Japan

November 2023 - February 2024
A 84-day adventure by Lou Read more
  • 29footprints
  • 1countries
  • 84days
  • 354photos
  • 19videos
  • 18.2kkilometers
  • 14.2kkilometers
  • 1.6kkilometers
  • 534kilometers
  • 466kilometers
  • 134kilometers
  • 58kilometers
  • 29kilometers
  • 25kilometers
  • Day 1

    Aankomst in Fukuoka

    November 11, 2023 in Japan ⋅ ☁️ 14 °C

    おはようございます!

    We landen om half acht in Fukuoka na een uiterst oncomfortabele vlucht van 3,5 uur die de klok 5,5 vooruit heeft doen lopen en ook ongeveer zo lang voelde. Door de reispilletjes heb ik wel wat kunnen slapen, maar mijn lichaam voelt gebroken. Ik zit met wat gehannes bij de douane omdat onze AirBnB geen telefoonnummer heeft en maar voor 5 dagen is terwijl ik zeg 90 te willen blijven (mag zonder visa) en omdat ik nog geen terugvlucht heb geboekt. Uiteindelijk mag ik toch door en heeft Karin met haar Japanse paspoort inmiddels de koffers al van de band geplukt. We besluiten de ochtend in het vliegveld te blijven omdat Karin een vervolgseminar over branding heeft.

    Na een traditioneel Japans ontbijt blijft Karin zitten en ga ik op verkenningstocht. De boekenwinkel op het vliegveld heeft helaas geen Engelstalige reisgidsen. Wel is er een mooi observatiedek met uitzicht op de landingsbaan waar otaku's (otaku is het Japanse woord voor een nerd/geek met een bepaalde obsessie, bijvoorbeeld treinen, vliegtuigen, of manga) met camera's vliegtuigen spotten. Ik heb zat tijd te doden, dus ik besluit vast een Japanse ov-chipkaart te halen waar een uiterst behulpzame stationsattendant mij in begeleid en naar de boekenwinkel boven het centraal station van Fukuoka te gaan. Ook daar staan de enige Engelse woorden in Japanse boeken om Engels te leren.

    Tijdens Karin's lunchpauze gaan we naar het hotel om de koffers te droppen, naar de Starbucks om Karin te droppen en loop ik de stad in om een derde poging te wagen voor zo'n verrekte toeristengids, ditmaal in de grootste boekenwinkel van een stad van tweeënhalf miljoen inwoners, maar helaas, weer geen cigaar. Ik kan wel nog even pianospelen in een elektronicazaak en doe mij tegoed aan een onigiri met umeboshi vulling uit de konbini. Nu in het Nederlands: een met zeewier omwikkelde rijstbal met gepekelde pruimenvulling uit de gemakswinkel. De onigiri is vernufitg verpakt, met de folie niet alleen eromheen, maar ook tussen de nori (zeewier) en de rijst (zodat die niet zompig wordt), terwijl je hem toch makkelijk kan verwijderen. Tijdens mijn wandeltocht verwonder ik me over het contrast met Vietnam. De lucht is koel, droog en schoon, niet heet, vochtig en vol uitlaatgassen en eetluchten. De straten en wc's zijn bijna schoon genoeg om van te eten, niet bijna te goor om over te lopen. Maar het grootste contrast is de stilte. Stille mensen, stille auto's en vooral: geen getoeter.

    Ik ontmoet Karin weer bij de lunch. Ramen natuurlijk, vet lekker. Daarna checken we in, doen we een dutje en gaan we de stad in om Japans streetfood te scoren. We landen uiteindelijk bij een tempura tentje waar je heel knus langs elkaar om het keukentje heen zit. Restaurant voor acht man dat nog geen acht vierkante meter op de stoep inneemt, die Japanners weten wel van efficiënt mensen samenproppen. Op de terugweg lopen we nog even langs de rivier en dan is het tijd om te tukken.

    おやすみなさい。
    Read more

  • Day 2

    Treintjes

    November 12, 2023 in Japan ⋅ ☁️ 11 °C

    Om tien uur is het tijd om uit te checken. Vandaag gaan we naar Nagasaki, dat op het zuidpunt van het westelijke schiereiland van Kyushu ligt. Er is natuurlijk een hogesnelheidstrein die daarheen gaat, maar daar krijgen we er later nog wel meer van te zien. Ik wil nu vooral wat van het landschap zien en heb een plan gevormd om via een stuk of 3 lokale treinen in een omweg naar Nagasaki te rijden. Dat zou wat mooie uitzichten op moeten leveren. Ik had in mijn planning alleen geen rekening gehouden met het feit dat het nu zondag is en er dan iets minder treinen rijden...

    Eerst maar eens rustig ontbijten, we gaan naar een donburi tent. Die serveren japanse rijst met daarop allerlei toppings zoals dunne reepjes biegstuk, een halfgekookt ei, bosuitjes en Koreaanse kimchi (foto 2). Karin neemt de variant met een volledig rauw ei en natto. Dat zijn gefermenteerde sojabonen waar Piet en ik toen Karin het voor het eerst aan ons liet zien in Egmond een paar jaar terug ontzettend om moesten lachen, omdat het wat ons betreft naar groenafval rook en de textuur heeft van klonterige snot. Wie wilt dat nou eten? Inmiddels ben ik er zelf toch ook best van gaan houden, it's an acquired taste.

    Na onze koffers opgepikt te hebben uit het hotel (ik begin het nu al zat te worden om die klotedingen steeds maar mee te zeulen) naar het metrostation. Google maps geeft een wat ontmoedigend vooruitzicht: de eerstvolgende connectie die we zouden kunnen hebben is pas om 14:00. Dan gaan we het natuurlijk nooit halen. Gelukkig kan Karin hier de borden lezen en heeft ze een Japanse versie van 9292, daaruit kan ze opmaken dat de eerstvolgende metro gewoon in de aansluitende trein verandert. Niks aan de hand dus. Aan boord wordt het steeds rustiger naarmate we verder buiten Fukuoka raken, het is duidelijk zondag en we gaan duidelijk richting het platteland. De contrasten tussen stad en platteland zijn in Japan veel groter dan in Nederland. Beneden-Leeuwen, wat best voor het platteland door kan gaan, is praktisch een suburb van Nijmegen en een best levendig dorp opzich. Aan de andere kant is een stad als Amsterdam best druk (vooral met toeristen), maar is het ook prima te bewandelen en dan kun je het centrum in één dag wel redelijk opnemen. In Japan heb je natuurlijk Tokyo, een betonnen jungle met pakweg 40 miljoen inwoners samengepakt in een oppervlakte van een derde van dat van Nederland en waar 24/7 van alles gebeurt, terwijl als je op het platteland zit er vrijwel niks gebeurt. Het is buitengewoon vergrijst, en ze lopen zo ver achter in de tijd dat Karin een halfjaar terug nog een COVID-test moet doen voordat ze haar tante's huis in mocht.

