Satellite
Show on map
  • Day 34–36

    Matsumoto

    December 14, 2023 in Japan ⋅ ⛅ 10 °C

    Na onze gefaalde pogingen Mt. Fuji te benaderen begeven we ons noordwaards. We reizen naar de stad Matsumoto, onder de schaduw van de Noordelijke Japanse Alpen. De Japanse Alpen bestaan uit drie ketens die van noord naar zuid Honshu in oost en west splitsen. In de bus- en treinrit van Fujikawaguchiko naar Matsumoto hebben we dus steevast een prachtig uitzicht op de bergen in de verte (2).

    Aangekomen in Matsumoto zien we grappige reclameposters die aansporen om de Shinkansen (die hier overigens niet eens in de buurt komt) te gebruiken om wat krab-toerisme te plegen (3, 4). Daarmee bedoel ik naar het wat noordoostelijker gelegen Hokuriku te reizen om krab te eten. We pakken een stadbusje om niet 20 minuten met onze koffers door het centrum te hoeven zeulen en na die gedropt te hebben in het appartement dat we als gratis upgrade hebben gekregen in plaats van een gedeelde slaapzaal gaan we naar het kasteel.

    Matsumoto-jō (1, 5) is waar de stad omheen is gegroeid en nog steeds bekend om staat. Waar Himeji's kasteel ook wel de Witte Reiger wordt genoemd, noemt men dit exemplaar de Kraai. Driemaal raden waarom. Een bijzonderheid aan dit kasteel is dat het een vlak land-kasteel is, niet gebouwd op een heuvel dus, niet dat ze daar hier een tekort aan hebben, maar wellicht is dat de reden dat men juist de vlakte wilt overheersen. Mede hierom zijn we in een kwartiertje al om de binnenste slotgracht gewandeld. Bij de ingang van de centrale ring staat een wacht in volle Samurai-uitrusting te poseren voor foto's met de toeristen, maar wij slaan het even over. De veste zelf is betimmerd met zwartgeverfd hout, maar heeft ook overal een met hennep versterkte stuclaag die dik genoeg is om musketkogels te weren. Onderweg naar boven komen we nog een flinke verzameling oude pistolen en musketten tegen. Die zijn allemaal nagelaten aan de stad door een enkel fanatiek verzamelend echtpaar. We lezen dat de rest van de collectie in het stadsmuseum ligt. De trappen zijn ontzettend stijl en de treden staan ver uit elkaar, maar we redden het zonder moeite tot de bovenste verdieping. Daar worden we getrakteerd op een mooi uitzicht (6) en zien we een bijzonder fenomeen: een zwevende Jinja in de nok van het dak. Het verhaal gaat dat een geest zich in de vorm van een vrouw toonde aan de zoon van de Daimyo, een lok haar achterliet en beloofde dat het kasteel niet zou afbranden zolang zij iedere maand werd geëert met een offer van een zak haver. Dus hebben ze de lok haar in een klein huisje gestopt en opgehangen aan het plafond. Ondanks deze beschermheilige heeft het kasteel wel nog gewoon Shachi. Dat zijn mythische wezens met het hoofd van een leeuw en het lichaam van een karper, die als gedecoreerde dakpannen de nokken van Japanse kastelen bekronen, dat zou ze ook beschermen tegen brand. Op de weg naar beneden komen we langs nog een van de bijzondere kenmerken van het kasteel: een soort uitbouw met open muren. We lezen dat dit de maankijkkamer is.

    We wandelen die avond en ook de volgende dag redelijk wat door de knusse straatjes in het centrum die overlopen van de winkels met aardewerk, kunst, antiek en lekkernijen. Ook zien we een opvallend vakwerkhuis (7). Er hangt een gemoedelijke sfeer en er is een rust die je niet zou verwachten bij een stad van toch dik tweehonderdduizend inwoners.

