• Day 4–5

    Les Vacances de Monsieur Hulot (1953)

    May 6 in France ⋅ ⛅ 14 °C

    Fourmies, Frankrijk, 6 mei.

    Een kleine 75 kilometer voor de boeg vandaag. De zon staat al aan als ik om acht uur mijn huisje in Lobbes achter me laat. Het is koud. De frisse ochtendlucht doet me twijfelen, handschoenen of niet. Ik probeer het zonder. Beenstukken onder mijn wielerbroek, dat wel. Geen gezicht, wel lekker warm.

    Vanaf de brug in het dorp duik ik rechtsaf het groen in. Een slingerend fietspad langs La Sambre, een kronkelend riviertje dat z’n industriële glorie al jaren kwijt is. Tegenwoordig vooral een paradijs voor vogels. En fietsers die van stilte houden.

    Twee uur lang kom ik niemand tegen. Af en toe een gehuchtje, maar die ogen alsof ze vergeten zijn dat mensen bestaan. En ik heb nog niet ontbeten. Geen bakker, geen café, geen koffie. Niets. De dorpen slapen, of zijn gewoon permanent in winterslaap.

    Tom Ysewijn schreef het al eens:N“Koffiekilometers zijn een goede graadmeter voor hoe het met de nering gesteld is. Zes op de tien Franse dorpen hebben geen enkele winkel meer.”

    Alles wat Google Maps me aanbiedt aan bakkers, winkeltjes, cafeetjes of restaurantjes blijkt te koop, gesloopt of al tijden gesloten. Het is alsof het platteland zichzelf op slot heeft gedaan.

    Langs de rivier liggen nog talloze vervallen fabrieken. Roestige silo’s, ingestorte daken, graffiti die al verbleekt is vóór hij af was. De romantiek van betonrot. In het plaatselijke krantje las ik gisteren (in het café) dat de plaatselijke  Wethouder (type Hekkink) zich hard maakt voor behoud. Hij noemt met trots: “patrimoine industriel à valoriser” (industrieel erfgoed dat opgewaardeerd moet worden). Dat ‘opwaarderen’ blijkt in praktijk vooral te betekenen: een bordje erbij “verboden toegang” en hopen dat het niet instort.

    In Jeumont dan eindelijk een lichtpunt: een donutshop. Flinke donut, dampende koffie. Eenvoudig ontbijt, maar precies goed.

    Na Jeumont verlaat ik na nog eens tien kilometer de Sambre en voelt het alsof ik uit een stille film stap. Maubeuge verschijnt, een stad die het helaas zonder schoonheidsprijs moet doen. Veel beton, blokkendozen uit de jaren ’80, pompeuze nieuwbouwtheaters die wanhopig proberen iets van grandeur uit te stralen. Alleen het gemeentehuis is een charmant pandje, alsof het per ongeluk in de verkeerde stad is neergezet.

    Ik vlucht de natuur in: het Parc Naturel Régional de l’Avesnois. Via een strak asfaltpaadje volg ik een stuk van de Pelgrimsroute. Alles is hier groen. Héél veel groen. Maar geen pelgrims te bekennen.

    Waar blijven ze nou, die Jiskefet-vrouwen met hun scheefgeknipte kapsels, te blauwe oogschaduw en verslonsde, verwassen, vet te grote linnen shirts, gezondheidssandalen en linnen tassen met buttons op zoek naar zichzelf (moeders). Ik had ze hier met bosjes zingend over de paden verwacht. Maar niet één. Het bos is van mij alleen.

    Nog even een lekke band — klassiek momentje — en dan een snelle lunch bij de supermarkt van Solre-le-Château: twee bananen en een couscoussalade, aan een picknicktafeltje in het bos. Daarna nog wat venijnige klimmetjes, en dan is daar Fourmies. Mijn bestemming van vandaag. Ook hier is de traiteur, bakker en slager al dicht. Dan maar de Auchan.

    Op een camping aan het meer — Les Étangs des Moines — staat mijn gehuurde caravan. Tussen de Franse pensionado’s zet ik mijn fiets neer. Mooi plekkie.

    Mama Friet bakt een portie slappe frieten. Maar na 80 kilometer smaakt zelfs een beetje slapigheid goed. Erbij een koud biertje, wat sla, en als toetje een glaasje Yop. Avondmaal der kampioenen.

    En hier een filmpje: https://youtu.be/EAJLrdlqaT8?si=iYfNRnVZyUwn6MXm
    Read more