    Nog een verschil is waar de grens tussen platteland en stad ligt, blijkt als we in Karatsu aankomen. Dat is een stad van ruim honderdduizend inwoners, maar op zondag is het centrum simpelweg uitgestorven. Er is geen hond op straat, maar gelukkig is het cafeetje tegenover het station open. Daar kunnen we best op de volgende trein wachten, die natuurlijk over ruim een uur pas vertrekt. Lekkere koffie, klassieke muziek, en een verrukkelijke parfait. Prima wachten zo.

    Op het perron zien we dat onze volgende trein uit precies één wagonnetje bestaat (foto 1). Eerder een bus op treinrails. We kunnen er niet eens betalen met de ov-kaart, dat moet met cash. In Imari moeten we weer een half uur wachten (gelukkig kan ik de tijd wat doden op de stationspiano) en in het volgende boemeltje worden we getrakteerd op een prachtige zonsondergang boven de bergen (foto 3). Aangekomen op het volgende station gaan we tijdens het inmiddels bekende halfuur wachten maar even kijken in een souvenirwinkel met het porcelein waar Arita bekend om staat, maar heel veel bijzonders zit er niet tussen.
    Uiteindelijk stappen we in Haiki over op een meer stads uitziende trein die ons de laatste anderhalf uur naar Nagasaki zal brengen. Het is inmiddels wel donker.

    In Nagasaki heb ik de tramstops verkeerd in mijn hoofd en stappen we te laat uit, koffers de rails over, trammetje terug. Eenmaal bij ons wat sjofel ogende hotel gearriveerd gaat het inchecken moeiteloos vanwege de uitvoerige beschrijving van onze host en de bedden liggen goed. 's Avonds gaan we naar een izakaya, dat is een typisch Japans eet+drinktentje waar de "salarymen" traditioneel met hun collega's na werk een drankje doen. Het is er gezellig en ze hebben lekker eten. Karin bestelt een flink bord sashimi waar nog pastasalade en yakitori achteraan komt ook.

    いただきます!
    Read more

  • Day 3–5

    De Bom

    November 13, 2023 in Japan ⋅ 🌬 10 °C

    11:02, wijst een verwrongen klok aan. Dat was het laatste moment op 9 augustus 1945 dat hij nog tikte. Op dat moment zou iemand in het centrum van Nagasaki, zo'n 3 kilometer verderop een lichtflits feller dan de zon hebben gezien, spontaan derdegraads brandwonden hebben opgelopen en enkele seconden later van zijn sokken zijn geblazen. Het museum heeft veel te vertellen over de destructie die de bom teweeg heeft gebracht. De grootste christelijke kerk in Japan die verwoest is, een straal van anderhalve kilometer waarin zo'n beetje alles platgeslagen is door de schokgolf, de branden die spontaan door de initiële lichtflits door de hele stad zijn gestart en tot diep in de nacht doorbrandden. Ontzagwekkend. Er zijn veel attributen die de ongelovelijke kracht van de bom demonstreren. Keramische dakpannen die gekookt zijn en bubbels hebben gevormt onder het oppervlak, zes glazen flessen die compleet met elkaar versmolten zijn, boomstronken vol glassplinters, stalen brugdelen die compleet verwrongen zijn, foto's van mensen wiens huid in plakken van hun lichaam af is gestroopt. Het meest ontroerend zijn de betuigenissen van overlevers. Eén heeft een homp gebakken klei aan het museum gedoneerd. Hij ging op zoek naar de lichamen van zijn kinderen, maar het enige wat van zijn huis over was, was de gebakken aarde eronder. Daar heeft hij een stuk van meegenomen ter nagedachtenis. Ik kan het niet laten een traan te laten bij een mooi vertaald gedicht van een man die meteen na de bom naar huis snelde, daar de half verkoolde lichamen van zijn kinderen vondt, ze die nacht cremeerde en een dag later hetzelfde kon doen met zijn vrouw die intussen was overleden aan de brandwonden.

    In het vredespark tegenover het museum staan veel beelden die door verschillende landen gedoneerd zijn aan de stad. Het is zonnig, er lopen een aantal schoolklassen rond en ik pak mijn lunch erbij en eet die stilletjes op. Ik hoef pas om 14:00 aan het werk vanwege het tijdsverschil, maar ik had wel eerst nog een bureau in elkaar geïmproviseerd van een bedbodem en onze overvloed aan koffers (foto 2). Dan kon Karin tenminste goed werken.

    De volgende ochtend besluit ik Sanno Jinja te bezoeken. Een Jinja is een Japanse Shinto heiligdom, daar worden de voorouders en natuurgoden aanboden. Iedere Jinja heeft een Torii als toegangspoort, waar je links doorheen moet stappen. Niet door het midden, want dat is het pad van de goden. De reden dat ik deze bezoek is omdat de Torii hier zo'n beetje het enige gebouw binnen een kilometer van de ontploffing was dat is blijven staan. Voor de helft dan (foto 1). De andere helft van de poort ligt ernaast uitgestald (foto 3). Nog bijzonderder zijn de twee reusachtige kamferbomen die de ingang flankeren. Een van de twee heeft een omtrek van wel 8 meter. Beiden zijn ze kaalgestript, geblakerd en gespleten door de bom. Iedereen dacht dat ze dood waren, maar wonderbaarlijk genoeg hebben ze het allebei overleefd. Tegenwoordig is er een soort betonnen replica van de oorspronkelijke vorm van de stammen in de kloven gemaakt, ik denk om de bomen te beschermen tegen rot. In een holte in een van de bomen hangt een lampje waardoor je de stenen kunt zien die er tijdens de ontploffing in zijn geslingerd. Wederom keer ik met innerlijke stilte terug naar huis.
    Read more

  • Day 6

    Jimajimakōen

    November 16, 2023 in Japan

    De laatste volle dag in Nagasaki hoeven we beiden niet te werken en hebben we gereserveerd voor sightseeing en nemen we een van de ouderwetse trammetjes (foto 2) naar het centrum. Als eerst op het programma staat 出島 (Dejima, met de "j" als "dj"). Letterlijk betekent dat "uitstekend eiland", in de topografische zin dan. Dat is eind zestiende eeuw in de baai van Nagasaki gebouwd om de Portugezen in op te hokken. Inmiddels is het lang niet meer een eiland omdat veel meer van de baai in latere tijden is ingepolderd, maar tegen die tijd was het ook niet zo interessant meer. Daarvoor wel; tijd voor een geschiedenislesje.

