• Lou Baudoin
nov 2023 – feb 2024

Japan

Un’avventura di 84 giorni di Lou Leggi altro
  • Inizio del viaggio
    11 novembre 2023

    Aankomst in Fukuoka

    11 novembre 2023, Giappone ⋅ ☁️ 14 °C

    おはようございます!

    We landen om half acht in Fukuoka na een uiterst oncomfortabele vlucht van 3,5 uur die de klok 5,5 vooruit heeft doen lopen en ook ongeveer zo lang voelde. Door de reispilletjes heb ik wel wat kunnen slapen, maar mijn lichaam voelt gebroken. Ik zit met wat gehannes bij de douane omdat onze AirBnB geen telefoonnummer heeft en maar voor 5 dagen is terwijl ik zeg 90 te willen blijven (mag zonder visa) en omdat ik nog geen terugvlucht heb geboekt. Uiteindelijk mag ik toch door en heeft Karin met haar Japanse paspoort inmiddels de koffers al van de band geplukt. We besluiten de ochtend in het vliegveld te blijven omdat Karin een vervolgseminar over branding heeft.

    Na een traditioneel Japans ontbijt blijft Karin zitten en ga ik op verkenningstocht. De boekenwinkel op het vliegveld heeft helaas geen Engelstalige reisgidsen. Wel is er een mooi observatiedek met uitzicht op de landingsbaan waar otaku's (otaku is het Japanse woord voor een nerd/geek met een bepaalde obsessie, bijvoorbeeld treinen, vliegtuigen, of manga) met camera's vliegtuigen spotten. Ik heb zat tijd te doden, dus ik besluit vast een Japanse ov-chipkaart te halen waar een uiterst behulpzame stationsattendant mij in begeleid en naar de boekenwinkel boven het centraal station van Fukuoka te gaan. Ook daar staan de enige Engelse woorden in Japanse boeken om Engels te leren.

    Tijdens Karin's lunchpauze gaan we naar het hotel om de koffers te droppen, naar de Starbucks om Karin te droppen en loop ik de stad in om een derde poging te wagen voor zo'n verrekte toeristengids, ditmaal in de grootste boekenwinkel van een stad van tweeënhalf miljoen inwoners, maar helaas, weer geen cigaar. Ik kan wel nog even pianospelen in een elektronicazaak en doe mij tegoed aan een onigiri met umeboshi vulling uit de konbini. Nu in het Nederlands: een met zeewier omwikkelde rijstbal met gepekelde pruimenvulling uit de gemakswinkel. De onigiri is vernufitg verpakt, met de folie niet alleen eromheen, maar ook tussen de nori (zeewier) en de rijst (zodat die niet zompig wordt), terwijl je hem toch makkelijk kan verwijderen. Tijdens mijn wandeltocht verwonder ik me over het contrast met Vietnam. De lucht is koel, droog en schoon, niet heet, vochtig en vol uitlaatgassen en eetluchten. De straten en wc's zijn bijna schoon genoeg om van te eten, niet bijna te goor om over te lopen. Maar het grootste contrast is de stilte. Stille mensen, stille auto's en vooral: geen getoeter.

    Ik ontmoet Karin weer bij de lunch. Ramen natuurlijk, vet lekker. Daarna checken we in, doen we een dutje en gaan we de stad in om Japans streetfood te scoren. We landen uiteindelijk bij een tempura tentje waar je heel knus langs elkaar om het keukentje heen zit. Restaurant voor acht man dat nog geen acht vierkante meter op de stoep inneemt, die Japanners weten wel van efficiënt mensen samenproppen. Op de terugweg lopen we nog even langs de rivier en dan is het tijd om te tukken.

    おやすみなさい。
    Leggi altro

  • Treintjes

    12 novembre 2023, Giappone ⋅ ☁️ 11 °C

    Om tien uur is het tijd om uit te checken. Vandaag gaan we naar Nagasaki, dat op het zuidpunt van het westelijke schiereiland van Kyushu ligt. Er is natuurlijk een hogesnelheidstrein die daarheen gaat, maar daar krijgen we er later nog wel meer van te zien. Ik wil nu vooral wat van het landschap zien en heb een plan gevormd om via een stuk of 3 lokale treinen in een omweg naar Nagasaki te rijden. Dat zou wat mooie uitzichten op moeten leveren. Ik had in mijn planning alleen geen rekening gehouden met het feit dat het nu zondag is en er dan iets minder treinen rijden...

    Eerst maar eens rustig ontbijten, we gaan naar een donburi tent. Die serveren japanse rijst met daarop allerlei toppings zoals dunne reepjes biegstuk, een halfgekookt ei, bosuitjes en Koreaanse kimchi (foto 2). Karin neemt de variant met een volledig rauw ei en natto. Dat zijn gefermenteerde sojabonen waar Piet en ik toen Karin het voor het eerst aan ons liet zien in Egmond een paar jaar terug ontzettend om moesten lachen, omdat het wat ons betreft naar groenafval rook en de textuur heeft van klonterige snot. Wie wilt dat nou eten? Inmiddels ben ik er zelf toch ook best van gaan houden, it's an acquired taste.

    Na onze koffers opgepikt te hebben uit het hotel (ik begin het nu al zat te worden om die klotedingen steeds maar mee te zeulen) naar het metrostation. Google maps geeft een wat ontmoedigend vooruitzicht: de eerstvolgende connectie die we zouden kunnen hebben is pas om 14:00. Dan gaan we het natuurlijk nooit halen. Gelukkig kan Karin hier de borden lezen en heeft ze een Japanse versie van 9292, daaruit kan ze opmaken dat de eerstvolgende metro gewoon in de aansluitende trein verandert. Niks aan de hand dus. Aan boord wordt het steeds rustiger naarmate we verder buiten Fukuoka raken, het is duidelijk zondag en we gaan duidelijk richting het platteland. De contrasten tussen stad en platteland zijn in Japan veel groter dan in Nederland. Beneden-Leeuwen, wat best voor het platteland door kan gaan, is praktisch een suburb van Nijmegen en een best levendig dorp opzich. Aan de andere kant is een stad als Amsterdam best druk (vooral met toeristen), maar is het ook prima te bewandelen en dan kun je het centrum in één dag wel redelijk opnemen. In Japan heb je natuurlijk Tokyo, een betonnen jungle met pakweg 40 miljoen inwoners samengepakt in een oppervlakte van een derde van dat van Nederland en waar 24/7 van alles gebeurt, terwijl als je op het platteland zit er vrijwel niks gebeurt. Het is buitengewoon vergrijst, en ze lopen zo ver achter in de tijd dat Karin een halfjaar terug nog een COVID-test moet doen voordat ze haar tante's huis in mocht.

    Nog een verschil is waar de grens tussen platteland en stad ligt, blijkt als we in Karatsu aankomen. Dat is een stad van ruim honderdduizend inwoners, maar op zondag is het centrum simpelweg uitgestorven. Er is geen hond op straat, maar gelukkig is het cafeetje tegenover het station open. Daar kunnen we best op de volgende trein wachten, die natuurlijk over ruim een uur pas vertrekt. Lekkere koffie, klassieke muziek, en een verrukkelijke parfait. Prima wachten zo.

    Op het perron zien we dat onze volgende trein uit precies één wagonnetje bestaat (foto 1). Eerder een bus op treinrails. We kunnen er niet eens betalen met de ov-kaart, dat moet met cash. In Imari moeten we weer een half uur wachten (gelukkig kan ik de tijd wat doden op de stationspiano) en in het volgende boemeltje worden we getrakteerd op een prachtige zonsondergang boven de bergen (foto 3). Aangekomen op het volgende station gaan we tijdens het inmiddels bekende halfuur wachten maar even kijken in een souvenirwinkel met het porcelein waar Arita bekend om staat, maar heel veel bijzonders zit er niet tussen.
    Uiteindelijk stappen we in Haiki over op een meer stads uitziende trein die ons de laatste anderhalf uur naar Nagasaki zal brengen. Het is inmiddels wel donker.

    In Nagasaki heb ik de tramstops verkeerd in mijn hoofd en stappen we te laat uit, koffers de rails over, trammetje terug. Eenmaal bij ons wat sjofel ogende hotel gearriveerd gaat het inchecken moeiteloos vanwege de uitvoerige beschrijving van onze host en de bedden liggen goed. 's Avonds gaan we naar een izakaya, dat is een typisch Japans eet+drinktentje waar de "salarymen" traditioneel met hun collega's na werk een drankje doen. Het is er gezellig en ze hebben lekker eten. Karin bestelt een flink bord sashimi waar nog pastasalade en yakitori achteraan komt ook.

    いただきます!
    Leggi altro

  • De Bom

    13–15 nov 2023, Giappone ⋅ 🌬 10 °C

    11:02, wijst een verwrongen klok aan. Dat was het laatste moment op 9 augustus 1945 dat hij nog tikte. Op dat moment zou iemand in het centrum van Nagasaki, zo'n 3 kilometer verderop een lichtflits feller dan de zon hebben gezien, spontaan derdegraads brandwonden hebben opgelopen en enkele seconden later van zijn sokken zijn geblazen. Het museum heeft veel te vertellen over de destructie die de bom teweeg heeft gebracht. De grootste christelijke kerk in Japan die verwoest is, een straal van anderhalve kilometer waarin zo'n beetje alles platgeslagen is door de schokgolf, de branden die spontaan door de initiële lichtflits door de hele stad zijn gestart en tot diep in de nacht doorbrandden. Ontzagwekkend. Er zijn veel attributen die de ongelovelijke kracht van de bom demonstreren. Keramische dakpannen die gekookt zijn en bubbels hebben gevormt onder het oppervlak, zes glazen flessen die compleet met elkaar versmolten zijn, boomstronken vol glassplinters, stalen brugdelen die compleet verwrongen zijn, foto's van mensen wiens huid in plakken van hun lichaam af is gestroopt. Het meest ontroerend zijn de betuigenissen van overlevers. Eén heeft een homp gebakken klei aan het museum gedoneerd. Hij ging op zoek naar de lichamen van zijn kinderen, maar het enige wat van zijn huis over was, was de gebakken aarde eronder. Daar heeft hij een stuk van meegenomen ter nagedachtenis. Ik kan het niet laten een traan te laten bij een mooi vertaald gedicht van een man die meteen na de bom naar huis snelde, daar de half verkoolde lichamen van zijn kinderen vondt, ze die nacht cremeerde en een dag later hetzelfde kon doen met zijn vrouw die intussen was overleden aan de brandwonden.

    In het vredespark tegenover het museum staan veel beelden die door verschillende landen gedoneerd zijn aan de stad. Het is zonnig, er lopen een aantal schoolklassen rond en ik pak mijn lunch erbij en eet die stilletjes op. Ik hoef pas om 14:00 aan het werk vanwege het tijdsverschil, maar ik had wel eerst nog een bureau in elkaar geïmproviseerd van een bedbodem en onze overvloed aan koffers (foto 2). Dan kon Karin tenminste goed werken.

    De volgende ochtend besluit ik Sanno Jinja te bezoeken. Een Jinja is een Japanse Shinto heiligdom, daar worden de voorouders en natuurgoden aanboden. Iedere Jinja heeft een Torii als toegangspoort, waar je links doorheen moet stappen. Niet door het midden, want dat is het pad van de goden. De reden dat ik deze bezoek is omdat de Torii hier zo'n beetje het enige gebouw binnen een kilometer van de ontploffing was dat is blijven staan. Voor de helft dan (foto 1). De andere helft van de poort ligt ernaast uitgestald (foto 3). Nog bijzonderder zijn de twee reusachtige kamferbomen die de ingang flankeren. Een van de twee heeft een omtrek van wel 8 meter. Beiden zijn ze kaalgestript, geblakerd en gespleten door de bom. Iedereen dacht dat ze dood waren, maar wonderbaarlijk genoeg hebben ze het allebei overleefd. Tegenwoordig is er een soort betonnen replica van de oorspronkelijke vorm van de stammen in de kloven gemaakt, ik denk om de bomen te beschermen tegen rot. In een holte in een van de bomen hangt een lampje waardoor je de stenen kunt zien die er tijdens de ontploffing in zijn geslingerd. Wederom keer ik met innerlijke stilte terug naar huis.
    Leggi altro

  • Jimajimakōen

    16 novembre 2023, Giappone

    De laatste volle dag in Nagasaki hoeven we beiden niet te werken en hebben we gereserveerd voor sightseeing en nemen we een van de ouderwetse trammetjes (foto 2) naar het centrum. Als eerst op het programma staat 出島 (Dejima, met de "j" als "dj"). Letterlijk betekent dat "uitstekend eiland", in de topografische zin dan. Dat is eind zestiende eeuw in de baai van Nagasaki gebouwd om de Portugezen in op te hokken. Inmiddels is het lang niet meer een eiland omdat veel meer van de baai in latere tijden is ingepolderd, maar tegen die tijd was het ook niet zo interessant meer. Daarvoor wel; tijd voor een geschiedenislesje.

    Halverwege de zestiende eeuw kwamen de Portugezen als eerste Europeanen in contact met Japan. Ze begonnen al gauw als een gek missionarissen te sturen met enig succes, zeker op Kyushu, het zuidelijkste van de vier hoofdeilanden van Japan. De Tokugawa Shoguns, die in 1600 de macht grepen na de vereniging van Japan door Oda Nobunaga en Toyotoma Hideyoshi in de 50 voorafgaande jaren en die macht meer dan 200 jaar zouden vasthouden, waren daar niet zo blij mee. Ze hadden gezien hoe verspreiding van het Christendom door de Europeanen op andere plekken als rechtvaardiging voor kolonisatie werden gebruikt en hadden geen zin in een hogere autoriteit dan zijzelf (of de keizer, die praktisch een marionet van de Shogun was). Zo werdt de beweegruimte van de Portugezen beperkt tot Dejima en werden bekeerde Japanners vervolgt. Toen de Portugezen daar op vrij fysieke manier tegen protesteerden (met kogels) wilden onze voorvaderen de Shogun wel een handje helpen met die Iberische onruststokers. De Hollanders waren wat minder principieel wat betreft geloof - de handel ging voor - en bovendien waren Portugezen Katholiek, getver. Als dank erfde de VOC Dejima en werdt ieder ander land, met uitzondering van China (die overigens ook alleen in Nagasaki mochten komen), uit Japan verbannen. Dat heeft bijna de hele Edo-periode, meer dan tweehonderd jaar, geduurd totdat de Amerikanen een gunboat naar Tokyo stuurde met het vriendelijke, doch dringende verzoek of zij niet ook wat handel mochten drijven. Al die tijd was Dejima, via de Hollanders, Japan's enige kijk in de bredere wereld en vooral Europa, waar het toen vrij hard ging. Die vooruitgang in onder andere de geneeskunde leidde in Japan tot de "Rangoku", van "Horanda-goku", letterlijk "Nederlandse studie", wat later algemenere westerse studies werden en de reden dat deze episode van de geschiedenis in Japan standaardcurriculum op de middelbare school is.

    Enfin, voor wie er nog niet is afgehaakt, tegenwoordig is Dejima voor een gedeelte weer nagebouwd (foto's 3, 4, 5) en in een museum veranderd. Helemaal gaat niet omdat een omgelegde rivier een deel van het eiland in beslag neemt. Leuk, interessant, veel porselein dat is opgegraven en geschiedenis die in nog véél meer detail gaat dan ik hierboven. Ik zal het jullie besparen.