    Vrijdagmiddag gaan we naar het stadsmuseum. Een mooi, gloednieuw gebouw met alleen op de derde verdieping een permanente collectie. Er is geen tijdelijke tentoonstelling op dit moment. Die permanente collectie is misschien niet heel groot, maar wel voorzien van veel interessante achtergrondinformatie over de geschiedenis van de stad. We lezen hoe de stad zich ontwikkelde rondom het kasteel en hoe het een belangrijk handelsknooppunt werd tijdens de Edo-periode. De hiërarchie in die tijd is duidelijk te zien op de flinke maquette (8), centraal ligt het kasteel van de Daimyo met op de binnenste ring barakken en de residentie van de belangrijkste functionarissen. Daaromheen liggen de huizen van de Samurai, vaak met tuin, die ook weer door een gracht worden omgeven. Pas daarbuiten woont de rest van het gepeupel, vaklui, handelaars en veel kleinschalige boeren. Al die Samurai die daar midden in de stad woonde waren overigens niet gewoon soldaten. De Edo periode was vreedzaam en er was weinig noodzaak voor een groot staand leger bestaand uit de traditionele krijgersklasse. Nee, de Samurai waren vooral aan het werk in de publieke sector. Administratie enzo. We zien het pantser van een van de Daimyo, compleet met vervaarlijke snor natuurlijk (9), er is een festivalboot die door de bewoners van een van de blokken voor een jaarlijkse optocht is gemaakt (10), net carnaval, en ook leuk is een strooien paard met twee poppekes erop (11), deze werd ieder jaar bij een festival gemaakt om ongeluk in te stoppen, de buurt uitgesleept en in de fik gestoken. Hoppa, die pech hoeven we hier niet. Bij de uitgang is nog een maquette (12), minder uitgebreid, maar op grotere schaal. Op het bordje lees ik met ongeloof dat deze meer dan honderd jaar geleden is gemaakt met hulp van getuigenissen van toen nog levende mensen om kinderen over de geschiedenis van de stad te onderwijzen.

    Zaterdag plannen we de eerste bus te nemen richting Takayama. We zullen niet zover gaan, maar halverwege, in de Kamikōchi-vallei, uitstappen. Deze staat bekend om zijn mooie natuur en goede wandelroutes. Die eerste bus gaat pas tegen twaalven dus we zetten geen wekker. Wonderbaarlijk genoeg moeten we ons nog flink haasten ook. Als we eindelijk het busstation vinden rijdt de bus net weg. Gelukkig duurt het maar een uurtje tot de volgende. Dat is in een cafeetje zo voorbij en het geeft ons de tijd om wat onigiri voor onderweg in te slaan.

    Bij de ingang van de vallei stappen we in de miezer uit en worden we begroet door het gebulder van een waterval (13). Het blijkt dat de enige ingang van de vallei een ruim anderhalve kilometer lange tunnel is. Enigszins ontmoedigd beginnen we te stappen. Stijl omhoog, met om de zoveel tijd het oorverdovende gebrul van een naderende vrachtwagen dat minutenlang door blijft galmen, fijn dit. Uit de tunnel gekomen miezert het nog steeds en na honderd meter mogen we de volgende tunnel in. Deze is gelukkig maar half zo lang en minder steil. Aan het andere eind is het eindelijk gedaan met de tunnels en beginnen we weer af te dalen. Het miezert wel nog gewoon, het moet hier natuurlijk niet te leuk worden. We lopen de vallei in en hebben uitzicht op natte takken en bewolkte bergen (14, 15). Hier en daar is nog wat sneeuw te ontwaren, maar het meeste is in de laatste paar dagen gesmolten. Het was bijzonder warm voor de tijd van het jaar.

    Als we tot de rivier zijn afgedaald komen we in een soort moeraslandschap, wat een vervremende ervaring is, hier tussen de bergen. De grijze natheid en eenzaamheid van de omgeving geeft het allemaal een wat mysterieuze sfeer. Alsof je ieder moment in de verte tussen de bomen het hutje van een heks zou kunnen ontwaren. Op sommige plekken is het moeras gevuld met ijzige hopen sneeuw (16) en op de terugweg moeten we ook regelmatig door wat sneeuw stappen op de verhoogde, houten looppaden. Beetje glad, maar gaat goed. We komen nog een stenige helling tegen waar een riviertje vanaf dondert (17) en dan klimmen we weer omhoog naar de weg. Dit was een bijzondere omgeving en ik zou graag nog eens terug willen komen met mooier weer en het liefst ook wanneer de bomen bladeren hebben.
    Read more