    Halverwege de zestiende eeuw kwamen de Portugezen als eerste Europeanen in contact met Japan. Ze begonnen al gauw als een gek missionarissen te sturen met enig succes, zeker op Kyushu, het zuidelijkste van de vier hoofdeilanden van Japan. De Tokugawa Shoguns, die in 1600 de macht grepen na de vereniging van Japan door Oda Nobunaga en Toyotoma Hideyoshi in de 50 voorafgaande jaren en die macht meer dan 200 jaar zouden vasthouden, waren daar niet zo blij mee. Ze hadden gezien hoe verspreiding van het Christendom door de Europeanen op andere plekken als rechtvaardiging voor kolonisatie werden gebruikt en hadden geen zin in een hogere autoriteit dan zijzelf (of de keizer, die praktisch een marionet van de Shogun was). Zo werdt de beweegruimte van de Portugezen beperkt tot Dejima en werden bekeerde Japanners vervolgt. Toen de Portugezen daar op vrij fysieke manier tegen protesteerden (met kogels) wilden onze voorvaderen de Shogun wel een handje helpen met die Iberische onruststokers. De Hollanders waren wat minder principieel wat betreft geloof - de handel ging voor - en bovendien waren Portugezen Katholiek, getver. Als dank erfde de VOC Dejima en werdt ieder ander land, met uitzondering van China (die overigens ook alleen in Nagasaki mochten komen), uit Japan verbannen. Dat heeft bijna de hele Edo-periode, meer dan tweehonderd jaar, geduurd totdat de Amerikanen een gunboat naar Tokyo stuurde met het vriendelijke, doch dringende verzoek of zij niet ook wat handel mochten drijven. Al die tijd was Dejima, via de Hollanders, Japan's enige kijk in de bredere wereld en vooral Europa, waar het toen vrij hard ging. Die vooruitgang in onder andere de geneeskunde leidde in Japan tot de "Rangoku", van "Horanda-goku", letterlijk "Nederlandse studie", wat later algemenere westerse studies werden en de reden dat deze episode van de geschiedenis in Japan standaardcurriculum op de middelbare school is.

    Enfin, voor wie er nog niet is afgehaakt, tegenwoordig is Dejima voor een gedeelte weer nagebouwd (foto's 3, 4, 5) en in een museum veranderd. Helemaal gaat niet omdat een omgelegde rivier een deel van het eiland in beslag neemt. Leuk, interessant, veel porselein dat is opgegraven en geschiedenis die in nog véél meer detail gaat dan ik hierboven. Ik zal het jullie besparen.

    Na wat broodjes van de bakker op de kade te hebben gegeten pakken we de tourboot naar Gunkanjima - "Battleship Island". Eigenlijk heet het Hashima, maar door de vorm van de 8 meter hoge zeemuur en de verlaten betonnen flats heeft het deze bijnaam gekregen. Kijk maar naar de foto's. Onderweg komen we ook nog wat echte slagschepen tegen bij de scheepswerven van Mitsubishi. Niet van het leger, want dat heeft Japan volgens de naoorlogse grondwet niet, maar van de "self-defence force". Maak daarvan wat je wilt. Ik kan het niet laten ook hier weer wat geschiedenis te rond te sprinkelen, dus daar gaat ie:

    Nadat in 1868 het Tokugama Shogunaat ten val kwam bij het herstel van de keizerlijke macht onder keizer Meiji (de vernedering van het door de Amerikanen gedwongen worden de grenzen open te stellen speelde hierbij ook een rol), industrialiseerde Japan in een duizelingwekkende vaart. Deel hiervan was de opkomst van grootindustriëlen, zoals Mitsubishi rondom Nagasaki. Om die industrie te drijven waren kolen nodig. En laat men die nou net vinden onder het piepkleine Hasima eiland, 15 kilometer van Nagasaki. Mijntje bouwen, mijners daarnaartoe verhuizen, weinig ruimte en voila, eerste betonnen flatgebouw in Japan. Dat ging nog een tijdje door totdat er in 1959 ruim vijfduizend mensen op die steen in de zee gepropt zaten. Een goed deel daarvan zakte iedere dag in 90 seconden een kilometer onder de zeebodem om 8 uur later in 10 minuten de rit omhoog weer te maken. In 1974 sloot de mijn vanwege de overgang op olie in de industrie en binnen drie maanden was iedereen pleite. Nu staat het vanwege de indrukwekkende betonnen ruïnes op de werelderfgoedlijst voor industrie.

    Nadat we ons tegoed hebben gedaan aan het ruige, door orkanen in elkaar gebeukte betonnen skelet van Gunkanjima is het tijd voor een rustig wandelingetje door het park. We gaan naar Glover Garden, vernoemd naar de Schotse industrieel en handelaar die heeft bijgedragen aan de industriële Revolutie in Japan. Het park bevat een heel aantal Westers-in-Japan-stijl gebouwen die door vergelijkbare figuren als Thomas Blake Glover zijn neergezet (vaak in andere delen van Nagasaki, maar naderhand hierheen verhuisd). Best een mooi park, met een mooi uitzicht over de stad, maar een stuk minder interessant dan Dejima en zeker niet drie keer de toegangsprijs waard. We sluiten de avond passend multicultureel af met een lokale specialiteit in Chinatown.
    Read more

  • Day 7

    Hemel en hel

    November 17, 2023 in Japan ⋅ ⛅ 10 °C

    In ons eerste vierdaagse weekend besluiten we voordat we Honshu (het hoofdeiland van Japan) betreden nog twee dagen naar nationaal park Unzen-Amakusa te gaan. Dat is een vulkanisch zeer actief gebied met onder andere de nieuwste berg in Japan dankzij een uitbarsting 1991. Daar morgen meer over. Vandaag houden we het bij het spa-resort Unzen Onsen. Onsen is het Japanse woord voor een bad van geiserwater: lekker gaarkoken in heet, modderig, stinkend water. Unzen heette eerst gewoon Onsen, maar is met de nationaal park-status hernoemd om verwarring te voorkomen.

    Een mooie busrit van anderhalf uur uit Nagasaki brengt ons naar de Onsen. Onze aankomst wordt verraden door een lichte lucht van rotte eieren die de bus binnendringt en een stoompluim die verderop tussen de bomen oprijst. We hebben een simpel herbergje geboekt, want de resorts waren veel te duur. Het is geen probleem dat we anderhalf uur te vroeg inchecken en de gastvrouw overlaad ons (of eigenlijk vooral Karin) met pamfletten en informatie over de omgeving. We weten nu wat de mooie wandelroutes zijn, welke Onsen de locals gebruiken, de toeristen gebruiken en waar ze privé baden hebben en we weten dat het Chinees restaurant (is gewoon Japans, maar dan met wat meer Chinese ingrediënten en sauzen) naast de deur zogezegd erg goed is. Dat laatste valt die avond wat mij betreft wel mee. Desondanks erg behulpzaam.

    We lopen via een omweg naar de Onsen met privé baden, anders kunnen we het bad niet samen nemen vanwege de scheiding voor mannen en vrouwen. Daarnaast is Karin een beetje bang dat ik een faux-pas zou maken als ze mij niet eerst in de juiste bad-etiquette onderwijst. Onze omweg brengt ons langs een aantal van de bronnen waar de badhuizen hun water uit halen. Kokende modder, lekker geurtje en witte, gele en groene zwavelrotsen. Vet. De locals noemen dit gebied 地獄 (jigoku), wat "hel" betekent. Het doet mij denken aan de Solfatara, vlakbij Napels.