    Na wat broodjes van de bakker op de kade te hebben gegeten pakken we de tourboot naar Gunkanjima - "Battleship Island". Eigenlijk heet het Hashima, maar door de vorm van de 8 meter hoge zeemuur en de verlaten betonnen flats heeft het deze bijnaam gekregen. Kijk maar naar de foto's. Onderweg komen we ook nog wat echte slagschepen tegen bij de scheepswerven van Mitsubishi. Niet van het leger, want dat heeft Japan volgens de naoorlogse grondwet niet, maar van de "self-defence force". Maak daarvan wat je wilt. Ik kan het niet laten ook hier weer wat geschiedenis te rond te sprinkelen, dus daar gaat ie:

    Nadat in 1868 het Tokugama Shogunaat ten val kwam bij het herstel van de keizerlijke macht onder keizer Meiji (de vernedering van het door de Amerikanen gedwongen worden de grenzen open te stellen speelde hierbij ook een rol), industrialiseerde Japan in een duizelingwekkende vaart. Deel hiervan was de opkomst van grootindustriëlen, zoals Mitsubishi rondom Nagasaki. Om die industrie te drijven waren kolen nodig. En laat men die nou net vinden onder het piepkleine Hasima eiland, 15 kilometer van Nagasaki. Mijntje bouwen, mijners daarnaartoe verhuizen, weinig ruimte en voila, eerste betonnen flatgebouw in Japan. Dat ging nog een tijdje door totdat er in 1959 ruim vijfduizend mensen op die steen in de zee gepropt zaten. Een goed deel daarvan zakte iedere dag in 90 seconden een kilometer onder de zeebodem om 8 uur later in 10 minuten de rit omhoog weer te maken. In 1974 sloot de mijn vanwege de overgang op olie in de industrie en binnen drie maanden was iedereen pleite. Nu staat het vanwege de indrukwekkende betonnen ruïnes op de werelderfgoedlijst voor industrie.

    Nadat we ons tegoed hebben gedaan aan het ruige, door orkanen in elkaar gebeukte betonnen skelet van Gunkanjima is het tijd voor een rustig wandelingetje door het park. We gaan naar Glover Garden, vernoemd naar de Schotse industrieel en handelaar die heeft bijgedragen aan de industriële Revolutie in Japan. Het park bevat een heel aantal Westers-in-Japan-stijl gebouwen die door vergelijkbare figuren als Thomas Blake Glover zijn neergezet (vaak in andere delen van Nagasaki, maar naderhand hierheen verhuisd). Best een mooi park, met een mooi uitzicht over de stad, maar een stuk minder interessant dan Dejima en zeker niet drie keer de toegangsprijs waard. We sluiten de avond passend multicultureel af met een lokale specialiteit in Chinatown.
    Leggi altro

  • Hemel en hel

    17 novembre 2023, Giappone ⋅ ⛅ 10 °C

    In ons eerste vierdaagse weekend besluiten we voordat we Honshu (het hoofdeiland van Japan) betreden nog twee dagen naar nationaal park Unzen-Amakusa te gaan. Dat is een vulkanisch zeer actief gebied met onder andere de nieuwste berg in Japan dankzij een uitbarsting 1991. Daar morgen meer over. Vandaag houden we het bij het spa-resort Unzen Onsen. Onsen is het Japanse woord voor een bad van geiserwater: lekker gaarkoken in heet, modderig, stinkend water. Unzen heette eerst gewoon Onsen, maar is met de nationaal park-status hernoemd om verwarring te voorkomen.

    Een mooie busrit van anderhalf uur uit Nagasaki brengt ons naar de Onsen. Onze aankomst wordt verraden door een lichte lucht van rotte eieren die de bus binnendringt en een stoompluim die verderop tussen de bomen oprijst. We hebben een simpel herbergje geboekt, want de resorts waren veel te duur. Het is geen probleem dat we anderhalf uur te vroeg inchecken en de gastvrouw overlaad ons (of eigenlijk vooral Karin) met pamfletten en informatie over de omgeving. We weten nu wat de mooie wandelroutes zijn, welke Onsen de locals gebruiken, de toeristen gebruiken en waar ze privé baden hebben en we weten dat het Chinees restaurant (is gewoon Japans, maar dan met wat meer Chinese ingrediënten en sauzen) naast de deur zogezegd erg goed is. Dat laatste valt die avond wat mij betreft wel mee. Desondanks erg behulpzaam.

    We lopen via een omweg naar de Onsen met privé baden, anders kunnen we het bad niet samen nemen vanwege de scheiding voor mannen en vrouwen. Daarnaast is Karin een beetje bang dat ik een faux-pas zou maken als ze mij niet eerst in de juiste bad-etiquette onderwijst. Onze omweg brengt ons langs een aantal van de bronnen waar de badhuizen hun water uit halen. Kokende modder, lekker geurtje en witte, gele en groene zwavelrotsen. Vet. De locals noemen dit gebied 地獄 (jigoku), wat "hel" betekent. Het doet mij denken aan de Solfatara, vlakbij Napels.

    Na ons in de Onsen uitvoerig gewassen te hebben zak ik héél langzaam het zo'n 40 graden warme water van het bad in. Karin zegt dat een stereotype is dat men op dat moment "gokuraku, gokuraku..." mompelt, wat zoiets als "in de zevende hemel" betekent. Leuk contrast met de naam van de bronnen. Het ontspant in ieder geval wel lekker, al moet je om de paar minuten even het bad uit om niet oververhit te raken. Ik merk dat het water erg bijzonder en vrij zuur smaakt op het moment dat ik een paar bubbeltjes blaas. Als we vertrekken ziet Karin dat het onverdunde water uit de bron een pH van 1,5 heeft. Da's wel zuur ja.

    Voordat we terug gaan lopen we nog even naar een meertje waar je volgens onze gastvrouw een mooie zonsondergang kunt zien. Dan moet natuurlijk wel de zon schijnen, maar ook zonder is het een heerlijk vreedzame en doodstille plek. Eindelijk kan ik de herst weer eens voelen. Ik wil nog even proberen via het bospad en een omweg terug te wandelen, maar het wordt zo vlug donker dat we daar maar van afzien.
    Leggi altro

  • Winterwonderland

    18 novembre 2023, Giappone ⋅ 🌬 3 °C

    De angst voor regen blijkt vergeefs. Wakker wordend hoorde ik nog wat druppels, maar tegen de tijd dat we buiten staan straalt de zon en worden we onthaald door een frisse, heldere winterhemel. Het is zo'n 3 graden boven nul, maar door de frequente, vochtige windstoten voelt het een stuk kouder. Gelukkig goed ingepakt, met natuurlijk oma's wollen sokken. Bij een bakker + café nemen we een verwarmend ontbijt en slaan we lunch in voor onderweg. Dan op pad.

    We gaan de verschillende pieken van Mt. Unzen ontdekken. Allemaal vulkanisch gesteente. De hoogste piek op 1.486 meter is ook de nieuwste; Heisei Shinzan is tijdens een uitbarsting in 1991 die 43 mensen het leven heeft gekost ontstaan. Je mag die piek niet op omdat het gesteente nog te instabiel is, maar je kunt er wel zo'n 100 meter onderlangs lopen, over de tweede piek: Fugendake. Dat is ons plan, maar als eerst staat Myokendake op het programma en daarvoor spelen we een beetje vals: de tweede helft van de weg omhoog is er een kabelbaan. Volgens mijn hiking-app moet het ruim 4 uur wandelen zijn met dik 700 hoogtemeters voor de klim. Eerst moeten we echter nog een goed halfuur naar het begin van de wandeling wandelen, tja...

    In de verte lonkt Myokendake al, naast zijn kleinere broertje. Met enige schrik, maar vooral verwondering zien we dat de bovenste helft van de berg in sneeuw en rijp bedekt is. Het is een wonderbaarlijk uitzicht, de herfstkleuren dansen nog om ons heen, maar in de hoogte pronken de donkere takken reeds met hun ijzige mantels. We beginnen ons wel een beetje zorgen te maken om onze uitrusting. Karin heeft het al fris in deze wind en aan de snelheid waarmee de wolken Myokendakes piek voorbijrazen te zien is het daar nog veel kouder. Toch maar beginnen, we kunnen altijd de kabelbaan terugnemen.

    Op de klim van het dal naar de Nita pas, waar de kabelbaan begint, komen we een Frans pratend koppel tegen waarvan de man zowaar uit Nederland afkomstig is. Toevallig. Zij zijn van plan dezelfde wandeling te maken, maar maken zich ondanks hun veel professionelere uitrusting toch zorgen om de gladheid boven op de besneeuwde berg. Hmm. We kletsen wat en dan lopen Karin en ik door. De klim gaat Karin wat zwaar af, vanwege haar bloedarmoede, maar ze stapt stevig door en klaagt niet. Stoere meid. De sneeuw begint steeds dikker op de takken en het pad te liggen naarmate we de pas benaderen en de sfeer doet mij denken aan het videospel Skyrim, wat ik 10 jaar geleden best veel speelde. Het gekraak van de sneeuw onder mijn voetstappen, de eenzame, stenige bergpaden en het bos dat ons met geheimzinnigheid omhult.

    Op de pas aangekomen zien we een grote, verlaten parkeerplaats, werkelijk geen ziel te bekennen. Zou de kabelbaan wel dienst doen? We stoppen even om van het uitzicht van de baaien aan weerszijden van het schiereiland te genieten en openen met de hand de kapotte schuifdeuren van het kantoortje. Er is iemand die ons weet te vertellen dat de eerste gondel over 20 minuten vertrekt. Perfect om even bij te komen en een mandarijntje te snoepen. De wind is hier fiks en door het stilzitten krijgen we het koud. Ik geef Karin mijn regenjas om over haar donsjasje aan te trekken tegen de wind. Als de kabelbaan vertrekt is er inmiddels een Japans stel gearriveerd met kleine kinderen die continu "Samui! Samui!" (Koud! Koud!) roepen. De Française en Hollander zijn ook weer aangehaakt.

    Bovenaan is een man bezig de sneeuw van het plateautje te ruimen en als ik hem probeer te vragen welke kant het bergpad op is wijst hij naar onze sneakers en doet zijn best ons in het Engels uit te leggen dat we het daarmee niet gaan redden. "Very charrenging!" zegt hij lachend. Opzich een goed punt, misschien niet de meest geschikte uitrusting is om smalle, steile, met sneeuw bedekte bergpaadjes te beklimmen. Zeker Karin's gympen die amper profiel over hebben. We besluiten het toch maar te proberen en het is koud, dus we beginnen meteen te lopen. Karin's afkomst uit het noordelijke Hokkaido betaalt al snel zijn dividenden uit. Als een steenbok huppelt en glijdt ze behendig de rotsblokken en sneeuwhellingen op en af. Dit keer heb ik moeite om haar bij te houden.

    Het is volop genieten van het sprookjesland waarin we ons bevinden. Het enige wat de stilte breekt is het huilen van de wind en het knerspen van de maagdelijke sneeuw. Wij zijn vandaag de eersten die dit pad betreden en de atmosfeer is betoverend. Je voelt hier de winter. En dat amper een week nadat we in de tropische hitte van Hanoi zaten. We schuifelen om de struiken die over het pad hellen en manoevreren over de goed geplaatste steenblokken de helling af. Uiteindelijk komen we bij het kruispunt in het dal waar we moeten kiezen: de makkelijke, vrij vlakke weg terug, of het rondje omhoog over Fugendake. We laten ons niet kennen en stappen door. Dit pad is aanzienlijk steiler dan het vorige. Het gesteente is minder in een trapvorm geplaatst en meer lukraak neergepleurd. Echt klauteren deze keer.

    De met basaltblokken bezaaide top van Heisei Shinzan kijkt op ons neer als we de laatste rotsen hebben beklommen. Een imposant schouwspel. De wolken vliegen ons om de oren en we besluiten in de beschutting van een van de kleinere piekjes onze lunch te nuttigen. De regenjas maakt een goed picknickkleed om onze bipsen van de sneeuw te sparen. Ik maak een filmpje van de omgeving en we beginnen de afdaling. Het duurt niet lang voordat we voor de derde maal het Frans-Neerlandse stel tegenkomen. Zij hebben besloten vanaf de pas de vlakke route te nemen en dan meteen Fugendake te beklimmen. Ik waarschuw ze dat het van de top zelfs voor voetgangers eenrichtingsverkeer is, maar ze willen toch dezelfde weg terug. Prima dan. Deze afdaling is pittig. Net zo steil en rotsachtig als de klim hiervoor. Maar met wat handig geplaatste bomen om aan naar beneden te zwaaien lukt het allemaal. Karin begint er een beetje de pest in te krijgen, maar op dat moment bereiken we het vlakkere pad al. Vanaf hier is het allemaal goed te doen. Als we de pas weer zijn gepasseerd beginnen onze knieën langzaamaan te protesteren van steeds maar de grote traptreden af te moeten stappen en het is een verademing als we weer het asfalt voetpad langs de weg bereiken. Nog een klein stukje lopen, warm bakkie somen (een soort dunnen ramen) erin en dan de bus en trein naar Taira.

    Daar verblijven we in een Ryokan, een traditioneel Japans gasthuis met bad. De kamer heeft tatami, futons, schuiframen met rijstpapier en een Yukata om na het bad aan te trekken. Als ik beneden het toilet betreedt, wordt ik begroet door de wc-bril, die helemaal uit zichzelf opent, een lichtje aandoet en even wat parfum sproeit. Beetje schrikken, maar ook wel uitnodigend. De bril is verwarmd en aan de muur zit een controlepaneel waarop je de verschillende sproeimodi, richting en sterkte van de ingebouwde bidet (natuurlijk ook verwarmd) kunt bedienen. Als je opstaat spoelt de wc automatisch en gaat de klep weer dicht. Dat is nog eens luxe kakken.
    Leggi altro

  • Shinkansen

    19 novembre 2023, Giappone ⋅ ☀️ 16 °C

    Tijd om naar Honshu te gaan, het grootste eiland van Japan en thuis voor meer dan honderd miljoen mensen. Daarmee is het op Java na het meest bevolkte eiland ter wereld. Vanaf Taira, Nagasaki-ken is het bijna 500km naar Onomichi, Hiroshima-ken en zo'n afstand afleggen in Japan betekent één ding: de Shinkansen. Japans bullet train was de eerste hogesnelheidslijn toen deze in 1964 opende met de lijn tussen Tokyo en Osaka. Inmiddels is het netwerk door bijna het hele land uitgebreid, van Hokkaido in het Noorden tot Kyushu in het zuiden.

    De diversiteit en wijdverspreidheid van Japans treinnetwerk is om jaloers op te zijn. Zelfs in vergelijking met de vanuit internationaal oogpunt toch bovengemiddeld functionele NS. Onze reis is daar een goed voorbeeld van:
    We beginnen in Taira, een dorp van iets meer dan drieduizend inwoners met welgeteld één restaurant. Er is desondanks een frequente treinverbinding met een een-of-twee-wagons dieseltreintje. Punctueler, sneller en comfortabeler dan de bus.
    Een klein uurtje later komen we aan in Isahaya. Hier stappen we over op de nieuwste Shinkansen in het netwerk, die tussen Nagasaki en Takeo-Onsen. Binnen no-time zijn we in Takeo-Onsen en moeten we overstappen op de verbindende Huis ten Bosch-intercity naar Fukuoka-Hakata. Er zijn plannen om de Shinkansen door te trekken, maar de bouw moet nog beginnen. Deze trein lijkt nog het meest op de treinen in Nederland. Redelijke snelheid, stopt ook in grotere buitenwijken en gaat van stad tot stad.
    In Hakata haalt Karin een Bento (Japanse lunchbox) voor onderweg en pakken we de "stop-Shinkansen" richting Osaka. Er is ook een intercity-Shinkansen die ons bij een paar stations van kleinere steden (alles onder een half miljoen inwoners) passeert, maar die stopt niet in Onomichi.

    Het moet gezegd worden dat, integendeel tot de rest van Japans treinen, de Shinkansen wel prijzig is. Het is vaak nog iets goedkoper om te vliegen. De Shinkansen is alleen wel makkelijker, comfortabeler, milieuvriendelijker en meestal ook sneller. De Shinkansen kan het zich met zijn gebrek aan moeten opstijgen en landen veroorloven om in steden te stoppen die bij lange na geen vliegveld waard zijn, er gaat zelfs op zondag zo om de 10 minuten een trein en je hoeft ook niet twee uur van te voren op het station te zijn om je bagage in te checken en bij aankomst een half uur te wachten op een door het grondpersoneel gesloopte koffer, want die neem je gewoon zelf mee. Daarnaast is het station meestal midden in de stad en is het zo een fluitje van een cent om zelfs vanuit de uithoeken van de provincie een directe aansluiting te krijgen. De treinen zelf zijn stiller dan een gewone intercity, hebben bijzonder comfortabele stoelen, een ruim gangpad en veel beenruimte. Ultieme reiservaring.

