• Rustplaats

    October 9 in Ireland ⋅ ⛅ 13 °C

    Vandaag nog even terug de Ring of Kerry op. Gisteren moesten we het laatste deel vliegensvlug passeren en we zagen bij Derrynane House een op het oog intrigerende kustlijn. Dat zou zomaar een mooie wandelplek kunnen zijn.

    We parkeren bij het huis, nemen een gortdroge koffiecake in het theehuis van Derrynane House en wandelen het strand op van Derrynane. Het zand glanst nog nattig van de vloed. Voor ons loopt een smalle strook zand naar Abbey Island. Je kunt er alleen komen als de zee zich even terugtrekt, alsof de oceaan kort toestemming geeft.

    Aan de overkant staan de ruïnes van Derrynane Abbey, muren zonder dak en bogen die recht de hemel in lijken te kijken. Rondom liggen graven, sommige scheefgezakt, andere keurig gerestaureerd. Soms met data uit een ver verleden, soms verrassend recent (2016). De graven staan lukraak verspreid over de begraafplaats, maar ook binnen de muren van de Abbey zelf. Hier rusten onder anderen Mary O’Connell, de vrouw van Daniel O’Connell, de oorspronkelijke eigenaar van het huis.

    Tussen de graven en tombes zien we tot onze verbazing een paar recente gedenkstenen met Nederlandse namen. Wat zal hun verhaal zijn? Waarom liggen ze juist hier, aan de rand van Europa? Reizigers, nazaten, vissers, mensen op zoek naar rust ver van huis misschien. Het zet je fantasie flink aan het werk.

    We zetten koers omhoog over een oud Mass Path, een pad dat in vroegere tijden door gelovigen werd gebruikt om heimelijk naar katholieke missen te gaan. Langs de kronkelende weg ontvouwt zich steeds meer zeezicht. In de verte duiken Scariff en Deenish Island op, donkere silhouetten in een zilvergrijze oceaan. De zon schijnt inmiddels uitbundig. Dichterbij ligt Lamb’s Island en beneden zien we twee kleine witte torentjes, de zogenaamde “leading lights” van de haven. Wanneer je ze op één lijn brengt, leiden ze schepen veilig naar binnen. Kleine vuurtorentjes die nu haast op kunstwerkjes lijken.

    We lopen een ronde van ongeveer tien kilometer rondom Derrynane House. Het huis zelf is geen pompeus kasteel, maar een ingetogen wit landhuis. Hier woonde Daniel O’Connell, “The Liberator”, de man die de katholieke Ieren een stem gaf in de Britse politiek. Nog steeds is hij een nationale held.

    Onderweg begroeten de Ieren ons vriendelijk, opvallend vaak met dezelfde drie zinnen: “How are you today, that’s nice, nice day isn’t it.” En iets anders valt op: als je de rekening krijgt bij je koffie of broodje, zeggen ze eerst het bedrag en vragen dan “Is that okay?”. Het lokt je bijna uit om eens nee te zeggen, gewoon om te zien wat er dan gebeurt.

    Bij het afdalen lopen we door de Meadow rond het huis. Het gras en het sompige zand veren onder onze schoenen. Naast ons loopt een wild kletterend stroompje richting de zee. Tussen de half verrotte boomstammen groeien grote bossen paddestoelen.

    Met de auto trekken we even later door naar Sneem. Het dorp ligt als een knoop tussen rivieren en bruggen, en dat is ook letterlijk wat Sneem betekent. Wat ons vooral opvalt: overal ijs. IJs bij de bakkers, pubs en kleine kraampjes. Niet zomaar softijs, maar trots gepresenteerd als “homemade ice cream”. Riney’s Bar schept het alsof het bier is, Kelly’s Bakery doet al decennia mee. In een dorp dat draait op wandelen, fietsen en rondslenteren is ijs de zoetste pauze. Wij kiezen voor Riney's bar. Volgens de blaadjes de beste,

    En het is een vaste stopplaats voor toeristenbussen. Pal voor de deur van de grootste souvenirwinkel stoppen de touringkarren. Als schapen worden de reizigers naar binnen geleid om souvenirs te scoren: magneetjes, wollen truien, sleutelhangers, t-shirts, mokken, bierglazen, sokken, petten en heel veel Guinness-prullaria.

    In een hoekje van de winkel staat een man die zogenaamd historische achtergronden opzoekt en je een certificaat verkoopt met de oorsprong van je achternaam. Amerikanen zijn er dol op.

    Hij vraagt een Amerikaanse vrouw naar haar achternaam, verstaat het niet, vraagt het nog eens, en laat haar het uiteindelijk spellen. “Ah yes,” zegt hij dan, “that’s a typical Irish name.” In één vloeiende beweging haalt hij onder zijn toonbank een vel papier tevoorschijn, schrijft haar naam erop, stopt het in een sierlijk kokertje en rekent 25 euro af. Waarschijnlijk zien ze in de bus straks dat ze allemaal exact hetzelfde certificaat hebben meegekregen.

    Op het pleintje staat het standbeeld van Steve “Crusher” Casey, een worstelaar die in de jaren dertig en veertig wereldkampioen werd in de Verenigde Staten. Ook Charles de Gaulle bracht hier in de jaren zestig vakantie door. Op het dorpsplein staat nog altijd een monument voor hem, alsof ook hij hier even wilde blijven hangen.

    Onze laatste uren in Kenmare vieren we met een etentje in Mulcahy’s, volgens de Michelingids een van de beste eetplekken van de stad. We delen een croquette van krab en kreeft, halibut en croute  (in korstje) en sluiten af met een indrukwekkende baked Alaska. Cadeautje van Erica’s ouders. Heerlijk, en een gezellige tent ook.

    Nu weer in huis, spullen pakken, een beetje opruimen. Morgen rijden we in een lange streep terug naar Rosslare om daar ’s avonds de boot te nemen voor de 24-uurstocht terug naar het vasteland van Europa.
    Read more