    Na ons in de Onsen uitvoerig gewassen te hebben zak ik héél langzaam het zo'n 40 graden warme water van het bad in. Karin zegt dat een stereotype is dat men op dat moment "gokuraku, gokuraku..." mompelt, wat zoiets als "in de zevende hemel" betekent. Leuk contrast met de naam van de bronnen. Het ontspant in ieder geval wel lekker, al moet je om de paar minuten even het bad uit om niet oververhit te raken. Ik merk dat het water erg bijzonder en vrij zuur smaakt op het moment dat ik een paar bubbeltjes blaas. Als we vertrekken ziet Karin dat het onverdunde water uit de bron een pH van 1,5 heeft. Da's wel zuur ja.

    Voordat we terug gaan lopen we nog even naar een meertje waar je volgens onze gastvrouw een mooie zonsondergang kunt zien. Dan moet natuurlijk wel de zon schijnen, maar ook zonder is het een heerlijk vreedzame en doodstille plek. Eindelijk kan ik de herst weer eens voelen. Ik wil nog even proberen via het bospad en een omweg terug te wandelen, maar het wordt zo vlug donker dat we daar maar van afzien.
    Read more

  • Day 8

    Winterwonderland

    November 18, 2023 in Japan ⋅ 🌬 3 °C

    De angst voor regen blijkt vergeefs. Wakker wordend hoorde ik nog wat druppels, maar tegen de tijd dat we buiten staan straalt de zon en worden we onthaald door een frisse, heldere winterhemel. Het is zo'n 3 graden boven nul, maar door de frequente, vochtige windstoten voelt het een stuk kouder. Gelukkig goed ingepakt, met natuurlijk oma's wollen sokken. Bij een bakker + café nemen we een verwarmend ontbijt en slaan we lunch in voor onderweg. Dan op pad.

    We gaan de verschillende pieken van Mt. Unzen ontdekken. Allemaal vulkanisch gesteente. De hoogste piek op 1.486 meter is ook de nieuwste; Heisei Shinzan is tijdens een uitbarsting in 1991 die 43 mensen het leven heeft gekost ontstaan. Je mag die piek niet op omdat het gesteente nog te instabiel is, maar je kunt er wel zo'n 100 meter onderlangs lopen, over de tweede piek: Fugendake. Dat is ons plan, maar als eerst staat Myokendake op het programma en daarvoor spelen we een beetje vals: de tweede helft van de weg omhoog is er een kabelbaan. Volgens mijn hiking-app moet het ruim 4 uur wandelen zijn met dik 700 hoogtemeters voor de klim. Eerst moeten we echter nog een goed halfuur naar het begin van de wandeling wandelen, tja...

    In de verte lonkt Myokendake al, naast zijn kleinere broertje. Met enige schrik, maar vooral verwondering zien we dat de bovenste helft van de berg in sneeuw en rijp bedekt is. Het is een wonderbaarlijk uitzicht, de herfstkleuren dansen nog om ons heen, maar in de hoogte pronken de donkere takken reeds met hun ijzige mantels. We beginnen ons wel een beetje zorgen te maken om onze uitrusting. Karin heeft het al fris in deze wind en aan de snelheid waarmee de wolken Myokendakes piek voorbijrazen te zien is het daar nog veel kouder. Toch maar beginnen, we kunnen altijd de kabelbaan terugnemen.

    Op de klim van het dal naar de Nita pas, waar de kabelbaan begint, komen we een Frans pratend koppel tegen waarvan de man zowaar uit Nederland afkomstig is. Toevallig. Zij zijn van plan dezelfde wandeling te maken, maar maken zich ondanks hun veel professionelere uitrusting toch zorgen om de gladheid boven op de besneeuwde berg. Hmm. We kletsen wat en dan lopen Karin en ik door. De klim gaat Karin wat zwaar af, vanwege haar bloedarmoede, maar ze stapt stevig door en klaagt niet. Stoere meid. De sneeuw begint steeds dikker op de takken en het pad te liggen naarmate we de pas benaderen en de sfeer doet mij denken aan het videospel Skyrim, wat ik 10 jaar geleden best veel speelde. Het gekraak van de sneeuw onder mijn voetstappen, de eenzame, stenige bergpaden en het bos dat ons met geheimzinnigheid omhult.

    Op de pas aangekomen zien we een grote, verlaten parkeerplaats, werkelijk geen ziel te bekennen. Zou de kabelbaan wel dienst doen? We stoppen even om van het uitzicht van de baaien aan weerszijden van het schiereiland te genieten en openen met de hand de kapotte schuifdeuren van het kantoortje. Er is iemand die ons weet te vertellen dat de eerste gondel over 20 minuten vertrekt. Perfect om even bij te komen en een mandarijntje te snoepen. De wind is hier fiks en door het stilzitten krijgen we het koud. Ik geef Karin mijn regenjas om over haar donsjasje aan te trekken tegen de wind. Als de kabelbaan vertrekt is er inmiddels een Japans stel gearriveerd met kleine kinderen die continu "Samui! Samui!" (Koud! Koud!) roepen. De Française en Hollander zijn ook weer aangehaakt.

    Bovenaan is een man bezig de sneeuw van het plateautje te ruimen en als ik hem probeer te vragen welke kant het bergpad op is wijst hij naar onze sneakers en doet zijn best ons in het Engels uit te leggen dat we het daarmee niet gaan redden. "Very charrenging!" zegt hij lachend. Opzich een goed punt, misschien niet de meest geschikte uitrusting is om smalle, steile, met sneeuw bedekte bergpaadjes te beklimmen. Zeker Karin's gympen die amper profiel over hebben. We besluiten het toch maar te proberen en het is koud, dus we beginnen meteen te lopen. Karin's afkomst uit het noordelijke Hokkaido betaalt al snel zijn dividenden uit. Als een steenbok huppelt en glijdt ze behendig de rotsblokken en sneeuwhellingen op en af. Dit keer heb ik moeite om haar bij te houden.

    Het is volop genieten van het sprookjesland waarin we ons bevinden. Het enige wat de stilte breekt is het huilen van de wind en het knerspen van de maagdelijke sneeuw. Wij zijn vandaag de eersten die dit pad betreden en de atmosfeer is betoverend. Je voelt hier de winter. En dat amper een week nadat we in de tropische hitte van Hanoi zaten. We schuifelen om de struiken die over het pad hellen en manoevreren over de goed geplaatste steenblokken de helling af. Uiteindelijk komen we bij het kruispunt in het dal waar we moeten kiezen: de makkelijke, vrij vlakke weg terug, of het rondje omhoog over Fugendake. We laten ons niet kennen en stappen door. Dit pad is aanzienlijk steiler dan het vorige. Het gesteente is minder in een trapvorm geplaatst en meer lukraak neergepleurd. Echt klauteren deze keer.