    Na goed genoten te hebben van de uitzichten uit de trein (die overigens wel heel vaak door tunnels worden onderbroken) komen we aan in Onomichi. We moeten de bus pakken naar onze AirBnB, want die is vlakbij het station in het centrum, de Shinkansen stopt aan de rand van de stad omdat even een omweggetje maken met 200km/u toch wat lastig is. Even zoeken later komen we bij ons krappe, maar wel schone en moderne appartement. Die avond eten we in de stad de Hiroshima-variant van Okonomichi. Dat maak je door eerst een pannekoekje te bakken, dan een flinke stapel groente (vooral kool) en andere toppings erop te gooien, rustig door laten garen, Soba (boekweit) noedels erop en dan een ei erover. Ff omdraaien om de boel af te bakken, speciale saus erover en aanvallen maar. Echt goed schransvoer.
    Leggi altro

  • Bomen, tempels en een heel mooi uitzicht

    20–22 nov 2023, Giappone ⋅ ☀️ 10 °C

    Karin gaat maandag alvast een dagje naar Shikoku, onze volgende bestemming, om voor haar werk een distilleerderij te bezoeken. Ze moet 's ochtends behoorlijk vroeg al de trein pakken en vraagt of ik mee wil lopen naar het station. Ja hoor, ik wilde sowieso een wandeling doen zoals beschreven in mijn reisgids, die ik eindelijk heb weten te bemachtigen. Het gaat langs de meeste voorname tempels in Onomichi, waarvan er nogal veel zijn.

    Het begint boven op de heuvel midden in de stad. Daar is een park, maar om daar te komen moet ik wat flink steile steegjes oplopen. Ik kom onderweg wel negen katten tegen, waarvan er drie samen in de ochtendzon zitten te chillen (foto 2). Bijna boven valt er tussen de herfstbladeren door al wat van het binnenkort spectaculaire uitzicht zich te ontwaren (foto 1). Ik pak een blikje warme koffie uit de automaat en loop door het park naar het uitzichtsplatform dat als een soort brug die twee stukken lucht met elkaar verbind bovenop de heuvel is geplompt. Goed idee geweest om dat daar neer te zetten want het is een wonderbaarlijk uitzicht (filmpje en foto's 5 en 6). Je kunt hier goed de herfstige bergen van het vasteland bewonderen en als je je omdraait wordt je geconfronteerd door de reflectie van de rijzende zon die via de stukken zee tussen de eilanden je ogen betovert. Die zee is de Seto-Naikai, de binnenlandse zee tussen Shikoku en Honshu en zorgt, net zoals de Middellandse Zee in Europa, voor een bijzonder warm, gematigd klimaat in deze omgeving.

    Ik daal af via het pad van de literatuur. Er staan veel stenen met poëzie erin gegrift en ook wat bijzondere bomen (foto's 6 en 7). Mijn Japans is helaas nog niet goed genoeg om de dichtkunst te kunnen waarderen, of überhaupt een snars van te begrijpen (al vertelt Karin later dat zij dat waarschijnlijk ook niet zou doen), maar het ziet er mooi uit. Zo kom ik bij de eerste tempel, die wederom wat fantastisch gevormde bomen heeft en het is niet te geloven, maar ik kom wéér die Française en Hollander tegen die ik twee dagen eerder op een berg 500km hiervandaan ook al tot driemaal toe tegen het lijf ben gelopen. Zij blijken om dezelfde reden naar Onomichi gegaan te zijn als wij: het is in één dag vanaf Nagasaki te bereiken en een goede ingang om Shikoku te bezoeken.

    Versteld daal ik verder af, loop langs een prachtige houten pagoda met idioot veel balken in de dakconstructie (foto 11) en kom zelfs door "cat-alley" (foto 12). Dan kom ik bij een mooie Jinja (Shinto heiligdom) met wederom een prachtig grote kamferboom en een stenen koe met mondkapje (13, 14), want tja, corona ofzo? Hierna door naar de grootste boeddhistische tempel in de stad, die dicht is, maar wel weer een hele vette boom in de tuin heeft waarvan de takken met een heel bos aan granieten pilaren worden ondersteund (15). Door naar de volgende tempel, die wat verderop op een andere heuvel ligt. De gebouwen zijn ook hier dicht, maar dat maakt niet uit want de weidse tuinen eromheen zijn prachtig. Daarnaast kan ik gewoon genieten van het exterieur van het oudste houten gebouw in de stad, maarliefst 825 jaar, en in de verte nog de pagoda bewonderen (16, 17). Teruglopend naar de binnenstad wil ik nog één laatste tempel bezoeken. Ook dicht.

    Op de terugweg loop ik door de voornaamste winkelstraat van Onomichi, die praktisch uitgestorven is op maandagochtend en ga ik nog langs de kade. Ik geniet van het zonnetje en de kleur van de zee en kom daarnaast wat prachtig door de zee aangetastte ijzeren trappen tegen (18). Ik sluit af met een foto van de kranen in de haven aan de overkant en keer weder tot ons te krappe appartement om met laptop op schoot de werkweek door te brengen.
    Leggi altro

  • Afzien

    23 novembre 2023, Giappone ⋅ ☁️ 15 °C

    Ik had een leuk idee. Althans, ik dacht dat het leuk was, maar dat zullen we nog wel eens zien. Tussen Onomicho en Imabari is een van de drie verbindingswegen die Shikoku met het vasteland verbindt. Deze snelweg loopt over de eilanden van de Seto-Naikai die door zeven reusachtige bruggen aan elkaar geknoopt zijn. Bij het aanleggen van die bruggen zijn ook fietspaden toegevoegd en sindsdien is dat een van de populairste fietsroutes van Japan geworden. 75 kilometer lang brugje op, brugje af, eilandje over en nog een keer.

    Karin heeft geregeld dat er de middag van te voren een pakketdienst onze koffers op komt halen om die vervolgens maandag bij ons verblijf in Takamatsu af te leveren. Erg handig, maar tijdens het inpakken realiseer ik me dat ik de rest van de dag mijn laptop, adapter en stekkerblok met verloopstuk allemaal nog nodig heb voor werk. Hetzelfde geldt voor Karin. Dat worden volle en vooral zware rugzakken op de fiets morgen...

    's Ochtends staan we vroeg op, want anders zijn er geen fietsen meer en een week geleden was het schijnbaar al te laat om te reserveren. We komen bij de verhuur en vragen nog naar een elektrische fiets voor Karin, want dat is de enige met bagagerek. Helaas, alleen op reservering. Allebij maar een racefiets dan. Mooie Giants zijn het wel, met harde banden en goede versnellingen. Ze hebben jammer genoeg alleen XS frames en de sturen zijn niet in hoogte verstelbaar, zo heeft mijn fiets met de juiste zadelhoogte een beetje vreemde proporties (foto 2).

    Op pad dan maar. De eerste brug slaan we over, want die heeft geen goede toegang voor fietsen en is een heel stuk om. Bovendien vertrekt het pontje direct vanaf de verhuur.

    One down, six to go 😄

    Nadat we de haven en de suburbs aan de overkant uitgefietst zijn stoppen we bij een vending machine aan de kade voor een warm blikje koffie en nuttigen we de onigiri die we voor onderweg hebben meegenomen als ontbijt. Het valt ons op hoe helder het zeewater hier is. Heel anders dan Nederland of Vietnam. We fietsen verder en genieten van het weer. Niet koud, niet warm, beetje heiig en bewolkt, windstil. Perfect fietsweer. Wanneer we eindelijk de eerste brug zien opdoemen (foto 3) moeten we even slikken. Die ziet er heel hoog uit en we zijn nu nog op zeeniveau. Bij de fietsopgang (een helling van anderhalve kilometer) blijkt al snel dat Karin het niet trekt. Ze heeft een bijzonder zware dag wat betreft de bloedarmoede en een rugzak van bijna 10 kilo omhoog trappen is te veel. Ik pak haar tas over, hang die op mijn buik en begin als een gek te trappen. Gaat nu nog goed, want ik heb verse benen. Ik moet om de 100 meter moet stoppen om de tas weer goed te hangen, hij glijdt steeds af, maar dat is niet erg, want ik moet toch op Karin wachten. Als we bij het brugdek aangekomen zijn geef ik uithijgend de tas terug aan de opgeluchte, maar alsnog vrij uitgeputte Karin. Dan lekker naar beneden sjezen.

    Two down, five to go 🫤

    Op het volgende eiland valt Karin halverwege de eerste heuvel zowat van haar fiets af, arme meid. Ik zie dat er niks anders op zit, dus ik pak haar rugzak weer over. Deze keer iets beter, met mijn kleinere (maar zwaardere) rugzak voorop, die heeft gespen die Karin op mijn rug vastklikt, zodat hij niet wegglijdt (foto 4). Dit gaat, al worden mijn ballen enigszins geplet tussen de rugzak en het zadel. Een kwartiertje later leeft Karin ook weer een beetje op, dus de moed zakt ons nog niet in de schoenen. De volgende brug is zelfs wat minder hoog (5 en 6), maar ik merk al dat het wat moeizamer gaat. Drie maanden niet fietsen heeft zijn tol geëist en mijn benen zijn niet wat ze waren.

    Three down, four to go 😥

    Op dit eiland fietsen we bijna een alternatieve route in, maar gelukkig merk ik op tijd dat deze op onze kaart is aangegeven met een rode stippellijn: stijle heuvels, uitdagend fietsen. Mooi niet dus. Iets later stoppen we voor een vers sapje langs de weg en stel ik mijn tas bij om mijn edele delen edel te houden. Ik wordt nu een beetje gewurgd, maar het scheelt dat ik die zak lood (meer lithium, maar dat is mij lood om oud ijzer) iets minder op hoef te tillen met iedere trap. Ik heb inmiddels ook genoeg massatraagheid om rustig zonder handen te kunnen fietsen, waardoor ik niet zo op mijn polsen hoef te leunen en een filmpje kan maken. Ondanks mijn ondertussen vermoeide benen ziet het er vol te houden uit. Het aanzicht van de vierde brug (foto 5, 6) drukt al het optimisme echter meteen de kop in. Wat een joekel. Inmiddels met routine fiets ik op de toegangsweg vooruit, want ik wil zo kort mogelijk op die helling blijven met mijn 20 kilo overgewicht. Bekaf wacht ik op een tevens bekaffe Karin die mij tegemoetkomt. Gelukkig is er iedere keer weer een fantastisch uitzicht en een leuk achtbaanritje naar beneden om het humeur op te krikken.

    Four down, three to go 😓

    Uitgeput fietsen we door. We zijn op de helft nu. Als we in de buurt van de volgende brug komen (die we nog niet kunnen zien) gaat de weg rechtdoor, maar is er rechtsaf al een opgang-achtig fietspad. Ik raadpleeg de kaart en zie dat de aangeraden route rechtdoor is. Een Engelse meid komt langs en vraagt om de richting. Ik wijs naar voren en met Karin volg ik haar. Iets later komen we een helling van een stevige tien procent tegen. Afstappen en lopen maar. Om de hoek zie ik dat de Engelse ook is gaan lopen. Even zwaaien, verstand terug op nul en doorlopen. Gelukkig blijkt dit de kleinste brug tot nu toe en hoeven we niet heel ver. Aan de andere kant afdalen, toch weer een heuveltje op en dan kom ik hem tegen, de man met de hamer.

    Five down, two to go 😫

    Benen als spaghetti. Iedere draai aan de trappers voelt alsof er iemand mijn dijbenen met ijzeren vuisten uitwringt. Ik ben nog nooit zo ver gegaan in de zelfkastijding. Het ontzag voor de masochisten die de Tour de France rijden stijgt met iedere meter. Als we afgedaald zijn tot een dorpje met een verassend grote haven kijk ik Karin smekend aan of het niet tijd is voor lunch. We zien aan de overkant een tentje en doen een poging. Helemaal vol met allemaal van die kutfietsers. Welke gek haalt het nou in zijn hoofd om hier te gaan fietsen? Karin kijkt op maps en vindt wat om de hoek. Moedeloos de fiets op, even kijken en bingo. Ze zijn open en ze hebben een tafel. Diepe zucht van verlichting als de tassen afkomen en ik vertel Karin dat ze maar wat moet bestellen, want ik kan niet meer nadenken. Behalve een Cola, ik lust wel wat fris suikerwater. Voordat we eruit zijn met de bestelling wordt zoals gewoonlijk water met ijs neergezet. Als de serveerster ziet dat ik dat in één teug achteroversla laat ze de kan maar op tafel staan. Lief. Een kwartiertje later worden er twee massale okonomiyaki's op de bakplaat voor onze neus neergelegd, we mogen ze zelf versieren met saus en kruiden (foto 10). Goed schranzen, flink glas Cola en een halve kan ijswater, allemaal onder het genot van de Beatles, doet goed. Even strekken en ik geloof bijna dat ik het weer aankan. Het gaat ook best goed, al merk ik bij de volgende brug dat mijn benen misschien geen pijn meer doen, maar nog wel vrij noedelig zijn. Toch red ik het tot de top.

    Six down, one to go 🥲

    Als we beneden komen zie ik dat het nog 10 kilometer tot de volgende brug is. Ik doe bijna een vreugdedansje, want dat betekent waarschijnlijk dat het de laatste is (we hadden van te voren niet gecheckt hoeveel het er waren). Te vroeg gejuigd want die 10 kilometer is wel door het binnenland van Ōshima (letterlijk "groot eiland") en we moeten vrij snel al een bergpas over. Maar voor nu hebben we even pret. De wind is aangewakkerd tijdens de lunch en heeft de wolken verdreven. In de zon schittert het landschap en heeft de zee een onkenbare diepte van azuurblauw gekregen (foto's 11-13). Landinwaarts is het echter wederom afzien. De pijn is terug en erger. Kaken op elkaar geklemd ervaar ik iedere individuele trap als een Sisyphusaanse beproeving. Grauwend en kreunend bereik ik uiteindelijk de top van de pas. Daar merk ik pas dat Karin niet meer in zicht is. Een paar minuten later komt ook zij afgepeigerd de top op. Ze probeert zich te verontschuldigen dat ik op haar moest wachten, maar stiekem ben ik blij met de rust. Geef ik natuurlijk nooit toe.

    De helling naar beneden is nu wel goddelijk. Bij die bruggen was het iedere keer zo kronkelig dat je steeds in de remmen moest en al je duur verdiende potentiële energie in loze warmte aan de atmosfeer schonk, maar hier is het in één ruk naar beneden. Zoefff. Het duurt nu niet lang meer voordat de laatste brug in beeld komt. En wat een brug. Hallelujah. Zes overspanningen waar iedere keer de Waalbrug bij Zaltbommel in zijn geheel onder zou passen en dan nog wat. In het strijklicht van de late middagzon is het zo'n magnifiek uitzicht dat zelfs het vooruitzicht op de klim ons niet kan ontmoedigen. Onderaan stoppen we voor een foto (nummer 1) en dan gaan we. De klim valt eigenlijk reuze mee, maar de tegenwind op de 4 kilometer lange brug is jammer. Wat niet jammer is zijn de uitzichten (14-16). Na de spaghettivormige afritten (17) komen we er nog iets te laat achter dat we het inleverpunt voor de fietsen al gepasseerd zijn en moeten we de helling waar we net in noodgang vanaf zijn geraced weer opploeteren. Het geeft niet, want het einde is in zicht. We hoeven nu alleen nog maar een dik halfuur naar het treinstation te lopen. Achterlijke plek voor een fietsverhuur.

    All done 😌
    Leggi altro

  • Ninja!

