• Le Bonheur est dans le Pré (1995)

    May 14–16 in France ⋅ ☀️ 16 °C

    14 mei 2025 – Montargis – 19°C, zonnig met wat sluierbewolking

    Rustdag nummer twee, en het gaat nog steeds goed. Geen overmatige zadelpijn, geen dooie polsen, geen knie die moppert of spier die piept. Zelfs de verwaarloosbare krasjes op het lijf komen niet van het fietsen zelf, maar van mijn acrobatische vaardigheden bij het missen van een absurd hoge stoeprand en het minstens tien keer mijn hoofd stoten aan de houten balk bovenaan de trap. Schade: een verzwikte enkel en wat decoratieve schaafjes. Maar fietsen? Dat gaat gesmeerd. Het helpt daarbij dat de route en het weer tot nu toe meer dan aangenaam zijn.

    Montargis blijkt een uitstekend decor voor een trage ochtend. Met 19 graden, zon en een zacht briesje is het perfect slenterweer. Ik doe wat toeristenwerk: neuzen op een rommelmarktje, een klein klimmetje naar het kasteel, en bruggetjes tellen. Montargis wordt ook wel het ‘Venetië van de Gâtinais’ genoemd, dankzij de 131 bruggen die over de kanalen en rivier de Loing liggen. Maar na bruggetje 12 haak ik af—mijn aandachtspanne is ook op rustdag in vakantietoestand.

    Tegen lunchtijd fiets ik terug van een kort uitje naar de sportzaak (reparatiemateriaal blijkt essentieel). Als ik bij terugkomst in het centrum door de oude straatjes dwaal, valt mijn oog op iets wat ik al jaren niet meer bewust heb gezien: het befaamde emaille bordje van Le Guide du Routard. Zo’n reizend mannetje met een wereldbol op z’n rug dat Erica en mij vroeger steevast naar betaalbare parels leidde. Het actueelste van de vier bordjes aan de gevel bij La Cantine dateert uit 2002—waarschijnlijk het jaar van de laatste inspectie. Of ze maken die dingen gewoon niet meer. Hoe dan ook, ik neem de gok.

    Een boeren-Frans restaurant precies zoals je hoopt. Een vakwerkhuisje met een donkergroene gevel, verweerde verf op kniehoogte door jarenlange passage van hongerige klanten. Bloembakken met klimop scheiden het terras van de straat. Buiten staan twee donkere houten tafeltjes met echte rode stoffen kleedjes, en een fles wijn wacht al geduldig in de schaduw van een royaal zonnescherm. Aan de gevel hangen krijtborden met tekst die inmiddels zo vervaagd is dat alleen vaste gasten ze nog kunnen lezen.

    Binnen is het rustiek: zichtbare balken, een muur van keien, en een klein open keukentje waar het ruikt naar boter en tijd. De kleine donkerharige serveerster draagt een blauw schort met een geruite theedoek achteloos in haar broekzak. Ze brengt me een leisteen met het handgeschreven menu van de dag.

    Ik ga voor de “parmentier de canard confit”: een torentje van grove aardappelpuree met peterselie, véél boter, gebakken uitjes, en daarbovenop gekonfijt eendenvlees dat uit elkaar valt van geluk. Simpele salade erbij, glas water en een bokaal Leffe. Zon op het hoofd. Lekker man.

    “Dessert?” vraagt ze. Eigenlijk niet, het is tenslotte lunch.

    Maar dan hoor ik haar “Île Flottante” zeggen. En mijn besluitvaardigheid zinkt als meringue in crème anglaise. Een wolkje eiwitschuim, zacht en luchtig, drijvend op een zoete zee van vanillesaus. Eén lepel en alles is, heel even, precies zoals het moet zijn.

    Zulke plekjes lijken zeldzamer dan ooit. De Franse keuken wordt volgens mij steeds vaker verdrongen door kebab, pizza, burgerketens en bubbletea. Maar vandaag heb ik er weer één gevonden: een restaurantje dat nog gelooft in maximaal vier ingrediënten, veel boter, eenvoud en handgeschreven leien.

    En dus blijft er voor de middag niet veel anders over dan een siësta. Zoals Joop Zoetemelk ooit zei: De Tour win je in bed.

    Morgen wacht de langste rit van deze reis: 95 kilometer naar Sully-sur-Loire.
    Read more