    De met basaltblokken bezaaide top van Heisei Shinzan kijkt op ons neer als we de laatste rotsen hebben beklommen. Een imposant schouwspel. De wolken vliegen ons om de oren en we besluiten in de beschutting van een van de kleinere piekjes onze lunch te nuttigen. De regenjas maakt een goed picknickkleed om onze bipsen van de sneeuw te sparen. Ik maak een filmpje van de omgeving en we beginnen de afdaling. Het duurt niet lang voordat we voor de derde maal het Frans-Neerlandse stel tegenkomen. Zij hebben besloten vanaf de pas de vlakke route te nemen en dan meteen Fugendake te beklimmen. Ik waarschuw ze dat het van de top zelfs voor voetgangers eenrichtingsverkeer is, maar ze willen toch dezelfde weg terug. Prima dan. Deze afdaling is pittig. Net zo steil en rotsachtig als de klim hiervoor. Maar met wat handig geplaatste bomen om aan naar beneden te zwaaien lukt het allemaal. Karin begint er een beetje de pest in te krijgen, maar op dat moment bereiken we het vlakkere pad al. Vanaf hier is het allemaal goed te doen. Als we de pas weer zijn gepasseerd beginnen onze knieën langzaamaan te protesteren van steeds maar de grote traptreden af te moeten stappen en het is een verademing als we weer het asfalt voetpad langs de weg bereiken. Nog een klein stukje lopen, warm bakkie somen (een soort dunnen ramen) erin en dan de bus en trein naar Taira.

    Daar verblijven we in een Ryokan, een traditioneel Japans gasthuis met bad. De kamer heeft tatami, futons, schuiframen met rijstpapier en een Yukata om na het bad aan te trekken. Als ik beneden het toilet betreedt, wordt ik begroet door de wc-bril, die helemaal uit zichzelf opent, een lichtje aandoet en even wat parfum sproeit. Beetje schrikken, maar ook wel uitnodigend. De bril is verwarmd en aan de muur zit een controlepaneel waarop je de verschillende sproeimodi, richting en sterkte van de ingebouwde bidet (natuurlijk ook verwarmd) kunt bedienen. Als je opstaat spoelt de wc automatisch en gaat de klep weer dicht. Dat is nog eens luxe kakken.
    Read more

  • Day 9

    Shinkansen

    November 19, 2023 in Japan ⋅ ☀️ 16 °C

    Tijd om naar Honshu te gaan, het grootste eiland van Japan en thuis voor meer dan honderd miljoen mensen. Daarmee is het op Java na het meest bevolkte eiland ter wereld. Vanaf Taira, Nagasaki-ken is het bijna 500km naar Onomichi, Hiroshima-ken en zo'n afstand afleggen in Japan betekent één ding: de Shinkansen. Japans bullet train was de eerste hogesnelheidslijn toen deze in 1964 opende met de lijn tussen Tokyo en Osaka. Inmiddels is het netwerk door bijna het hele land uitgebreid, van Hokkaido in het Noorden tot Kyushu in het zuiden.

    De diversiteit en wijdverspreidheid van Japans treinnetwerk is om jaloers op te zijn. Zelfs in vergelijking met de vanuit internationaal oogpunt toch bovengemiddeld functionele NS. Onze reis is daar een goed voorbeeld van:
    We beginnen in Taira, een dorp van iets meer dan drieduizend inwoners met welgeteld één restaurant. Er is desondanks een frequente treinverbinding met een een-of-twee-wagons dieseltreintje. Punctueler, sneller en comfortabeler dan de bus.
    Een klein uurtje later komen we aan in Isahaya. Hier stappen we over op de nieuwste Shinkansen in het netwerk, die tussen Nagasaki en Takeo-Onsen. Binnen no-time zijn we in Takeo-Onsen en moeten we overstappen op de verbindende Huis ten Bosch-intercity naar Fukuoka-Hakata. Er zijn plannen om de Shinkansen door te trekken, maar de bouw moet nog beginnen. Deze trein lijkt nog het meest op de treinen in Nederland. Redelijke snelheid, stopt ook in grotere buitenwijken en gaat van stad tot stad.
    In Hakata haalt Karin een Bento (Japanse lunchbox) voor onderweg en pakken we de "stop-Shinkansen" richting Osaka. Er is ook een intercity-Shinkansen die ons bij een paar stations van kleinere steden (alles onder een half miljoen inwoners) passeert, maar die stopt niet in Onomichi.

    Het moet gezegd worden dat, integendeel tot de rest van Japans treinen, de Shinkansen wel prijzig is. Het is vaak nog iets goedkoper om te vliegen. De Shinkansen is alleen wel makkelijker, comfortabeler, milieuvriendelijker en meestal ook sneller. De Shinkansen kan het zich met zijn gebrek aan moeten opstijgen en landen veroorloven om in steden te stoppen die bij lange na geen vliegveld waard zijn, er gaat zelfs op zondag zo om de 10 minuten een trein en je hoeft ook niet twee uur van te voren op het station te zijn om je bagage in te checken en bij aankomst een half uur te wachten op een door het grondpersoneel gesloopte koffer, want die neem je gewoon zelf mee. Daarnaast is het station meestal midden in de stad en is het zo een fluitje van een cent om zelfs vanuit de uithoeken van de provincie een directe aansluiting te krijgen. De treinen zelf zijn stiller dan een gewone intercity, hebben bijzonder comfortabele stoelen, een ruim gangpad en veel beenruimte. Ultieme reiservaring.

    Na goed genoten te hebben van de uitzichten uit de trein (die overigens wel heel vaak door tunnels worden onderbroken) komen we aan in Onomichi. We moeten de bus pakken naar onze AirBnB, want die is vlakbij het station in het centrum, de Shinkansen stopt aan de rand van de stad omdat even een omweggetje maken met 200km/u toch wat lastig is. Even zoeken later komen we bij ons krappe, maar wel schone en moderne appartement. Die avond eten we in de stad de Hiroshima-variant van Okonomichi. Dat maak je door eerst een pannekoekje te bakken, dan een flinke stapel groente (vooral kool) en andere toppings erop te gooien, rustig door laten garen, Soba (boekweit) noedels erop en dan een ei erover. Ff omdraaien om de boel af te bakken, speciale saus erover en aanvallen maar. Echt goed schransvoer.
    Read more

  • Day 10–12

    Bomen, tempels en een heel mooi uitzicht

    November 20, 2023 in Japan ⋅ ☀️ 10 °C

    Karin gaat maandag alvast een dagje naar Shikoku, onze volgende bestemming, om voor haar werk een distilleerderij te bezoeken. Ze moet 's ochtends behoorlijk vroeg al de trein pakken en vraagt of ik mee wil lopen naar het station. Ja hoor, ik wilde sowieso een wandeling doen zoals beschreven in mijn reisgids, die ik eindelijk heb weten te bemachtigen. Het gaat langs de meeste voorname tempels in Onomichi, waarvan er nogal veel zijn.

    Het begint boven op de heuvel midden in de stad. Daar is een park, maar om daar te komen moet ik wat flink steile steegjes oplopen. Ik kom onderweg wel negen katten tegen, waarvan er drie samen in de ochtendzon zitten te chillen (foto 2). Bijna boven valt er tussen de herfstbladeren door al wat van het binnenkort spectaculaire uitzicht zich te ontwaren (foto 1). Ik pak een blikje warme koffie uit de automaat en loop door het park naar het uitzichtsplatform dat als een soort brug die twee stukken lucht met elkaar verbind bovenop de heuvel is geplompt. Goed idee geweest om dat daar neer te zetten want het is een wonderbaarlijk uitzicht (filmpje en foto's 5 en 6). Je kunt hier goed de herfstige bergen van het vasteland bewonderen en als je je omdraait wordt je geconfronteerd door de reflectie van de rijzende zon die via de stukken zee tussen de eilanden je ogen betovert. Die zee is de Seto-Naikai, de binnenlandse zee tussen Shikoku en Honshu en zorgt, net zoals de Middellandse Zee in Europa, voor een bijzonder warm, gematigd klimaat in deze omgeving.