    24 novembre 2023, Giappone ⋅ ☀️ 17 °C

    Na onze slopende fietstocht naar Shikoku toe, nemen we een iets autonomer vervoer om het binnenland van Shikoku te bewonderen: de motorfiets. Ik heb twee weken van te voren al gereserveerd en vandaag is het eindelijk zover. Gelukkig valt het mee met de spierpijn.

    Voordat we gaan nemen we ontbijt bij een cafeetje dat qua styling net zo goed door zou kunnen gaan als de huiskamer van een willekeurige 90-jarige in Nederland, inclusief geur (foto 2). Dat is schijnbaar heel trendy geweest in Japan na de oorlog en ze bestaan nog steeds. Goeie koffie in ieder geval. We besluiten Matsuyama-Jō (het kasteel) voor nu te laten schieten. We zijn te laat opgestaan, moeten de motor nog ophalen en dan nog een pak kopen voor Karin, want die heeft alleen een helm, wat bij de gematigde snelheid in Vietnam voldoende was, maar op een echte motor niet. Misschien hebben we voor het kasteel nog tijd als we de motor terugbrengen op zondag. Na de motor opgehaald te hebben, wat even duurt omdat men van ieder bestaand krasje een uitgebreide notitie moet maken, gaan we shoppen in een grote motorkledingzaak. We vinden stevige leren schoenen, een regenbroek waar je een asfalt glijbaan mee af kan gaan en een mooie leren jas met bescherming op ellebogen, schouders, rug en borst. Karin voelt zich net de Terminator (foto 3).

    Terwijl we Matsuyama doorrijden, wen ik weer aan het motorrijden in een land met verkeersregels. Toch net anders dan gewoon maar rijden waar de ruimte is, al is het nog steeds mogelijk om fluitend alle stilstaande auto's bij een stoplicht voorbij te rollen om vervolgens lekker voor ze uit te brommen, hehe. Aan de verkeerde kant van de weg rijden blijkt ook geen probleem op één keer na, als ik na een stop een verlaten provinciale weg op de automatische piloot met een ruime bocht naar links inrij. Ik merk het pas als er (gelukkig langzaam) een auto op dezelfde weghelft tegemoet komt en Karin panisch aan mijn jas trekt en iets onverstaanbaars roept. Loopt goed af allemaal.

    Op de bergwegen is het mooi rijden. We genieten van de herfstkleuren op de berg en ik probeer me niet te ergeren aan het permanente snelheidslimiet van 50 (al houden zelfs de Japanners zich daar niet aan). De Kawasaki Ninja 400 rijdt als een zonnetje, en maakt een vrolijk snorrend geluid. Wel wat anders dan de 600cc oudoom van dit model met twee keer zo veel cylinders die ik in Nederland heb staan, de schreeuwlelijk. Zo zijn we tegen lunchtijd al in Uchiko.

    Uchiko, heb ik in mijn National Geographic reisgids gelezen, is een prachtig traditioneel stadje (dorp) wat ooit op de kaart is komen te staan vanwege de wasproductie. Tijdens de Edo-periode zal de Shogun hier dus wel zijn kaarsen hebben besteld. Inmiddels is die wasproductie verdwenen omdat men tegenwoordig praktischere lichtbronnen tot zijn beschikking heeft. Maar het is na zijn hoogtijdagen uitstekend bewaard gebleven. We parkeren de motor, wat gratis blijkt te zijn voor onze bescheiden tweewieler, en lopen de dorpsstraat in. Best mooi inderdaad, maar niet fantastisch. Het is ook maar echt één straat. Het hoogtepunt is het huis van de voormalige eigenaar van de wasfabriek met bijbehorende tuin (4, 5). Nadat we het gezien hebben lunchen we in een typisch Japans Italiaans restaurant. Daar serveren ze pasta die zijn oorsprong heeft in de traditionele Italiaanse gerechten, maar een echte Italiaan en zijn moeder een hartverzakking zou bezorgen.

    Dan rest ons een lange rit door de bergen. Ik heb een route uitgezet die door een vallei met mooie herfsttaferelen en over een kale hoogvlakte zou moeten gaan. Op weg naar de vallei beklimmen we een verlaten, steile, smalle en bossige bergpas. De snelheid ligt laag, want je kunt meestal niet zien of er iemand om de hoek aankomt (al gebeurt dat geen enkele keer) en er liggen veel bladeren en dennenaalden op de weg. Pas als we op een recht stuk stoppen voor het uitzicht (6) komen we de eerste tegenligger tegen. In de vallei lijkt het alsof we iets te laat zijn voor die mooie herfsttaferelen. Weinig rood en geel is over. Het is nog steeds mooi, op een stille, afgelegen manier. De bergbeek stort zich over de koude grijze stenen. Kale takken buigen zich zwijgzaam over de oevers. Dennen staan in donkere stilte hun wacht. En soms, soms fonkelt het helrode blad van een Japanse esdoorn tussen de grauwe schemer door.

    Veel tijd om om me heen te kijken heb ik alleen niet, want ik moet me goed concentreren op de weg. De naalden en bladeren zijn hier ook vaak nat, wat het glad maakt. Daarnaast laat het wegdek veel te wensen over. Ik heb ergens beloofd geen grappen over Belgische wegen meer te maken, maar...

    Het begint inmiddels ook koud te worden. In de valleien is al lang geen zon meer en we zitten best hoog voeg daaraan hoge luchtvochtigheid toe en de rijwind snijdt dwars door mijn zomerhandschoenen heen. Als ik erachter kom dat ik de afslag voor de hooglanden heb gemist, ben ik stiekem wat opgelucht. Daar zal het zeker koud zijn geweest en het begint nu ook donker te worden. Terwijl we nog dik twee uur te gaan hebben. Slik. Bij een plaspauze proberen we beide op te warmen. Ik doe mijn regenbroek aan tegen de wind en trek een een extra coltrui over mijn huidige. Na een paar rondjes over de parkeerplaats gejogd te hebben ril ik bijna niet meer. Door. Kou. Rijden. In Tosa moet ik wel vier keer stoppen om de route te checken, omdat de borden misleidend zijn (of meestal gewoon ontbreken) en vervolgens kom ik toch onbedoeld op de tolweg. Godverdomme. Gelukkig blijkt dat die de goede kant op gaat en zo zijn we uiteindelijk nog iets sneller bij onze Ryokan op het puntje van een schiereiland in de Stille Oceaan belandt.

    Het zeer vriendelijke personeel aan de balie raadt een restaurant aan de overkant van de baai aan. Meteen maar terug op de motor, want we verrekken van de honger. Het blijkt een uitstekend restaurant te zijn. Japanse BBQ met de beste saus in de wereld (waarvan ik uiteraard een flesje heb gekocht) en verse lokale vangst uit de zee. De giga-garnalen en wagyu smaken fantastisch, de miso soep loopt over van de umami en de rijst is perfect gekookt en heeft die heerlijke, subtiele smaak die je in Japanse rijst wilt. Het klapstuk is een chotaro (lijkt een beetje op een Sint Jacobsschelp) die nog leeft. Hij probeert Karin te bijten als ze hem oppakt om op de BBQ te leggen en ik krijg medelijden als ik hem zie stuiptrekken in de hitte. Karin legt uit dat dit precies is waarom Japanners「いただきます」("itadakimasu", met een stille 'u') zeggen voor het eten. Daarmee bedank je het leven dat je eet voor het offer dat ze hebben gemaakt om jou te voeden.

    ごちそうさまでした!
    Leggi altro

  • Vogelverschrikkers

    25–26 nov 2023, Giappone ⋅ ⛅ 6 °C

    Tijdens het uitgebreide ontbijt staat Karin erop dat ik nog een bad in de Onsen neem. Onze Ryokan heeft een echt, vulkanisch bad, deze keer met gelig, naar salmiak smakend water. Gisteravond hebben we beiden al een bad genomen en ik kwam er pas achter dat er een buitenbad was toen Karin mij dat vertelde. Niks gezien. Vandaar dat ik in mijn Yukata na het ontbijt mij naar de baden begeef. Ik zie dat de baden voor mannen en vrouwen nu zijn omgewisseld. Dat verklaart waarom ik geen buitenbad zag. Het is buiten inderdaad heerlijk ontspannen omringt door de natuur met je hoofd in de koude ochtendlucht, en je lichaam in het heetste water wat ik tot nu toe heb meegemaakt.

    Als we vertrekken gaan we eerst nog even snel naar een tempel die op een paar honderd meter van de Ryokan ligt (3, 4). Het is een van de achtentachtig tempels van de circulaire bedevaartsroute van Shikoku. Dat raadde mijn boek ook erg aan om te lopen, maar we hebben helaas geen tijd om 1.200 kilometer te voet af te leggen. Deze tempel claimt, zoals zo'n beetje de helft van de tempels op de route, gesticht te zijn door de befaamde monnik Kūkai, die in de 9e eeuw naar China is gereisd en het Boeddhisme naar Shikoku mee heeft teruggenomen. Drukke man is dat geweest, om zoveel tempels te bouwen (om maar niet te spreken van al zijn andere talloze prestaties).

    Daarna gaan we op pad. Na een korte stop bij de Konbini om een extra paar handschoenen te kopen rijden we een stuk langs de oceaankust. Het is perfect rijweer. Een stralende zon die het diepe blauw van de Stille Oceaan in een diamanten kleed veranderd. Dan gaan we de bergen in, heerlijk rijden, rustige wegen en mooi uitzicht. De eerste stop is het ravijn van Ōboke, waar de smaragdgroene wateren van de Yoshino rivier hun baan door de bergen kerven. Beeldschoon uitzicht (5, 6) en een goede plek voor een verrukkelijke hert- en wild zwijnburger met teriyakisaus. Hierna rijden we door de Iya vallei, waar een aantal hangbruggen hangen die ooit alleen van lianen waren gemaakt, maar nu met stalen kabels versterkt zijn. Het verhaal gaat dat een vluchtende oorlogsheer met zijn leger alle bruggen achter zich hebben neergekapt om de achtervolgers te hinderen. Of ze uiteindelijk ontsnapt zijn weet ik niet. Op weg naar de brug beneden komen we door een betoverend bamboebosje (7) en op de betonnen brug die iets hoger ligt hebben we een mooi uitzicht op de constante stroom toeristen die doodsangsten uitstaand de wiebelige brug over schuifelen (8). Zelf gaan we niet, want het is belachelijk om 500 yen te betalen om een brug over te steken en vervolgens 100 meter verderop weer terug te lopen.

    Als we doorrijden richting Tsurugi-san, de hoogste berg van het eiland, zwaait er iemand naar ons. Ik schrik niet, want ik had het al op de kaart zien staan, maar toch een leuke verassing. Iets later staan er nog twee langs de kant van de weg. Als we in het dorp aankomen zijn ze overal. In de velden aan het werk. Wachtend op de bus in een hokje. Slapend langs de weg. Noem het maar op. Zij die net als Karin en ik "James May: Our man in Japan" hebben gezien weten waarschijnlijk al waar we nu zijn: het vogelverschrikkerdorp Nagoro. Ayano Tsukimi was bedroefd dat haar afgelegen bergdorpje steeds verlatener werd en is begonnen met de poppen maken om wat leven in brouwerij te houden. Inmiddels lijken het er meer dan het dorp ooit aan inwoners heeft gezien. Honderden vogelverschrikkers staan op iedere stoep, bij ieder huis en vooral in de verder verlaten basisschool (foto's 1, 9, 11, 12, 13, 15 en filmpje). Het is tegelijkertijd grappig, droevig en een klein beetje angstaanjagend.

    Na langs Tsurugi-san te zijn gereden en besloten hebbend dat we maar niet de kabelbaan halverwege de berg op hebben genomen komen we in een kille vallei. De zon is hier vroeg verdwenen vanwege de hoge bergen in het westen. Karin heeft het koud, dus ik zet er een beetje de vaart in. Een noot over bestuurders in Japan: ze rijden een beetje als oude vrouwtjes, bijna tot stilstand komen om om een geparkeerde auto heen te rijden enzovoorts. Ze zijn daarentegen ook heel sociaal, ik maak regelmatig mee dat auto's en busjes even vertragen en langs de kant van de weg rijden zodat ik er makkelijk langs kan. Inmiddels is het smalle bergweggetje vol blinde bochten ook veranderd in een brede tweebaansweg (die af en toe alsnog zonder waarschuwing weer even smal en bochtig wordt). Zo zit de vaart er goed in en komen we in de schemering aan in het mooiste straatje van Mima (16, 17). Onze gastvrouw is boodschappen doen als we aankomen, maar haar kinderen laten ons binnen en gaan snel terug naar hun videospelletjes (World of Tanks volgens mij). We bieden ze een mandarijntje aan en doden de tijd door te lezen en schrijven. De gastvrouw heeft bij terugkomst een fikse coupon voor ons waardoor het chique Italiaanse restaurant om de hoek opeens best betaalbaar is. Smaakt totaal niet Italiaans (behalve de Parmaham), maar wel lekker Japans.

    Zondagochtend nemen we de kortste leuke route terug naar Matsuyama. Daardoor komen we weer door de Ōboke vallei, waar we op dezelfde plek als waar we gisteren hebben geluncht even een koffie uit de automaat trekken. We raken aan de praat met wat Japanse motorrijders die allebei dikke choppers hebben. Ze klagen, net als Karin, over de kou. Ik vind het vreemd genoeg goed uit te houden. Later stoppen we bij een rustplek langs de weg voor udon en er hangt een gezellig sfeertje met allemaal oude lui uit de omgeving. Heel dorps. Lekkere en goedkope udon hier.

    Als we vertrekken check ik mijn brandstof, nog twee streepjes, zat dus, maar alvast opletten voor benzine. Een halfuur later is het er nog maar één en we zijn nog steeds geen pomp tegengekomen. Hmm. Iets later, in een dorpje zien we een pomp, maar hij is dicht. Afgezet met touwtjes. Pff, door dan maar en hopen dat we snel wat tegenkomen. Als het laatste streepje begint te knipperen stop ik even om op de kaart te kijken, er moet toch een pomp in de buurt zijn? Is er ook, best veel zelfs, maar ze zijn allemaal dicht op zondag... Niet te geloven. In een stadje, zo'n 15 kilometer terug zijn er twee. Misschien heeft maps het fout dat ze allebei dicht zijn? Hopend het stadje binnenrijdend hoor ik dat de motor begint tegen te sputteren, maar helaas heeft maps het bij het juiste eind. Stilstaand bij een gesloten pomp belt Karin het verhuurbedrijf om te vragen of ze lid zijn van de wegenwacht. Dat zijn ze en nog een telefoontje later is er iemand op weg. Voelt toch stom om de wegenwacht te bellen voor brandstof terwijl je naast een verdomde benzinepomp staat. In de tussentijd gaan we naar de Konbini, die natuurlijk wel open is, en halen we wat snacks. De wegenwacht is uiteindelijk nog sneller dan verwacht en na een klein uurtje stilstaan kunnen we weer op pad. Het is nu wel te laat om nog het kasteel in Matsuyama te bezoeken, maar gelukkig gaan we volgende week naar Himeji.

    We krijgen nog een spectaculaire zonsondergang voorgeschoteld als we uit de bergen afdalen richting Matsuyama en de motor retour brengen gaat zonder problemen, ze hebben geen nieuwe krasjes ontdekt. We krijgen zelfs een lift naar het station. Dan is het dik 2 uur in de snelwegbus naar ons appartement in Takamatsu, aan de andere kant van Shikoku. Daar ploffen we tegen elfen uitgeput neer. Mooi weekend was het.
    Leggi altro

  • Ritsurin-Koen

    28 novembre 2023, Giappone ⋅ 🌬 15 °C

    We verblijven een paar dagen in Takamatsu om rustig te werken voordat we doorgaan naar het hart van Japan. Er zijn hier precies twee dingen de moeite waard: de udon en het park: Ritsurin-Koen. Dinsdagochtend besluit ik die tweede maar te bezoeken. Paar honderd yen entree heb ik voor een park niet eerder gezien, maar prima. Dit schijnt ook wel een van de beste parken van Japan te zijn. Hij wordt vaak vergeleken met de grote drie in Kanazawa, Okayama en Mito respectievelijk.

