen kijkt naar de tube, trekt zijn schouders op en lacht dan naar mij om zijn tanden te tonen. Welgeteld 1 tand aan de bovenkant en 3 aan de onderkant. Lap, ik heb precies niet het beste cadeau gekozen! Maar hij stelt me gerust en doet teken dat hij de tandpasta aan zijn kinderen zal geven.

    Hier hoort natuurlijk nog een filmpje bij om jullie te tonen hoe Mongolië eruit ziet: https://photos.app.goo.gl/jG9uf1LVfZxMPs3i6
    Read more