    Ik daal af via het pad van de literatuur. Er staan veel stenen met poëzie erin gegrift en ook wat bijzondere bomen (foto's 6 en 7). Mijn Japans is helaas nog niet goed genoeg om de dichtkunst te kunnen waarderen, of überhaupt een snars van te begrijpen (al vertelt Karin later dat zij dat waarschijnlijk ook niet zou doen), maar het ziet er mooi uit. Zo kom ik bij de eerste tempel, die wederom wat fantastisch gevormde bomen heeft en het is niet te geloven, maar ik kom wéér die Française en Hollander tegen die ik twee dagen eerder op een berg 500km hiervandaan ook al tot driemaal toe tegen het lijf ben gelopen. Zij blijken om dezelfde reden naar Onomichi gegaan te zijn als wij: het is in één dag vanaf Nagasaki te bereiken en een goede ingang om Shikoku te bezoeken.

    Versteld daal ik verder af, loop langs een prachtige houten pagoda met idioot veel balken in de dakconstructie (foto 11) en kom zelfs door "cat-alley" (foto 12). Dan kom ik bij een mooie Jinja (Shinto heiligdom) met wederom een prachtig grote kamferboom en een stenen koe met mondkapje (13, 14), want tja, corona ofzo? Hierna door naar de grootste boeddhistische tempel in de stad, die dicht is, maar wel weer een hele vette boom in de tuin heeft waarvan de takken met een heel bos aan granieten pilaren worden ondersteund (15). Door naar de volgende tempel, die wat verderop op een andere heuvel ligt. De gebouwen zijn ook hier dicht, maar dat maakt niet uit want de weidse tuinen eromheen zijn prachtig. Daarnaast kan ik gewoon genieten van het exterieur van het oudste houten gebouw in de stad, maarliefst 825 jaar, en in de verte nog de pagoda bewonderen (16, 17). Teruglopend naar de binnenstad wil ik nog één laatste tempel bezoeken. Ook dicht.

    Op de terugweg loop ik door de voornaamste winkelstraat van Onomichi, die praktisch uitgestorven is op maandagochtend en ga ik nog langs de kade. Ik geniet van het zonnetje en de kleur van de zee en kom daarnaast wat prachtig door de zee aangetastte ijzeren trappen tegen (18). Ik sluit af met een foto van de kranen in de haven aan de overkant en keer weder tot ons te krappe appartement om met laptop op schoot de werkweek door te brengen.
    Read more

  • Day 13

    Afzien

    November 23, 2023 in Japan ⋅ ☁️ 15 °C

    Ik had een leuk idee. Althans, ik dacht dat het leuk was, maar dat zullen we nog wel eens zien. Tussen Onomicho en Imabari is een van de drie verbindingswegen die Shikoku met het vasteland verbindt. Deze snelweg loopt over de eilanden van de Seto-Naikai die door zeven reusachtige bruggen aan elkaar geknoopt zijn. Bij het aanleggen van die bruggen zijn ook fietspaden toegevoegd en sindsdien is dat een van de populairste fietsroutes van Japan geworden. 75 kilometer lang brugje op, brugje af, eilandje over en nog een keer.

    Karin heeft geregeld dat er de middag van te voren een pakketdienst onze koffers op komt halen om die vervolgens maandag bij ons verblijf in Takamatsu af te leveren. Erg handig, maar tijdens het inpakken realiseer ik me dat ik de rest van de dag mijn laptop, adapter en stekkerblok met verloopstuk allemaal nog nodig heb voor werk. Hetzelfde geldt voor Karin. Dat worden volle en vooral zware rugzakken op de fiets morgen...

    's Ochtends staan we vroeg op, want anders zijn er geen fietsen meer en een week geleden was het schijnbaar al te laat om te reserveren. We komen bij de verhuur en vragen nog naar een elektrische fiets voor Karin, want dat is de enige met bagagerek. Helaas, alleen op reservering. Allebij maar een racefiets dan. Mooie Giants zijn het wel, met harde banden en goede versnellingen. Ze hebben jammer genoeg alleen XS frames en de sturen zijn niet in hoogte verstelbaar, zo heeft mijn fiets met de juiste zadelhoogte een beetje vreemde proporties (foto 2).

    Op pad dan maar. De eerste brug slaan we over, want die heeft geen goede toegang voor fietsen en is een heel stuk om. Bovendien vertrekt het pontje direct vanaf de verhuur.

    One down, six to go 😄

    Nadat we de haven en de suburbs aan de overkant uitgefietst zijn stoppen we bij een vending machine aan de kade voor een warm blikje koffie en nuttigen we de onigiri die we voor onderweg hebben meegenomen als ontbijt. Het valt ons op hoe helder het zeewater hier is. Heel anders dan Nederland of Vietnam. We fietsen verder en genieten van het weer. Niet koud, niet warm, beetje heiig en bewolkt, windstil. Perfect fietsweer. Wanneer we eindelijk de eerste brug zien opdoemen (foto 3) moeten we even slikken. Die ziet er heel hoog uit en we zijn nu nog op zeeniveau. Bij de fietsopgang (een helling van anderhalve kilometer) blijkt al snel dat Karin het niet trekt. Ze heeft een bijzonder zware dag wat betreft de bloedarmoede en een rugzak van bijna 10 kilo omhoog trappen is te veel. Ik pak haar tas over, hang die op mijn buik en begin als een gek te trappen. Gaat nu nog goed, want ik heb verse benen. Ik moet om de 100 meter moet stoppen om de tas weer goed te hangen, hij glijdt steeds af, maar dat is niet erg, want ik moet toch op Karin wachten. Als we bij het brugdek aangekomen zijn geef ik uithijgend de tas terug aan de opgeluchte, maar alsnog vrij uitgeputte Karin. Dan lekker naar beneden sjezen.

    Two down, five to go 🫤

    Op het volgende eiland valt Karin halverwege de eerste heuvel zowat van haar fiets af, arme meid. Ik zie dat er niks anders op zit, dus ik pak haar rugzak weer over. Deze keer iets beter, met mijn kleinere (maar zwaardere) rugzak voorop, die heeft gespen die Karin op mijn rug vastklikt, zodat hij niet wegglijdt (foto 4). Dit gaat, al worden mijn ballen enigszins geplet tussen de rugzak en het zadel. Een kwartiertje later leeft Karin ook weer een beetje op, dus de moed zakt ons nog niet in de schoenen. De volgende brug is zelfs wat minder hoog (5 en 6), maar ik merk al dat het wat moeizamer gaat. Drie maanden niet fietsen heeft zijn tol geëist en mijn benen zijn niet wat ze waren.