    Het valt meteen al in de smaak met mooi gecultiveerde Japanse dennen (foto 1). Dat is ook verreweg de meest voorkomende soort in het park. Ik stap aan het begin nog even een soort museumpje in, die ingaat op de geschiedenis van udon in Kagawa-ken, de provincie op Shikoku waarvan Takamatsu de hoofdstad is, en hoe het de nummer één udon-producent van Japan is. Natuurlijk is er weer een vergezochte claim dat de alleskunnende monnik Kūkai udon uit China naar Shikoku heeft gebracht. Op de bovenverdieping is een verzameling meubilair van een Japans-Amerikaanse meubelmaker (foto 3). Mooi werk. Hierna kom ik de beroemdste boom van het park tegen. Een stevige, wijd uitwaaiende den van nog geen twee meter hoog. Een uit de kluiten gewassen Bonsai, kun je rustig zeggen. Het zou de vorm van een opstijgende kraanvogel moeten hebben, wat ik niet helemaal zie, maar de boom is desalniettemin prachtig (foto's 4 en 5). Verder loop ik wel twee uur door het park te slenteren, te genieten van de variëteit aan uitzichten, paadjes, herfstkleuren, steenarrangementen en natuurlijk kooikarpers. Blader zelf maar door de foto's, ik ga er niet meer over vertellen. Ik sluit af met een bezoekje aan een verstopt dakpannenmuseumpje (foto 20). En loop dan naar een postkantoor om in mijn beste Japans twee dozen te bestellen om de motorhelmen en wat andere zooi alvast terug naar huis te sturen. Later blijkt dat genoeg ruimte te besparen dat ik mijn kleine koffer in mijn grote kan stoppen en de kapotte middelgrote kan weggooien. In één keer van 3 naar 1 koffer meezeulen gegaan. Tsjakka.
    Leggi altro

  • De Witte Reiger

    30 novembre 2023, Giappone ⋅ ⛅ 11 °C

    Voordat we naar Ōsaka en Kyōto gaan, hebben we nog één omweg te maken: Himeji. Er is één reden om naar Himeji te gaan en dat is het kasteel: Himeji-Jō, bijgenaamd "Witte Reiger" vanwege, euh, de kleur. Het is het voornaamste en grootste overlevende (en niet herbouwde) kasteel in Japan.

    In 1333 werd het eerste fort op deze heuveltop gebouwd, maar de huidige versie stamt uit 1601-1609, het begin van de Edo-periode. Nu ik me tijdens het schrijven iets meer inlees in de geschiedenis, merk ik pas wat een wonder het is dat dit kasteel nog staat: In de Meiji restoratie, het eind van de Edo periode en de heerschappij van de Tokugawa Shoguns, zijn veel van Japans kastelen afgefikt of gesloopt. Himeji stond ook op de agende, maar vanwege de lobbyvaardigheden van kolonel Nakamura Shigeto is het gespaard gebleven. Inmiddels is er een standbeeld in het complex aan hem gewijd. Later, in 1871, werd het kasteel ter veiling aangeboden. De tijd van oorlogsheren was immers voorbij. Een lokale bewoner kocht het voor een idiot lage (met inflatie gecorrigeerde) 2.000 euro. Zijn plan was om het kasteel plat te gooien en er woningen te bouwen, maar de sloopkosten waren te hoog. Weer gespaard. In de Tweede Wereldoorlog hebben de Amerikanen, het zal ook eens niet, Himeji stevig platgebombardeerd. Van het centrum rondom het kasteel is bijna alles in vlammen opgegaan, maar, wonder boven wonder, het kasteel is gespaard gebleven. Er was één brandbom ingeslagen op de bovenste verdieping, maar die is niet ontploft. Uiteindelijk is er in 1995 wijdverspreide destructie aangebracht in de stad door een aardbeving, maar wederom viel het kasteel niet te krenken, zelfs de fles Sake in het altaar op de bovenste verdieping stond nog. Knap staaltje vakmanschap.

    Het complex is zo'n 233 hectare groot en bestaat uit meerdere lagen aan muren. Als we ons richting de centrale donjon bewegen, kronkelen we daarnaast als een idioot op een neer en passeren we minstens 5 stevige, met ijzer beslagen poorten. Ook in de centrale donjon, waar natuurlijk onze schoenen uit moeten, sta ik te kijken van hoe defensief alles is ingericht. Als je van een afstandje de stralend witte muren en witte voegen tussen de dakpannen tot een luchtig en elegant gehaal ziet komen, sta je er niet bij stil dat het in feite gewoon een fort is. Er wordt op de informatiebordjes in het fort nadruk gelegd op de twee centrale steunpilaren. De oostelijke paal is één enkele boom die van de kelder tot de vijfde verdieping rijst en rond is. De westerlijke bestaat uit twee vierkante stukken die halverwege met een ongetwijfeld idioot complexe houtverbinding aan elkaar zijn gekoppeld. Hier en daar zijn ijzeren beugels aangebracht ter versteviging. Zelfs voor een meter dikke boom is een kasteel nog best veel om te dragen.

    Omdat het een tijdje heeft geduurd voordat we in Himeji waren, komen we tegen sluitingstijd pas weer beneden. Geen tijd meer om de overdekte hal in de lagere vesting te bezoeken, maar wel nog voor de naastgelegen tuinen. Wordt vervolgd...
    Leggi altro

  • Kōko-en

    30 novembre 2023, Giappone ⋅ 🌙 9 °C

    Na het bezoek aan het kasteel in Himeji begeven we ons in de schemering naar de naastgelegen tuin. Deze is inbegrepen in ons combi-ticket en is ook 's avonds open. Kōko-en is in 1992 aangelegd rondom het landhuis van een voormalige heerser van Himeji om het 100-jarige bestaan van de gemeente te vieren.

    Deze tuin, of liever tuinen, zijn heel anders dan Ritsurin-Koen in Takamatsu, waar ik de dinsdag hiervoor ben geweest. Waar dat een uitgestrekt park met grote gazonnen en talloze dennen was, is dit een compacte, knusse serie aan tuinen. Het zijn er negen in totaal. We beginnen in de tuin rondom het landhuis can de heer (foto's 1 t/m 6). Dit is een werkelijk beeldige tuin met een behoorlijke vijver vol Koi, een uitstekende collectie knalrode Japanse esdoorns in hun volle herfstglorie, een mooie overdekte houten brug en natuurlijk watervallen. In het landhuis zelf is tegenwoordig een restaurant, waar inmiddels een flinke rij staat te wachten. Aan het eind van deze tuin staat een soort suppoost die ons vriendelijk aanspreekt als we even op de plattegrond kijken. Hij adviseert rustig door alle tuinen te wandelen, zodat we in het donker in de laatste tuin aankomen. Die van de heuvel en het meer. Daar zouden we dan het kasteel verlicht in het donker boven de bomen kunnen aanschouwen. Klinkt goed, dus we drentelen rustig door.

    Na door de bloementuin, waar op de laatste novemberdag natuurlijk geen bloem bloeit, te zijn gewandeld en langs wat buitenmuren te hebben gelopen die met hun vuurkorven doen denken aan het decor voor een Samurai film, of aan een bepaald Japans level uit een James Bond spel (Nightfire) dat ik ooit heb gespeeld, komen we in de vlakke landschapstuin (foto 7). Misschien is dit wel de fijnste tuin waar ik tot nu toe ben geweest. De tuin van het huis van de heer was misschien een toonbeeld van hoe een Japanse tuin zou moeten zijn en Ritsurin-Koen misschien een spektakel van ruimte en kunstig gevormde bomen, maar deze tuin heeft een intimiteit die de rest ontbreekt. Het zachte kabbelen van het beekje dat door het midden stroomt en het andere perspectief op dezelfde bomen dat door iedere kronkel in het pad wordt gecreëerd brengt een intense rust.

    De tuin van zomerbomen is zoals te verwachten niet op zijn uitbundigst, maar toch een fijn aanzicht. De tuin van dennen is mooi, maar brengt niet veel nieuws. Als we dan in de tuin van de heuvel en het meer komen zien we dat er een heel productieteam bezig is camera's en lampen neer te zetten. In het kasteel zagen we ook al behoorlijk wat voorbereidingen. Schijnbaar is er een lichtfestival wat binnenkort begint en ze lijken wat goeie promoshots te willen halen. We kunnen het kasteel hier inderdaad zien, maar zo donker is het nog niet dus we lopen nog even de bamboetuin in en besluiten dan toch maar nog een rondje door de hele tuin te doen. We zijn vooral benieuwd hoe de tuin van het huis van de heer er verlicht uitziet. Het antwoord is goed (foto's 8, 9 en 10).

    Als we weer bij de heuvel en het meer komen, hebben we inderdaad een mooi plaatje van het verlichte kasteel boven de bomen uit (foto 12). De tuinen verlaten hebbende zien we dat de buitenmuren ook gaaf verlicht zijn (13), bijzondere combinatie tussen traditionele architectuur met een futuristische aanblik.

    De dagtrip naar Himeji heeft zeker niet teleurgesteld. Het kasteel was volledig naar verwachting compleet de moeite waard en de tuin was een dikke vette kers erbovenop.
    Leggi altro

  • Nog een kasteel!

    1 dicembre 2023, Giappone ⋅ ☀️ 10 °C

    We vertrekken 's ochtends netjes op checkouttijd uit Himeji en pakken na een donutvormig ontbijt de trein naar de tweede stad van Japan (officieel de derde, maar iedereen vind Yokohama gewoon een satelliet van Tokyo), Osaka. Ik heb met onze Aikido-beoefende host geregeld dat we vast onze koffers kunnen droppen en door de met schattige konijntjes versierde borden vinden we het verblijf makkelijk. Daarna zoekt Karin een café op om het zoveelste seminar online bij te wonen. Ik ga ondertussen een stuk lopen naar waarschijnlijk het op één na bekendste kasteel van Japan: Osaka-jō.

    De huidige centrale donjon is een betonnen reproductie uit 1931 en daarmee is het misschien niet zo'n mooi historisch exemplaar als die in Himeji, maar dat wordt goedgemaakt door de rijke historie die dit kasteel heeft meegemaakt en de belangrijke rol die het heeft gespeeld in de unificatie van Japan. Dus, voor de liefhebbers, tijd voor nog een geschiedenislesje!

    De 15e en 16e eeuw waren een rommeltje in Japan. Er was bijna constant conflict tussen de honderden Daimyo (lokale potentaten). Officieel zworen ze allemaal trouw aan de keizer, maar die was inmiddels niet veel meer dan een ceremoniëel boegbeeld en delegeerde macht aan de Shogun, de militaire machtshebber. De Ashikaga Shoguns hadden echter al lang geen echte macht meer over de Daimyo, zeker niet degene die wat verder van de hoofdstad, Kyoto, verwijderd waren. In de 1560er jaren zag een van de Daimyo, Oda Nobunaga, zijn kans schoon en begon één voor één zijn buren onder de duim te brengen. Met verbluffende effectiviteit werkte hij zich binnen enkele decennia naar een positie als de de-facto machtshebber in centraal Japan, hierdoor wordt hij gezien als de eerste van de drie grote verenigers van Japan. Toen hij echter omkwam in een aanslag in een tempel in Kyoto was het even knijpen of het hele land zichzelf niet opnieuw in chaos zou storten, maar zijn voornaamste generaal, Toyotomi Hideyoshi sprong snel in het machtsvacuum en zette de missie om Japan te verenigen voort. Dit lukte en hiermee is hij de tweede grote vereniger. Bijzonder aan Hideyoshi is dat hij van boerenafkomst was. Hij heeft zich door hard werken en de juiste hielen te likken omhoog gewerkt van een simpele bediende in het huishouden van Nobunaga tot opperbevelhebber in Japan. Not bad.

    Eén van de prestaties waarmee Hideyoshi zich in goed licht stelde en wat in het museumkasteel erg benadrukt wordt is bij de renovaties van Nobunaga's kasteel. Die liepen maar uit, verschillende projectleiders erdoorheen gesleten en maar geen vooruitgang. Het zal ook eens niet met grootschalige infrastructuur- of bouwprojecten. Pas toen Hideyoshi de leiding op zich nam en de werknemers in teams tegen elkaar op zette om ze te motiveren was het opeens in drie dagen allemaal gedaan, zo gaat het verhaal. Dit sluit natuurlijk mooi aan bij de bouw van het kasteel in Osaka, dat in opdracht van Hideyoshi begon in 1583. Het was in eerste instantie gebaseerd op het kasteel van Nobunaga, maar groter en beter in ieder opzicht. Hogere torens, dikkere muren en meer bladgoud om mee te swaggeren. In 1597 was het eindelijk af en een jaar later viel Hideyoshi dood neer. Het kasteel ging over naar zijn zoon en benoemde erfgenaam Hideyori. Er was echter een andere generaal die onder Nobunaga had gediend en was uitgegroeid tot Hideyoshi's rechterhand: Tokugawa Iëyasu.

    Iëyasu diende in eerste instantie in de raad die Hideyori moest begeleiden tot die op leeftijd was, maar had meer op het oog. Na nog een reeks oorlogen en politiek gemanoeuvreer kwam hij aan de top. Dit werd gevolgd door een aanval op Hideyoshi, omdat dat de enige was die de legitimiteit van zijn heerschappij kon ondermijnen en in 1614 was er een slag in Osaka. Het kasteel hield echter en een jaar later kwam Iëyasu er pas doorheen met een tweede aanval. Kasteel is afgefikt, Hideyori heeft sepukku gepleegd en Iëyasu heeft het Tokugawa Shogunaat opgezet dat tweehonderd jaar lang heerschappij over een vreedzaam Japan zal houden in wat later bekend zal staan als de Edo-periode. Daarmee is hij de derde grote vereniger.

    Voor het kasteel is het echter nog niet afgelopen. Iëyasu's erfgenaam en de tweede Tokugawa Shogun, Hidetada, begint de reconstructie. Het oude kasteel wordt compleet begraven onder het nieuwe. Voor de bouw zette hij de Daimyo uit de omgeving in en die hebben op de flinke granieten blokken die ze voor de muren hebben geleverd hun namen achtergelaten. Sommige van deze blokken zijn werkelijk gigantisch (foto 7, rechts) en wegen wel 150 ton. Hierna is het kasteel een paar keer gedeeltelijk afgebrand door bliksem en weer opgebouwd in meer of mindere mate, tot het in de Meiji Restoratie, die een eind bracht aan het Tokugawa Shogunaat, in 1868 affikte tijdens een belegering van de keizerlijke loyalisten. Daarna werdt het gebruikt als militaire basis en arsenaal en is in 1931 die betonnen reconstructie van de centrale donjon uitgevoerd. In de Tweede Wereldoorlog hebben de Amerikanen het uiteraard flink gebombardeerd (het was ook een arsenaal), maar na de reconstructie van 1995 ziet het er als het goed is weer net zo mooi uit als in de Edo-periode. Van de buitenkant dan, de binnenkant is een modern museum met liften.
    Leggi altro

  • Kuïdaore!

    1 dicembre 2023, Giappone ⋅ ☀️ 11 °C

    Osaka bruist. Hier is een stad die met volle overtuiging en vooral zonder schaamte het moderne, metropolitaine leven omarmt. Waar Japanners bekend staan om terughoudendheid en beleefdheid, staan Osakanen erom bekend dat ze uitgesproken, gewaagd, hartelijk en slim in zaken zijn. Dat ze van eten houden uit zich in de statistieken, die uitwijzen dat ze meer dan ieder ander in Japan aan eten uitgeven, maar vooral aan de lijfspreuk: 食い倒れ (Kuïdaore), wat je kunt vertalen als "eten tot je erbij neervalt".

    Na het kasteel pak ik de metro naar Namba. Hier is een doolhof van overdekte winkelstraten ter grootte van een kleine stad dat onder andere de Dotonbori bevat, een kanaal dat aan weerszijden wordt geflankeerd door een duizelingwekkend assortiment aan billboards, lichten en reusachtige mascottes (foto 4). Ik haal een bak Takoyaki (gebakken deegballetjes met een stuk octopus erin) en dwaal een tijdje rond, mijzelf vermakend me met de extravagante displays boven de winkels die allemaal proberen nog nét iets meer de aandacht te trekken dan hun buren. Dit leidt tot een wapenwedloop aan kleuren, lampen, uitroeptekens en kortingen. De meest in het oog springende etablissementen zijn gokhuizen waar verloren zielen zich aan de eenarmige bandiet of de pachinko-kast kluisteren. Officieel is gokken om geld illegaal in Japan, maar een maas in de wet staat toe dat men gewonnen pachinko-balletjes inwisselt voor speciale tokens die men bij een "onafhankelijke" inkoper kan verkopen. Gokken met extra stappen dus. Andere bijzondere locaties, zoals "No. 1 Dandy Osaka" adverteren met flink opgemaakte jonge mannen die je tegen betaling een avond mee op date kunt nemen.

    Als Karin zich weer bij mij voegt heeft ze mijn wollen trui bij. Daar was een gat in gekomen en ik heb in een luxe warenhuis een kledingmaker gevonden. Misschien kan die het even snel dichtstoppen. Dat blijkt behoorlijk prijzig te zijn, dus ik koop een paar verdiepingen hoger in de 100 yen-winkel (waar alles dus zo'n 65 cent kost) een paar naalden en wat groenig garen. Dat zal ik de komende week in Kyoto zelf proberen te fixen (is gelukt, maar kostte me uiteindelijk ruim 5 uur, zo duur was die kledingmaker misschien toch niet). Hierna gaan we op een streetfood-spree. We proberen wagyu-sushi die werkelijk smelt op je tong, stappen een izakaya binnen voor wat kushikatsu (gefrituurde van alles op een stokje) en landen uiteindelijk een "Koreaans geïnspireerde" Chinese noedeltent, klinkt interessant, maar het blijkt een keten te zijn en ze serveren ons werkelijk het slechtste eten dat ik in hele lange tijd voorgeschoteld heb gekregen. Slappe noedels verdronken in dikke, kleffe, karakterloze, zoete saus. Fuck you, Mr. Paik.

    Hierna gaan we naar het Osaka's zakendistrict, Umeda. Hier is het Umeda Sky Building, dat een heel goed observatiedek zou moeten hebben. Dat observatiedek is een platform met een cirkelvormig gat dat twee torens overbrugt en de verlichting met de weerspiegeling in de ramen van de torens geeft een ufo-achtige uitstraling (foto 7). 30 verdiepingen omhoog met de snellift en dan een zwevende roltrap in naar het centrale dek (2e filmpje). Daar lopen we wat rond, maar het wordt pas echt spectaculair als we de trap naar het dak beklimmen. Daar is een rond, glow-in-the-dark voetpad (foto 9) waar je aan alle kanten het nachtlandschap van de stad kunt aanschouwen (10 en 11). Vet.

    Op de terugweg naar ons appartement stoppen we natuurlijk even in de foodcourt bij het metrostation van Umeda om van wat dumplings en een gin tonic te genieten en dan kunnen we neervallen in onze tatami-kamer die een aparte nis heeft voor een katana.
    Leggi altro

  • Watertunnels en dwaalgangen

    2 dicembre 2023, Giappone ⋅ ☀️ 11 °C

    Karin en ik besluiten zaterdag een bezoek te plegen aan wat, toen het in 1990 opende, het grootste aquarium ter wereld was: Kaiyukan. Ergens voelt het wel gemeen, naar beesten kijken die in een te klein hok zijn opgesloten, maar ze lijken het hier best naar hun zin te hebben. De zeehonden knuffelen elkaar en duikelen lenig door de dieptes van hun tank en de dolfijnen vinden het vooral leuk om de schoonmakers lastig te vallen (filmpje 2). Van andere diersoorten vindt ik de gemoedstoestand moeilijker in te schatten.

    De hoofdattractie zijn de twee walvishaairn in een gigantische tank die ruim 3 verdiepingen midden in het gebouw opneemt. Deze zou de open dieptes van de Stille Oceaan moeten nabootsen en bevat vele soorten haaien, roggen en andere vissen (1). Het pad kronkelt in een spiraal om de tank naar beneden zodat je langzaam naar de zeebodem afdaalt. We hebben het geluk dat het net voedertijd is en twee mannen in duikpakken gooien emmers kril in de weidopengesperde monden van de walvishaaien. Dit moeten ze met een hand doen, want met de ander moeten ze zichzelf van de haaien af blijven duwen, anders worden ze meegesleurd in de zuiging die de haai creëert door zijn muil te openen. Ziet er best eng uit. Een paar rondjes later komen we bij de bodem aan en moeten we lachen om een duiker die als Kerstman verkleed naar de kinderen zwaait (3).

    Na afloop staat de zon prachtig laag over de baai (4). We besluiten hier de broodjes die we die ochtend bij de beste bakker van Osaka hebben gehaald te nuttigen. Hoe weten we dat dit de beste is? Onze Aikido-beoefenende host claimt 500 (!) bakkerijen uitgeprobeerd te hebben en dit is de beste. Hij heeft ook een dikke dossiermap op tafel liggen met zijn persoonlijk beoordeelde aanbevelingen voor alle categorieën aan restaurants. Een Osaka-waardige foodie. Wachtend op de trein kan ik het niet laten om nog wat plaatjes te schieten van het diep gouden licht dat over het spoor naar binnen rolt (5, 6) en dan gaan we naar Umeda om een middelbare schoolvriendin van Karin op te zoeken.

    Met Nakatsukasa slenteren we door het enorme warnet in het hart van Umeda. Er zijn wel 5 verschillende stations met een werkelijk doolhof van ondergondse passages en bruggen met elkaar verbonden. Deze sluiten aan op nog twee keer zoveel winkelcentra die soms tot wel acht verdiepingen hoog en 3 verdiepingen diep in het netwerk doordrongen zijn. Karin wilt graag naar een historische smoothiebar, maar zelfs Nakatsukasa, die hier al een paar jaar woont, heeft moeite de weg te vinden. Uiteindelijk geeft Karin haar telefoon aan mij en na wat gepuzzel vinden we de verborgen schat: lekkere smoothies. Na ook de grootste boekenwinkel van Japan te hebben bezocht gaan we naar de 8e verdieping van een van de winkelcentra die tjokvol restaurants zit. We eten gegrilde paling met rijst (7), wat erg populair is in Osaka (onze host heeft wel 10 verschillende aanbevelingen voor palingrestaurants in zijn dossier, maar die zijn allemaal in de buurt van ons verblijf). Smaakt erg goed en de sansho (soort Japanse groene peper die wel wat wegheeft vancitroengras) is er zo lekker bij dat ik die later deze week een zakje koop in Kyoto.
    Leggi altro

  • Kyōto

    3 dicembre 2023, Giappone ⋅ ⛅ 12 °C

    We vertrekken vroeg uit Ōsaka. Nog even langs de super voor ontbijt en dan pakken we de trein naar de oude hoofdstad. Niet de Shinkansen, want die stopt niet op Ōsaka, maar op Shin-Ōsaka en dat is wat verder uit het centrum. Bovendien is het zelfs met een gewone sneltrein nog geen uur reizen.

    Kyōto (betekent letterlijk "hoofdstad") is in 794 gesticht als nieuwe hoofdstad door keizer Kanmu. Die wilde aan de toenemende macht van de grote Boeddhistische tempels in de oude hoofdstad, Nara, ontsnappen. De Heian periode die volgde en tot 1185 duurde wordt gezien als het hoogtepunt van keizerlijke macht. De eeuwen daarna zwakte die af totdat Tokugawa Ieyasu uiteindelijk de macht greep en het Tokugawa Shogunaat opzette. Die regeerde de komende 200 jaar vanuit Edo, wat dus de de-facto hoofdstad was. Officieel werd het dat pas toen, na de restoratie van keizerlijke macht, keizer Meiji in 1869 het keizerlijke hof ook naar Edo verplaatste en het hernoemde naar Tōkyō (letterlijk "oostelijke hoofdstad"). Kyōto wordt echter vandaag de dag nog steeds gezien als de culturele hoofdstad van Japan vanwege de rijke geschiedenis. De stad is ook relatief goed gespaard gebleven in de bombardementen van de Tweede Wereldoorlog.

    De rijke geschiedenis toont zich niet in het moderne stationsgebouw (2), maar dat doet er niet aan onder. We dumpen onze koffers bij een opslaglocatie in het station en beginnen aan ons rondje centraal Kyōto. Ik heb werkelijk een heel bos aan groene vlaggetjes in mijn Google Maps geplant om bij te houden waar ik allemaal heen wil. Dat mijn reisgids een heel hoofdstuk aan Kyto besteed, terwijl een stad als Ōsaka gedelegeerd is tot enkele pagina's zegt genoeg. Eerst eten we nog een Matcha-parfait met mochi-balletjes (3) en dan gaan we naar de eerste tempel.

    Higashi Hongan-ji (lett. "oostelijke tempel van de oorspronkelijke eed", foto 4-7) is de thuistempel van één van de twee takken van Jōdo Shinshū. Dat is een boeddhistische sekte die populariteit vergaarde door mensen te beloven dat ze verlichting konden bereiken door simpelweg de mantra "Namu Amida Butsu" te herhalen. Tokugawa Ieyasu (ja, alweer) is verantwoordelijk voor de versplintering van de sekte, hij zette twee erfgenamen tegen elkaar op, omdat hij de macht van de sekte wilde verminderen en schonk een nieuwe tempel aan de tweede erfgenaam, die een paar honderd meter naar het westen ligt. Of het versplinteren van de macht effectief is geweest vraag ik me af als ik de rijk met goud versierde interieuren van de twee gigantische centrale hallen zie (8, 9).

    Hierna lopen we door naar die andere tempel, Nishi Hongan-ji (driemaal raden wat dat betekent), die iets minder groot is, maar wel een mooie, grote ginkgo met knalgele bladeren heeft (10). Daarna is het wat verder lopen naar Tōji (lett. "oostelijke tempel", foto 10 en 11), een van de twee oorspronkelijke tempels waar bij de stichting van Kyōto plaats voor is gemaakt. De westelijke zuster-tempel bestaat niet meer. Hier staan in een hal wat tekeningen tentoongesteld, waaronder een gigantische inkttekening van het drakenpaar "A-Un" (helaas geen foto). Als we vertrekken zie ik een blauwe reiger voor de grote pagoda de wacht houden (12).

    We hebben nog daglicht over, dus pakken we de bus naar het noordoosten van het centrum, waar de Takano-rivier in de Kamo stroomt. Hier is Shimogamo-jinja , die de stichting van Kyōto met een paar honderd jaar voorgaat (1, 14-17) en een van de oudste Shinto-heiligdommen in Japan is. Voordat we er zijn lopen we door een stukje bos, waarvan ik heb gelezen dat het vergelijkbaar is met hoe de omgeving eruit zou hebben gezien voor de stichting van de stad. Mooi herfstig dus. Bij de ingang van de Jinja kijken we bij een marktkraam die sake verkoopt. We (Karin) raken aan de praat met de verkoopster die ons wat proefglaasjes aanbiedt. Erg lekker, maar we hebben geen ruimte in de koffers voor grote flessen. Aan het eind van ons bezoek blijf ik nog even kijken bij een andere inkttekening van een draak (18) en terwijl ik daar sta stapt de kunstenaar op mij af. Hij vertelt dat hij het eerder die dag in een half uur heeft getekent in een live-performance. Niet slecht. Teruglopend door het bos worden we geflankeerd door talloze lampjes wat het geheel een sprookjesachtige sfeer geeft (19).
    Leggi altro

  • Inari

    4 dicembre 2023, Giappone ⋅ ☀️ 10 °C

    Maandagochtend besluit ik de berg Inari te beklimmen. Ons appartement licht aan de voet van de berg, naast twee stations (verschillende spoorwegbedrijven) en Fushimi Inari-Taisha, het belangrijkste heiligdom geweid aan Inari. Inari is een van de voornaamste Kami (Shinto god), en wordt geassocieerd met vossen, vruchtbaarheid, rijst, thee, sake en welvaart in het algemeen. Vooral vanwege dat laatste hebben veel Japanse bedrijven Torii gedoneerd om op de berg te zetten. Door de oranje gangen die de inmiddels 10.000 (!) Torii vormen is het een van Kyōto's meest populaire toeristische attracties geworden. Vooral voor Insta-girls.

    Bij de ingang van de jinja zie ik meteen al een beeld van een vos met met een bos rijst in zijn mond (2), een prominent symbool voor Inari dat nog vaak terug zal komen. Het is druk. En in de met Torii overdekte eerste paden naar boven is het werkelijk achter de andere toeristen aan schuifelen (4, 5). Ik krijg er al snel de pest in en besluit bij de eerste gelegenheid een zijpad het bos in te nemen. Meteen uitgestorven. Ik loop door een bamboebos en kom wat van de kleinere sub-jinja die over de hele berg verspreid zijn (5-8). Ik heb op mijn hiking-app een route gevonden waarbij ik wat hoger weer bij de hoofdpaden kom en het is nu rustig genoeg om gewoon te kunnen wandelen (maar nog steeds best druk). Iets hoger is een mooi uitzicht over de stad (10) en op weg naar de top kom ik allerlei prachtige heiligdommen tegen (11-14). Het begint ook steeds rustiger te worden, schijnbaar hebben de meeste toeristen geen zin om 1,5 uur een berg op te lopen. Ik wel en ik ren bijna met twee treden tegelijk de paden op. Zo kom ik eindelijk een goed foto-moment tegen (15). Vanaf de top is er een andere route naar beneden en ik zie dat op de achterkanten van de Torii de namen van de donateurs staan (16, 17).

    Beneden aangekomen merk ik dat ik nog wel tijd heb om ook naar Tōfuku-ji te gaan. Een grote, Zen-Boeddhistische tempel in de buurt. Er is een indrukwekkende poort (18) waar je alleen omheen mag lopen en de centrale hal (19) is wederom een prachtige houtconstructie. Natuurlijk mag ook de bijbehorende Zen-tuin met geharkt grind niet ontbreken (20).
    Leggi altro

  • Ziek

    6–8 dic 2023, Giappone ⋅ ☀️ 10 °C

    Woensdagochtend wordt ik wakker met verstopte luchtwegen, fikse hoofdpijn en een allesoverheersend lam gevoel. Nee, geen kater. Griep, Covid, of een hele nare verkoudheid, geen idee, maar maakt ook niet uit. Ik heb die avond een belangrijke demo met een klant die, om de woorden die een componist ooit over Tom heeft uitgesproken te lenen, "enigmatisch in zijn bereikbaarheid" is. Die wil ik dus echt niet missen en met een betonnen hoofd ga ik toch maar aan het werk om de laatste voorbereidingen te treffen. De demo is uiteindelijk een groot succes.

    De volgende dag heeft Karin het ook te pakken. Dit zou onze tweede dag samen Kyōto ontdekken zijn, maar dat zit er dus niet echt in. 's Middags voelen we ons beiden dapper genoeg om het op een wandeling door het park te wagen. We pakken de metro naar het voormalige keizerlijk paleis. Het hele ommuurde gebied is tegenwoordig een uitgestrekt park in het hart van Kyōto, vroeger stonden hier de huizen van hooggeplaatste functionarissen en andere elites. Het paleis zelf is een ommuurd complex in het ommuurde park in de stad. Zoals gewend van Japan, zien we veel vakwerk met zware balken, stevige daken en lichte schuifdeuren met rijstpapier. Er is een ceremoniële zaal waar de keizers gekroond werden (foto 1), er is een bijgebouwdje waar een of ander keizerlijk relikwie wprdt gehuisvest (2) en een alleraardigste tuin (3-5).