    Three down, four to go 😥

    Op dit eiland fietsen we bijna een alternatieve route in, maar gelukkig merk ik op tijd dat deze op onze kaart is aangegeven met een rode stippellijn: stijle heuvels, uitdagend fietsen. Mooi niet dus. Iets later stoppen we voor een vers sapje langs de weg en stel ik mijn tas bij om mijn edele delen edel te houden. Ik wordt nu een beetje gewurgd, maar het scheelt dat ik die zak lood (meer lithium, maar dat is mij lood om oud ijzer) iets minder op hoef te tillen met iedere trap. Ik heb inmiddels ook genoeg massatraagheid om rustig zonder handen te kunnen fietsen, waardoor ik niet zo op mijn polsen hoef te leunen en een filmpje kan maken. Ondanks mijn ondertussen vermoeide benen ziet het er vol te houden uit. Het aanzicht van de vierde brug (foto 5, 6) drukt al het optimisme echter meteen de kop in. Wat een joekel. Inmiddels met routine fiets ik op de toegangsweg vooruit, want ik wil zo kort mogelijk op die helling blijven met mijn 20 kilo overgewicht. Bekaf wacht ik op een tevens bekaffe Karin die mij tegemoetkomt. Gelukkig is er iedere keer weer een fantastisch uitzicht en een leuk achtbaanritje naar beneden om het humeur op te krikken.

    Four down, three to go 😓

    Uitgeput fietsen we door. We zijn op de helft nu. Als we in de buurt van de volgende brug komen (die we nog niet kunnen zien) gaat de weg rechtdoor, maar is er rechtsaf al een opgang-achtig fietspad. Ik raadpleeg de kaart en zie dat de aangeraden route rechtdoor is. Een Engelse meid komt langs en vraagt om de richting. Ik wijs naar voren en met Karin volg ik haar. Iets later komen we een helling van een stevige tien procent tegen. Afstappen en lopen maar. Om de hoek zie ik dat de Engelse ook is gaan lopen. Even zwaaien, verstand terug op nul en doorlopen. Gelukkig blijkt dit de kleinste brug tot nu toe en hoeven we niet heel ver. Aan de andere kant afdalen, toch weer een heuveltje op en dan kom ik hem tegen, de man met de hamer.

    Five down, two to go 😫

    Benen als spaghetti. Iedere draai aan de trappers voelt alsof er iemand mijn dijbenen met ijzeren vuisten uitwringt. Ik ben nog nooit zo ver gegaan in de zelfkastijding. Het ontzag voor de masochisten die de Tour de France rijden stijgt met iedere meter. Als we afgedaald zijn tot een dorpje met een verassend grote haven kijk ik Karin smekend aan of het niet tijd is voor lunch. We zien aan de overkant een tentje en doen een poging. Helemaal vol met allemaal van die kutfietsers. Welke gek haalt het nou in zijn hoofd om hier te gaan fietsen? Karin kijkt op maps en vindt wat om de hoek. Moedeloos de fiets op, even kijken en bingo. Ze zijn open en ze hebben een tafel. Diepe zucht van verlichting als de tassen afkomen en ik vertel Karin dat ze maar wat moet bestellen, want ik kan niet meer nadenken. Behalve een Cola, ik lust wel wat fris suikerwater. Voordat we eruit zijn met de bestelling wordt zoals gewoonlijk water met ijs neergezet. Als de serveerster ziet dat ik dat in één teug achteroversla laat ze de kan maar op tafel staan. Lief. Een kwartiertje later worden er twee massale okonomiyaki's op de bakplaat voor onze neus neergelegd, we mogen ze zelf versieren met saus en kruiden (foto 10). Goed schranzen, flink glas Cola en een halve kan ijswater, allemaal onder het genot van de Beatles, doet goed. Even strekken en ik geloof bijna dat ik het weer aankan. Het gaat ook best goed, al merk ik bij de volgende brug dat mijn benen misschien geen pijn meer doen, maar nog wel vrij noedelig zijn. Toch red ik het tot de top.

    Six down, one to go 🥲

    Als we beneden komen zie ik dat het nog 10 kilometer tot de volgende brug is. Ik doe bijna een vreugdedansje, want dat betekent waarschijnlijk dat het de laatste is (we hadden van te voren niet gecheckt hoeveel het er waren). Te vroeg gejuigd want die 10 kilometer is wel door het binnenland van Ōshima (letterlijk "groot eiland") en we moeten vrij snel al een bergpas over. Maar voor nu hebben we even pret. De wind is aangewakkerd tijdens de lunch en heeft de wolken verdreven. In de zon schittert het landschap en heeft de zee een onkenbare diepte van azuurblauw gekregen (foto's 11-13). Landinwaarts is het echter wederom afzien. De pijn is terug en erger. Kaken op elkaar geklemd ervaar ik iedere individuele trap als een Sisyphusaanse beproeving. Grauwend en kreunend bereik ik uiteindelijk de top van de pas. Daar merk ik pas dat Karin niet meer in zicht is. Een paar minuten later komt ook zij afgepeigerd de top op. Ze probeert zich te verontschuldigen dat ik op haar moest wachten, maar stiekem ben ik blij met de rust. Geef ik natuurlijk nooit toe.

    De helling naar beneden is nu wel goddelijk. Bij die bruggen was het iedere keer zo kronkelig dat je steeds in de remmen moest en al je duur verdiende potentiële energie in loze warmte aan de atmosfeer schonk, maar hier is het in één ruk naar beneden. Zoefff. Het duurt nu niet lang meer voordat de laatste brug in beeld komt. En wat een brug. Hallelujah. Zes overspanningen waar iedere keer de Waalbrug bij Zaltbommel in zijn geheel onder zou passen en dan nog wat. In het strijklicht van de late middagzon is het zo'n magnifiek uitzicht dat zelfs het vooruitzicht op de klim ons niet kan ontmoedigen. Onderaan stoppen we voor een foto (nummer 1) en dan gaan we. De klim valt eigenlijk reuze mee, maar de tegenwind op de 4 kilometer lange brug is jammer. Wat niet jammer is zijn de uitzichten (14-16). Na de spaghettivormige afritten (17) komen we er nog iets te laat achter dat we het inleverpunt voor de fietsen al gepasseerd zijn en moeten we de helling waar we net in noodgang vanaf zijn geraced weer opploeteren. Het geeft niet, want het einde is in zicht. We hoeven nu alleen nog maar een dik halfuur naar het treinstation te lopen. Achterlijke plek voor een fietsverhuur.

    All done 😌
    Read more

  • Day 14

    Ninja!

    November 24, 2023 in Japan ⋅ ☀️ 17 °C

    Na onze slopende fietstocht naar Shikoku toe, nemen we een iets autonomer vervoer om het binnenland van Shikoku te bewonderen: de motorfiets. Ik heb twee weken van te voren al gereserveerd en vandaag is het eindelijk zover. Gelukkig valt het mee met de spierpijn.