    Ondanks dat ik er als een zombie bijloop beloof ik Karin nog over de Nishiki markt te lopen (6). Mijn boek heeft deze overdekte arcade aangeraden als dé plek om alle lekkernijen van Kyōto te bewonderen: gepekelde zuurtjes, gebraden stukjes vlees, kruidenwinkeltjes waar een sample ons (zelfs met verstopte neus) zo doet genieten van rijst met wat kruiden erop dat we een zakje kopen, viswinkels, mochi en nog fermenterende groenten (7). Daarna is het huiswaarts aan, waar we een simpele, doch lekkere samengestelde magnetronmaaltijd eten. De magnetronrijst van de Lawson konbini is uitstekend en met wat kimchi en curry komt het toch best mooi samen.

    De volgende dag is het nog steeds niet veel soeps en Karin heeft 's middags een seminar. Uiteindelijk gaan we 's avonds nog naar Kinkaku-ji, de gouden tempel (8-10), waar we net voor sluitingstijd nog binnen mogen. Het is heerlijk sereen in de tuinen rondom de Tempel en dit doet de zieke geest goed. En ja, hij is echt helemaal bedekt met bladgoud, niet zomaar een mooi verfje. Deze tempel is gebouwd door een van Ashikaga Shoguns, de dynastie die tot zo'n 100 jaar voor de Tokugawa's de macht had. Ginkaku-ji, de "zilveren" tempel, staat er niet heel ver vandaan. Deze is gebouwd door een latere Ashikaga Shogun, maar helaas was het geld op voordat de tempel met zilver bedekt kon worden. De naam bleef echter.

    Hierna gaan we naar een grote boekenwinkel waar een cafe is met zo'n aantrekkelijk plaatje van een met bosvruchten en slagroom bedekte Luikse wafel dat we dat niet voorbij kunnen laten gaan. Karin neemt een Mont Blanc en ze stellen beiden niet teleur (eigenlijk zelfs beter dan ik ze in België heb gehad). Ook de koffie was uitstekend en ze verkopen zelfs hun bonen! De zak die we nog in Hanoi hadden gekocht is een paar dagen terug leeggeraakt dus dat komt mooi uit. We eten 's avonds eindelijk sushi (ja, we zijn niet eerder naar een sushi restaurant geweest) in een typisch restaurant waarin iedereen aan een balie zit waarachter de chefs voor je neus de boel bereidt (11). Verrukkelijk.
    Leggi altro

  • Higashiyama

    9 dicembre 2023, Giappone ⋅ ☁️ 15 °C

    Zaterdag is het eindelijk tijd om 100% sightseeing te gaan doen. Doordat we ziek zijn geweest hebben we een dagje uit naar Nara moeten laten schieten, maar Higashiyama ("oostelijke berg") staat wel nog op het programma. Hier is zo'n beetje de grootste concentratie van bezienswaardigheden en mijn boek heeft een wandelroute uitgestippeld om die in een dag te bezoeken. Jammer genoeg heeft Karin wederom 's middags een seminar en hebben we goed onze ziekte uitgeslapen. Alleen op pad dus.

    Op weg naar Kiyomizu-dera, waarschijnlijk Kyōto's beroemdste tempel, loop ik op aanraden van mijn boek langs een groot kerkhof (2). Duizenden familiegraven liggen hier. Indrukwekkend. Ik kom ook nog een mooie jinja tegen (3). Het eerste deel van Kiyomizu-dera dat opdoemt is de pagoda met dat karakteristieke oranje schilderwerk van Kyōto (1). Als ik echt op het tempelterrein kom stikt het natuurlijk weer van de toeristen. Ik heb geen zin om duizend yen te betalen om in een menigte door het hoofdgebouw te schuifelen, dus ik neem genoegen met een blik van buitenaf (4). Via een zijuitgang verlaat ik het terrein en ik stuit op een prachtig traditioneel Japans huis (5). Grappig hoe snel het van een zee aan toeristen naar een rustig uithoekje van de staf als je 20 meter van de hoofdpaden afwijkt. Je zou toch denken dat ik niet de enige toerist ben die af en toe op zoek is naar ruimte.

    Nog eens 50 meter verder begint de drukte weer. Vanaf Kiyomizu heuvelafwaarts zijn een paar straten van het oude Kyōto bewaard gebleven. Niet afgefikt, niet ingestort door een aardbeving en niet platgegooid om ruimte te maken voor beton. De straten zitten tjokvol met winkeltjes die snuisterijen, aardewerk en hapjes verkopen (ik laat me verleiden door een gepekelde komkommer op een stokje), maar vooral zitten ze vol met toeristen (6, 7). Het zijn ook wel mooie straatjes. Ik stoor me inmiddels niet meer aan de drukte en kijk naar de verschillende kimono's die hier door zo'n één op de tien vrouwen worden gedragen. Het is in Japan traditie voor jonge vrouwen om op hun twintigste verjaardag een fotoshoot te doen in een kimono en wat is daar nou een betere locatie voor dan de historische straatjes van Kyōto. Toch vermoed ik ergens dat een aanzienlijk deel van de dragers ook buitenlandse toeristen zijn (misschien waren de blonde haren een hint).

    Na wat pagoda-spotting van een afstand te hebben gedaan (8, 9) kom ik bij Kodai-ji. Een zen Tempel die gesticht is door de vrouw van Toyotomi Hideyoshi (degene die Japan verenigde) na zijn dood, maar gefinancieerd door Tokugawa Ieyasu. Wellicht voelde hij zich schuldig over het vermoorden van haar zoon en Hideyoshi's erfgenaam om de macht over te nemen. Er is een leuk bruggetje (10), een aardige grindbak (11) en een fijn bamboebos (12).

    Via een stadspark dat vooral in de lente populair is voor Hanami (een soort feestelijke picknick die veel Japanners houden onder de kersenbloesem), maar ook in de herfst er mooi uitziet (13), kom ik bij Chion-in. Die imponeert met zijn machtige poort (14) en de zwaarste bel in Japan (16), weegt 74 ton. Deze tempel is het hoofdkwartier van de Boeddhistische Jōdo-Shū sekte, de op een na grootste in Japan. Jōdo-Shinshū, waarvan de eerder genoemde Nishi- en Higashi-Honganji de hoofdkwartieren zijn is de grootste. Niet alleen de namen, maar ook de inhoud lijkt op elkaar. Ze beloven beiden paradijs door het reciteren van de "Nembutsu". Ze verschillen alleen een beetje in wat gewoontes en interpretatie, waar Shinshū meer om de intentie achter het reciteren geeft en Shū gewoon zegt: "bidden, bitch".

    Ik loop nog even naar de buurtempel, Shoren-in, maar vooral de gigantische kamferbomen die de tempel omringen zijn de moeite waard (17). Hierna loop ik een stukje terug naar Yasaka-jinja en daar zie ik een centraal platform dat compleet beladen is met lantaarns (18). Twee minuten later springen ze aan (maar die foto was minder mooi). Yasaka is de grootste jinja in Gion, het grootste nog bestaande traditionele entertainment-district van Japan. Hier werken nog zo'n 300 professionele Geisha's, verreweg de meeste in Japan. Ik ga op een stoep zitten om op Karin te wachten, maar helaas komt er in de tussentijd geen Geisha voorbij.

    Herenigd besluiten we dat het te krap is om nog een traditionele (ik ga dit woord nog maar één keer gebruiken, beloof ik) dansvoorstelling te bekijken. Karin heeft namelijk een Kaiseki restaurant geboekt en die dulden geen laatkomers. Kaiseki is Japans fine-dining en is natuurlijk afkomstig uit Kyōto. Het bestaat uit talloze gangen van simpele, maar perfect gebalanceerde smaken. Geen gedoe met kruiden, bakken zout en vet, of complexe constructies van sauzen en garnituren. Finesse is the name of the game. Uiteraard worden alleen lokale ingrediënten die in het seizoen zijn gebruikt, maar ze hebben ook een Sake-pairing, waarbij je voor iedere Sake een ander kopje of kommetje uit de collectie van de eigenaar mag uitzoeken (19). Het is een piepklein restaurant met, net zoals bij Sushi, een enkele bar die de keuken van de eters scheidt. Er zit een stel naast ons gedurende de drie uur die de maaltijd duurt en de eigenaar is de enige die er werkt. Gang na gang komt op tafel, ieder mooi uitgestald, maar niet als een Jackson Pollock, zoals je in een Westers fine-dining etablissement mag verwachten, maar op een manier die de natuur waar de ingrediënten vandaan komen eer aan doet (20). Natuurlijk smaakte het ook fantastisch, maar toch bescheiden.
    Leggi altro

  • Fuji

    10–14 dic 2023, Giappone ⋅ ☀️ 16 °C

    Vanuit Kyōto nemen we de Tokaido Shinkansen richting Tōkyō. We stappen alleen een paar haltes eerder uit, in Mishima. Daar wachten we bij een laaghangende zon op de lokale trein. Ik maak een foto van het perron en de eenzame sporen in de gloed van de winterzon (2). Na een uurtje lokale trein en nog twee in de bus komen we aan in Kawaguchiko, een dorpje aan een van de vijf meren aan de noordkant van Fuji-san. We hebben de berg natuurlijk allang gezien vanuit de Shinkansen, die aan de zuidkant passeert (1), maar als ik hem de volgende ochtend vanuit ons raam boven de daken uit zie torenen, wordt ik er toch even stil van (3). Het is een imposant gezicht, die eenzame berg die drieëneenhalve kilometer boven de zee uit torent.

    We verblijven deze week in een erg fijn appartement, met goede keuken dus we koken lekker vaak. Omdat we donderdag al weer doorgaan naar Matsumoto en het dinsdagochten regenachtig is, besluiten we woensdagochten de bus naar het 5e station te nemen. Dat is de hoogste ring op de berg waar de weg naartoe gaat. Vanuit daar is het wel mogelijk om door te hiken naar de top, maar daar is de winter het seizoen niet voor en bovendien heb je daar minstens een dag voor nodig. Woensdagochten reageren we verrukt op het uitzicht, het heeft die nacht gesneeuwd op de berg en hij schittert overal bovenuit (4). Onze verrukking verandert echter snel in ontzetting als we door de busschauffeur worden verteld dat er geen bus de berg op gaat, omdat de weg is dichtgesneeuwd. We besluiten dan maar naar het meer te lopen en onderweg hebben we ook een paar mooie uitzichten (6-8). De volgende ochtend proberen we het voordat we naar Matsumoto gaan nog eens, maar helaas, geen cigaar. Wel nog één laatste foto (9).
    Leggi altro

  • Matsumoto

    14–16 dic 2023, Giappone ⋅ ⛅ 10 °C

    Na onze gefaalde pogingen Mt. Fuji te benaderen begeven we ons noordwaards. We reizen naar de stad Matsumoto, onder de schaduw van de Noordelijke Japanse Alpen. De Japanse Alpen bestaan uit drie ketens die van noord naar zuid Honshu in oost en west splitsen. In de bus- en treinrit van Fujikawaguchiko naar Matsumoto hebben we dus steevast een prachtig uitzicht op de bergen in de verte (2).

    Aangekomen in Matsumoto zien we grappige reclameposters die aansporen om de Shinkansen (die hier overigens niet eens in de buurt komt) te gebruiken om wat krab-toerisme te plegen (3, 4). Daarmee bedoel ik naar het wat noordoostelijker gelegen Hokuriku te reizen om krab te eten. We pakken een stadbusje om niet 20 minuten met onze koffers door het centrum te hoeven zeulen en na die gedropt te hebben in het appartement dat we als gratis upgrade hebben gekregen in plaats van een gedeelde slaapzaal gaan we naar het kasteel.

    Matsumoto-jō (1, 5) is waar de stad omheen is gegroeid en nog steeds bekend om staat. Waar Himeji's kasteel ook wel de Witte Reiger wordt genoemd, noemt men dit exemplaar de Kraai. Driemaal raden waarom. Een bijzonderheid aan dit kasteel is dat het een vlak land-kasteel is, niet gebouwd op een heuvel dus, niet dat ze daar hier een tekort aan hebben, maar wellicht is dat de reden dat men juist de vlakte wilt overheersen. Mede hierom zijn we in een kwartiertje al om de binnenste slotgracht gewandeld. Bij de ingang van de centrale ring staat een wacht in volle Samurai-uitrusting te poseren voor foto's met de toeristen, maar wij slaan het even over. De veste zelf is betimmerd met zwartgeverfd hout, maar heeft ook overal een met hennep versterkte stuclaag die dik genoeg is om musketkogels te weren. Onderweg naar boven komen we nog een flinke verzameling oude pistolen en musketten tegen. Die zijn allemaal nagelaten aan de stad door een enkel fanatiek verzamelend echtpaar. We lezen dat de rest van de collectie in het stadsmuseum ligt. De trappen zijn ontzettend stijl en de treden staan ver uit elkaar, maar we redden het zonder moeite tot de bovenste verdieping. Daar worden we getrakteerd op een mooi uitzicht (6) en zien we een bijzonder fenomeen: een zwevende Jinja in de nok van het dak. Het verhaal gaat dat een geest zich in de vorm van een vrouw toonde aan de zoon van de Daimyo, een lok haar achterliet en beloofde dat het kasteel niet zou afbranden zolang zij iedere maand werd geëert met een offer van een zak haver. Dus hebben ze de lok haar in een klein huisje gestopt en opgehangen aan het plafond. Ondanks deze beschermheilige heeft het kasteel wel nog gewoon Shachi. Dat zijn mythische wezens met het hoofd van een leeuw en het lichaam van een karper, die als gedecoreerde dakpannen de nokken van Japanse kastelen bekronen, dat zou ze ook beschermen tegen brand. Op de weg naar beneden komen we langs nog een van de bijzondere kenmerken van het kasteel: een soort uitbouw met open muren. We lezen dat dit de maankijkkamer is.

    We wandelen die avond en ook de volgende dag redelijk wat door de knusse straatjes in het centrum die overlopen van de winkels met aardewerk, kunst, antiek en lekkernijen. Ook zien we een opvallend vakwerkhuis (7). Er hangt een gemoedelijke sfeer en er is een rust die je niet zou verwachten bij een stad van toch dik tweehonderdduizend inwoners.

    Vrijdagmiddag gaan we naar het stadsmuseum. Een mooi, gloednieuw gebouw met alleen op de derde verdieping een permanente collectie. Er is geen tijdelijke tentoonstelling op dit moment. Die permanente collectie is misschien niet heel groot, maar wel voorzien van veel interessante achtergrondinformatie over de geschiedenis van de stad. We lezen hoe de stad zich ontwikkelde rondom het kasteel en hoe het een belangrijk handelsknooppunt werd tijdens de Edo-periode. De hiërarchie in die tijd is duidelijk te zien op de flinke maquette (8), centraal ligt het kasteel van de Daimyo met op de binnenste ring barakken en de residentie van de belangrijkste functionarissen. Daaromheen liggen de huizen van de Samurai, vaak met tuin, die ook weer door een gracht worden omgeven. Pas daarbuiten woont de rest van het gepeupel, vaklui, handelaars en veel kleinschalige boeren. Al die Samurai die daar midden in de stad woonde waren overigens niet gewoon soldaten. De Edo periode was vreedzaam en er was weinig noodzaak voor een groot staand leger bestaand uit de traditionele krijgersklasse. Nee, de Samurai waren vooral aan het werk in de publieke sector. Administratie enzo. We zien het pantser van een van de Daimyo, compleet met vervaarlijke snor natuurlijk (9), er is een festivalboot die door de bewoners van een van de blokken voor een jaarlijkse optocht is gemaakt (10), net carnaval, en ook leuk is een strooien paard met twee poppekes erop (11), deze werd ieder jaar bij een festival gemaakt om ongeluk in te stoppen, de buurt uitgesleept en in de fik gestoken. Hoppa, die pech hoeven we hier niet. Bij de uitgang is nog een maquette (12), minder uitgebreid, maar op grotere schaal. Op het bordje lees ik met ongeloof dat deze meer dan honderd jaar geleden is gemaakt met hulp van getuigenissen van toen nog levende mensen om kinderen over de geschiedenis van de stad te onderwijzen.

    Zaterdag plannen we de eerste bus te nemen richting Takayama. We zullen niet zover gaan, maar halverwege, in de Kamikōchi-vallei, uitstappen. Deze staat bekend om zijn mooie natuur en goede wandelroutes. Die eerste bus gaat pas tegen twaalven dus we zetten geen wekker. Wonderbaarlijk genoeg moeten we ons nog flink haasten ook. Als we eindelijk het busstation vinden rijdt de bus net weg. Gelukkig duurt het maar een uurtje tot de volgende. Dat is in een cafeetje zo voorbij en het geeft ons de tijd om wat onigiri voor onderweg in te slaan.

    Bij de ingang van de vallei stappen we in de miezer uit en worden we begroet door het gebulder van een waterval (13). Het blijkt dat de enige ingang van de vallei een ruim anderhalve kilometer lange tunnel is. Enigszins ontmoedigd beginnen we te stappen. Stijl omhoog, met om de zoveel tijd het oorverdovende gebrul van een naderende vrachtwagen dat minutenlang door blijft galmen, fijn dit. Uit de tunnel gekomen miezert het nog steeds en na honderd meter mogen we de volgende tunnel in. Deze is gelukkig maar half zo lang en minder steil. Aan het andere eind is het eindelijk gedaan met de tunnels en beginnen we weer af te dalen. Het miezert wel nog gewoon, het moet hier natuurlijk niet te leuk worden. We lopen de vallei in en hebben uitzicht op natte takken en bewolkte bergen (14, 15). Hier en daar is nog wat sneeuw te ontwaren, maar het meeste is in de laatste paar dagen gesmolten. Het was bijzonder warm voor de tijd van het jaar.

    Als we tot de rivier zijn afgedaald komen we in een soort moeraslandschap, wat een vervremende ervaring is, hier tussen de bergen. De grijze natheid en eenzaamheid van de omgeving geeft het allemaal een wat mysterieuze sfeer. Alsof je ieder moment in de verte tussen de bomen het hutje van een heks zou kunnen ontwaren. Op sommige plekken is het moeras gevuld met ijzige hopen sneeuw (16) en op de terugweg moeten we ook regelmatig door wat sneeuw stappen op de verhoogde, houten looppaden. Beetje glad, maar gaat goed. We komen nog een stenige helling tegen waar een riviertje vanaf dondert (17) en dan klimmen we weer omhoog naar de weg. Dit was een bijzondere omgeving en ik zou graag nog eens terug willen komen met mooier weer en het liefst ook wanneer de bomen bladeren hebben.
    Leggi altro

  • Beestenboel

    17–20 dic 2023, Giappone ⋅ ⛅ -2 °C

    Zondagochtend. Het is tijd om eindelijk naar Sapporo in het noordelijke Hokkaido te gaan, Karin's thuisland. Daarvoor pakken we een binnenlandse vlucht. De Shinkansen komt namelijk nog niet overal in Japan en zowel Matsumoto als Sapporo hebben geen aansluiting, al is de lijn naar Sapporo al een aantal jaar in aanbouw. Bovendien is het toch een goeie 700km hemelsbreed en zijn binnenlandse vluchten helemaal niet duur.

    We staan vroeg op om de eerste bus naar het vliegveld te pakken, die gaat pas iets na achten en komt slechts een halfuur voor vertrek aan op het vliegveld. Ik stress daar wat over, maar Karin maakt zich geen zorgen, dus het zal wel goed zijn. Als we aankomen op het vliegveld snap ik waarom. De terminal is kleiner dan een bescheiden treinstation, heeft precies één gate en het is de moeite niet waard om een matrixdisplay voor vertrektijden aan te schaffen, die zetten ze gewoon op het whiteboard, mét handgeschreven opmerkingen over de weersomstandigheden (2). Het personeel is ontzettend vriendelijk en er hangt een oneindig veel relaxtere sfeer dan op ieder internationaal vliegveld ooit. Terwijl we wachten om te boarden kijken we uit op het grondpersoneel dat onze bagage rustig en netjes in het vliegtuig legt. Het is net alsof af en toe pauze en een normale werkdruk zorgt dat mensen hun werk beter doen. Na wat spiraaltjes in de vallei van Matsumoto om boven de turbulente bergwinden uit te komen keert het vliegtuig noordwaarts. Door het raam werpen we een laatste blik op Fuji-san (4), die als enige hoog genoeg is om de wolken te doorbreken.

    Anderhalf uur later landen we op Shin-Chitose, een uur rijden ten zuidoosten van Sapporo. Na niet eens te hoeven wachten op onze koffers stappen we naar buiten en worden we begroet door een vrolijk zwaaiende moeder. Mika-san en ik zijn blij elkaar eindelijk te ontmoeten en natuurlijk is het altijd fijn om je dochter weer te zien. Het heeft nog maar weinig gesneeuwd in Sapporo, slechts een paar centimeter. Desondanks zijn de straten in de woonwijken bedekt met één laag ijs. Ik wordt al nerveus als ik er naar kijk, maar gelukkig heeft iedereen hier hele goede winterbanden. Thuis aangekomen worden we begroet door een blinde, een rochelende, een blaffende en een schuwe hond. Karin rent snel naar boven om de obese kat, Yuri, te knuffelen (5). Het is hier een heus dierenasiel. Blackie is stekeblind en loopt af en toe tegen een muur aan, maar lijkt verder gezond. Kenta is de vader en halfbroer van Kōru (misschien was Oedipus een betere naam geweest) en heeft iets in zijn keel, waardoor hij moeite heeft met ademen en amper kan eten. Kōru is de luidste van het stel, ondanks dat hij niet groter is dan een stevige rat (6) en loopt je graag voor de voeten in de keuken, scharrelend naar gevallen restjes. Shō is in het wild geboren en opgegroeid, totdat hij is gevangen door de hondenvangdienst. Na een oproep op Facebook is hij hier beland en lijkt op zijn plek, al is hij wel erg schuw en hij rent snel de trap op en blaast nerveus wat lucht uit als ik hem benader. Later wordt Shō toch wel een beetje mijn vriendje, mede door zijn charmante lach (7).

    Na ons een heerlijke Lasagne en pompoentaart te hebben voorgeschoteld gaat Karin's moeder met Kenta naar de dierenarts om te kijken wat er mis is met zijn keel. Karin en ik gaan de stad in om winterkleding voor mij en een verjaardagscadeau voor Karin te kopen en 's avonds eten we Hokkaido's nummer een comfort food: Chingisu-Kan (Ghenghis Khan). Het bestaat uit schapenvlees, groenten en marinade die je zelf op een bijzonder gevormde grill bakt (8). Die grill is waar het gerecht zijn naam vandaan haalt, het heeft namelijk ruwweg de vorm van de helm van de Mongoolse veroveraar. Ik dacht altijd dat ik niet zo van schapenvlees hield, maar ik ben gedwongen die mening bij te stellen, want wat loopt dit over van smaak zeg, yummie.

    Op de terugweg zien we in de stationshal een standbeeld van een inheemse Ainu-jager (9). Hokkaido is pas zo'n anderhalve eeuw echt onderdeel van Japan en werd daarvoor vooral bewoond door de Ainu, jager-verzamelaars die gerelateerd zijn aan stammen uit Siberië en de eilanden tussen Hokkaido en Kamtsjatka. Etnische Japanners stammen daarentegen af van een groep die zo'n tien- tot twintigduizend jaar geleden (don't quote me on this, ik zit in een vliegtuig en kan het niet fact-checken) vanuit Korea is overgekomen en hebben dus een heel andere taal, cultuur en uiterlijk. De Ainu-taal is nu bijna uitgestorven, omdat het een uitsluitend gesproken taal is en de Japanse overheid historisch gezien Ainu taal en cultuur flink heeft onderdrukt. Tegenwoordig wordt er, mede dankzij een razend populaire Manga/Anime serie met een Ainu personage in de hoofdrol, een stuk meer moeite gestoken in het behoud van de taal en cultuur. Zo zagen we op het vliegveld al een advertentie voor een nieuw Ainu-museum. Helaas is deze gesloten wegens oud en nieuw wanneer we er een ruime week later eindelijk tijd voor hebben.

    Als we teruglopen van station Shinkawa is het glad. Het is ongewoon warm en heeft overdag misschien zelfs een graadje gedooit, maar in de avond vriest het gewoon weer 4 of meer graden. Ook al ligt Sapporo op ongeveer dezelfde hoogtegraad als Madrid of New York, is het climaat een stuk straffer. Tussen December en Maart dooit het zeer zelden en iedere winter vallen er meters sneeuw. De zomers zijn vergelijkbaar met Nederland, al is de zon wellicht iets sterker. Zo zie je maar weer wat de golfstroom voor een warmte zorgt in West Europa.

    Weer thuis horen we van Mika-san dat Kenta nog bij de dierenarts onder observatie is, hij zou geopereerd moeten worden, maar ze zoeken nog uit of dat kan. Twee dagen later komt Kenta weer thuis, het tumor schijnt niet te opereren te zijn en de dierenarts geeft hem weinig kans, arm beestje. Wonderbaarlijk genoeg knapt Kenta in de tijd dat we hier zijn wel zichtbaar op, misschien red hij het toch.
    Leggi altro

  • Sneeuwpret

    21 dicembre 2023, Giappone ⋅ ☁️ -7 °C

    Na Karin's verjaardag gaan we skiën in Niseko. We pakken donderdagochtendvroeg de bus die in drie uur tijd ons naar Niseko-Annupuri brengt, één van de drie ski-resorts op Mt. Annupuri. De busrit is een mooie en brengt ons langs woeste baaien (1) en de in wolken gesluierde Mt. Yotei (2). Yotei-san is een vulkaan die, niet onvergelijkbaar met Fuji-san, alleen staat in een ring van lagere bergen. We zouden er vanaf de piste uitzicht op moeten hebben, maar alleen als het helder weer is.

    Als we aankomen bij de lodge worden we warm onthaald door het Australische stel van onze leeftijd dat samen met een Japans stel de zaak runt. Ze zijn hier op een werk-vakantie-visum, perfect om de hele winter door te skiën met kost en inwoning. We krijgen een verhuur aangeraden en we lopen heuvelafwaarts daarnaartoe. Karin moet ook nog skischoenen hebben, want die kon ze, in tegenstelling tot haar ski's, niet vinden. Maar oeps, ze is vergeten haar ski's mee te nemen naar de verhuur om ze op de schoenen af te stellen. De verhuurder geeft ons heel vriendelijk een lift terug naar boven en doet zijn best om Karin's kinderski's af te stellen. Schijnbaar niet echt geschikt voor een volwassene en zouden te makkelijk los kunnen schieten, maar ze doet het ermee.

    Omdat ik maar één keer eerder heb geskied en dat al twee jaar terug is, wil ik eerst even de babypiste af om te kijken of ik nog weet hoe ik moet sturen en stoppen. Dat lukt en halverwege begin ik me al te vervelen met de lage snelheid, meteen maar door naar halverwege de berg op dus. Blauwe piste, die af en toen nog verassend stijl is, maar niet uitdagend, een paar keer op en af en dan door naar de rode. Ik ga een paar keer plat om te voorkomen dat ik te veel snelheid opbouw, maar gelukkig houdt mijn nieuwe skipak me goed warm en droog. Karin heeft leren skiën op de basisschool en doet dit met twee vingers in de neus, maar ze wordt wel snel moe, dus ze neemt lekker de tijd en glijdt af en toe een stukje heel rustig achteruit om uit te rusten. Het sneeuwt de hele middag en avond door waardoor we continue prachtig verse sneeuw hebben, maar helaas geen uitzicht.

    Om 4 uur stoppen we bij een restaurant aan de piste voor wat typisch ski-voedsel. Nee, geen currywurst of schnitzel, maar Japanse curry en katsu (een soort iets dikkere schnitzel). Zoveel verschillen we eigenlijk niet, al hebben ze hier ook flinke kommen super hartige ramen, wat wel echt een upgrade is. Als we uitgegeten zijn is het al donker, maar gelukkig is het meerendeel van de pistes verlicht. We komen erachter dat er een paar parallelpaadjes zijn voorgeskied. Lekker bochtig en heuvelig door het bos. Lastig remmen in zulke smalle paadjes, maar gelukkig ligt er overal omheen een dikke laag poedersneeuw, als je iets te hard gaat ski je daar gewoon even in en dan plof je zo in wat praktisch één groot donskussen is, zo luchtig en zacht is de sneeuw hier.

    De volgende ochtend begint Karin later, want ze heeft een vergadering. Het is nu eindelijk wat helderder en het uitzicht is prachtig (3), al hult Yotei-san zichzelf nog steeds verlegen in de wolken. Ik maak gebruik van het moment om in de lift een foto te maken en klem mijn handschoen onder mijn arm. Even de telefoon stabiliseren en... Sukkel, handschoen laten vallen. De foto is ten minste wel mooi geworden (4). Ik zie dat er wat off-piste paden zijn die in de buurt komen, dus bovenaan ga ik de piste af en probeer de sporen van voorgaande skiërs te volgen door het dikke poeder. Dat gaat al snel mis, ski gaat het poeder in, even duikelen en een héle zachte landing. Mijn ski is wel ergens onder de sneeuw verdwenen en als je steeds tot aan je heupen wegzakt is het lastig zoeken. 5 minuten later vind ik hem weer en besluit eerst de piste wat verder af te dalen, zodat ik minder ver door het poeder hoef. Na wat geschuivel door het poeder kom ik in de buurt. Net als ik denk hem te zien, gaat er iemand anders die off-piste was al het diepe in om hem te pakken. Mensen in de lift hebben zitten roepen en wijzen en hij brengt hem zo naar mij. Toffe gozer.

    's Avonds willen Karin en ik naar de goed aangeschreven pizzeria, maar die is dicht. Het restaurant ertegenover is al volgeboekt en ze raden ons aan de heuvel af te lopen naar de hoofdweg, daar is wel wat. We lopen genietend van de sneeuw (9) naar beneden en komen inderdaad een knus restaurantje tegen die precies één tweepersoonstafeltje vrij hebben. Prijzig, maar ook heerlijk, vooral de komkommer met miso-knoflookdip. De gin tonics zijn vreemd genoeg helemaal niet duur en zelfs niet afgesteld op Japanse alcohol-tolerantie, genieten. Op de terugweg komen we een heel donzig hondje tegen die in zijn eentje op de stoep naar ons toe rent. Geen idee waar de eigenaar is, maar hij lijkt redelijk in één zijweggetje te blijven. Hopelijk hoort hij daar dus thuis. Karin begint een sneeuwpop te maken op weg naar boven, het gaat niet heel snel omdat het niet zo'n plaksneeuw is, maar met wat goede wil, geduld en veel aanstampen kom je een heel eind. Uiteindelijk heeft ze een redelijk formaat hoofd bij elkaar en die zetten we op een passende sneeuwhoop bovenop een brievenbus. Klaar is kees.

    Na anderhalve dag bijna non-stop op de latten te staan is mijn techniek al een heel stuk verbeterd dus zaterdagochtend scheur ik al vol zelfvertrouwen alle rode pistes af en zaterdagavond waag ik het op een zwarte piste die eigenlijk afgezet is, maar niet helemaal. De piste is niet geprepareerd dus er liggen nog flinke hopen sneeuw. Ik merk echter al snel dat het mij toch nog iets te stijl is en ik durf geen bochten te maken omdat ik bang ben niet meer te kunnen stoppen als ik mijn latten ook maar een seconde naar het dal richt. Rustig diagonaal een stukje afdalen, lekker in de sneeuw zakken en omkeren dus. Zo kom ik het stijlste stuk wel door, en daarna is het goed te doen. Ik neem me nog voor om het morgen nog eens te proberen, maar de volgende ochtend merk ik dat mijn spieren toch echt te moe zijn, de rode pistes kosten nu al moeite om onder controle te houden dus laat ik het erbij. Tijd om de bus terug naar Sapporo te nemen.
    Leggi altro