    Voordat we gaan nemen we ontbijt bij een cafeetje dat qua styling net zo goed door zou kunnen gaan als de huiskamer van een willekeurige 90-jarige in Nederland, inclusief geur (foto 2). Dat is schijnbaar heel trendy geweest in Japan na de oorlog en ze bestaan nog steeds. Goeie koffie in ieder geval. We besluiten Matsuyama-Jō (het kasteel) voor nu te laten schieten. We zijn te laat opgestaan, moeten de motor nog ophalen en dan nog een pak kopen voor Karin, want die heeft alleen een helm, wat bij de gematigde snelheid in Vietnam voldoende was, maar op een echte motor niet. Misschien hebben we voor het kasteel nog tijd als we de motor terugbrengen op zondag. Na de motor opgehaald te hebben, wat even duurt omdat men van ieder bestaand krasje een uitgebreide notitie moet maken, gaan we shoppen in een grote motorkledingzaak. We vinden stevige leren schoenen, een regenbroek waar je een asfalt glijbaan mee af kan gaan en een mooie leren jas met bescherming op ellebogen, schouders, rug en borst. Karin voelt zich net de Terminator (foto 3).

    Terwijl we Matsuyama doorrijden, wen ik weer aan het motorrijden in een land met verkeersregels. Toch net anders dan gewoon maar rijden waar de ruimte is, al is het nog steeds mogelijk om fluitend alle stilstaande auto's bij een stoplicht voorbij te rollen om vervolgens lekker voor ze uit te brommen, hehe. Aan de verkeerde kant van de weg rijden blijkt ook geen probleem op één keer na, als ik na een stop een verlaten provinciale weg op de automatische piloot met een ruime bocht naar links inrij. Ik merk het pas als er (gelukkig langzaam) een auto op dezelfde weghelft tegemoet komt en Karin panisch aan mijn jas trekt en iets onverstaanbaars roept. Loopt goed af allemaal.

    Op de bergwegen is het mooi rijden. We genieten van de herfstkleuren op de berg en ik probeer me niet te ergeren aan het permanente snelheidslimiet van 50 (al houden zelfs de Japanners zich daar niet aan). De Kawasaki Ninja 400 rijdt als een zonnetje, en maakt een vrolijk snorrend geluid. Wel wat anders dan de 600cc oudoom van dit model met twee keer zo veel cylinders die ik in Nederland heb staan, de schreeuwlelijk. Zo zijn we tegen lunchtijd al in Uchiko.

    Uchiko, heb ik in mijn National Geographic reisgids gelezen, is een prachtig traditioneel stadje (dorp) wat ooit op de kaart is komen te staan vanwege de wasproductie. Tijdens de Edo-periode zal de Shogun hier dus wel zijn kaarsen hebben besteld. Inmiddels is die wasproductie verdwenen omdat men tegenwoordig praktischere lichtbronnen tot zijn beschikking heeft. Maar het is na zijn hoogtijdagen uitstekend bewaard gebleven. We parkeren de motor, wat gratis blijkt te zijn voor onze bescheiden tweewieler, en lopen de dorpsstraat in. Best mooi inderdaad, maar niet fantastisch. Het is ook maar echt één straat. Het hoogtepunt is het huis van de voormalige eigenaar van de wasfabriek met bijbehorende tuin (4, 5). Nadat we het gezien hebben lunchen we in een typisch Japans Italiaans restaurant. Daar serveren ze pasta die zijn oorsprong heeft in de traditionele Italiaanse gerechten, maar een echte Italiaan en zijn moeder een hartverzakking zou bezorgen.

    Dan rest ons een lange rit door de bergen. Ik heb een route uitgezet die door een vallei met mooie herfsttaferelen en over een kale hoogvlakte zou moeten gaan. Op weg naar de vallei beklimmen we een verlaten, steile, smalle en bossige bergpas. De snelheid ligt laag, want je kunt meestal niet zien of er iemand om de hoek aankomt (al gebeurt dat geen enkele keer) en er liggen veel bladeren en dennenaalden op de weg. Pas als we op een recht stuk stoppen voor het uitzicht (6) komen we de eerste tegenligger tegen. In de vallei lijkt het alsof we iets te laat zijn voor die mooie herfsttaferelen. Weinig rood en geel is over. Het is nog steeds mooi, op een stille, afgelegen manier. De bergbeek stort zich over de koude grijze stenen. Kale takken buigen zich zwijgzaam over de oevers. Dennen staan in donkere stilte hun wacht. En soms, soms fonkelt het helrode blad van een Japanse esdoorn tussen de grauwe schemer door.

    Veel tijd om om me heen te kijken heb ik alleen niet, want ik moet me goed concentreren op de weg. De naalden en bladeren zijn hier ook vaak nat, wat het glad maakt. Daarnaast laat het wegdek veel te wensen over. Ik heb ergens beloofd geen grappen over Belgische wegen meer te maken, maar...

    Het begint inmiddels ook koud te worden. In de valleien is al lang geen zon meer en we zitten best hoog voeg daaraan hoge luchtvochtigheid toe en de rijwind snijdt dwars door mijn zomerhandschoenen heen. Als ik erachter kom dat ik de afslag voor de hooglanden heb gemist, ben ik stiekem wat opgelucht. Daar zal het zeker koud zijn geweest en het begint nu ook donker te worden. Terwijl we nog dik twee uur te gaan hebben. Slik. Bij een plaspauze proberen we beide op te warmen. Ik doe mijn regenbroek aan tegen de wind en trek een een extra coltrui over mijn huidige. Na een paar rondjes over de parkeerplaats gejogd te hebben ril ik bijna niet meer. Door. Kou. Rijden. In Tosa moet ik wel vier keer stoppen om de route te checken, omdat de borden misleidend zijn (of meestal gewoon ontbreken) en vervolgens kom ik toch onbedoeld op de tolweg. Godverdomme. Gelukkig blijkt dat die de goede kant op gaat en zo zijn we uiteindelijk nog iets sneller bij onze Ryokan op het puntje van een schiereiland in de Stille Oceaan belandt.

    Het zeer vriendelijke personeel aan de balie raadt een restaurant aan de overkant van de baai aan. Meteen maar terug op de motor, want we verrekken van de honger. Het blijkt een uitstekend restaurant te zijn. Japanse BBQ met de beste saus in de wereld (waarvan ik uiteraard een flesje heb gekocht) en verse lokale vangst uit de zee. De giga-garnalen en wagyu smaken fantastisch, de miso soep loopt over van de umami en de rijst is perfect gekookt en heeft die heerlijke, subtiele smaak die je in Japanse rijst wilt. Het klapstuk is een chotaro (lijkt een beetje op een Sint Jacobsschelp) die nog leeft. Hij probeert Karin te bijten als ze hem oppakt om op de BBQ te leggen en ik krijg medelijden als ik hem zie stuiptrekken in de hitte. Karin legt uit dat dit precies is waarom Japanners「いただきます」("itadakimasu", met een stille 'u') zeggen voor het eten. Daarmee bedank je het leven dat je eet voor het offer dat ze hebben gemaakt om jou te voeden.

    ごちそうさまでした!
    Read more