• La Reine Margot (1994, Isabelle Adjani)

    May 17 in France ⋅ ☀️ 13 °C

    17 mei – Beaugency naar Amboise – 15°C, waterkoud, bewolkt met af en toe zon

    Koud is het. Waterkoud. Zo’n kilte die in je kleren kruipt en daar blijft zeuren. Ik sta te twijfelen: haal ik mijn knalgele warme jas uit de tas? Nee, eigenwijs als altijd laat ik hem zitten. Zo vertrek ik uit het slaperige Beaugency, op weg naar het koninklijke Amboise—een tocht van kastelen, wijn en geschiedenis. Alles volgens het boekje. Of in elk geval de brochure.

    Uiteraard eerst even langs de bakker voor de verse croissant.

    Ik steek de Loire over via de indrukwekkende stenen brug van Beaugency, een van de oudste van Frankrijk, gebouwd in de 12e eeuw. Regen dreigt. Een paar druppels vallen. Ik houd het tempo hoog—kou verjaag je met kilometers.

    De lucht is dichtgetrokken, dus de mijmering op een bankje aan de Loire sla ik over. De route kronkelt langs de noordelijke oever van de rivier. Niet veel later doemt het eerste kasteel op: het Château de Meung-sur-Loire. Een middeleeuwse versterking die later is omgetoverd tot een elegante residentie—met ondergrondse kerkers waar, naar men zegt, ooit de markies de Sade gevangen zat. Frankrijk op z’n best: schoonheid en sadisme hand in hand.

    Door dat strakke tempo ben ik veel eerder dan gepland in Blois. De markt op Place Louis XII draait op volle toeren. Het is er druk: boeren verkopen hun waar, toeristen en locals slingeren zich door de geurige chaos van geitenkaas, gegrilde kip, bloemen en fruit. Ik slinger eromheen. Mijn tassen maken me niet wendbaar genoeg voor een lekker doorgang over de markt.

    Voor het immense Château de Blois struikel ik bijna over militairen in gala. Glimmende wapens, veel medailles, strakke ceremoniële uniformen, nerveus gedoe. Geen idee waarom, maar het oogt alsof Macron himself elk moment kan landen op het plein.

    Ik loop langs een patisserie met een etalage alsof het een juwelier is. En daar staat één leeg tafeltje, direct naast een rek voor mijn fiets. Ik claim het en laat me verwennen met een rank gebakje van pistache en rode vruchten. Wat ziet dat gebak er hier weergaloos mooi en lekker uit. Het is allemaal zo chique en precies gemaakt. Elk vruchtje, elk chocolaatje, elk nootje lijkt er bijna met een pincet opgelegd, zo nauwkeurig. En ook zo lekker.

    Het geeft me genoeg kracht om door te trappen. Lunchen in Blois? Net iets te vroeg en net iets te druk.

    Dan breekt de zon door, voorzichtig. Mijn linkerbeen is duidelijk bruiner dan mijn rechter—logisch als je vooral van oost naar west fietst. Toch al merkwaardig: bruin worden in een wielerbroek. Maar nu is het helemaal een gevlekte toestand.

    Na Blois golft het landschap. Weg de vlakke Loire-oevers, hallo wijngaarden. Ik probeer te lunchen in Veuzain-sur-Loire. Daar lijkt de hel losgebroken: honderden fietsers, stelletjes in fluorescerende hesjes, dagjesmensen, wandelaars. Het is er helemaal vol mee. Alsof ze allemaal hierheen zijn gekomen. Geen plek om te lunchen: niet in het park, niet op de bankjes, niet in de restaurants, niet op de terrassen. Overal: “C’est complet.” Net voor sluitingstijd glip ik een warme bakker binnen. Ik bestel van alles wat en installeer me later in het gras, ergens tussen stilte en Loire, en knabbel lekker mijn collectie bakkerslekkernijen op.

    De wijnboerderijen beginnen zich te melden bij Chaumont-sur-Loire. Ik stop bij een caravan met proeftafels. Touraine-Amboise, een bodempje maar—licht en fruitig. Wijn met fietserstactiek.

    Vlak voor Amboise passeer ik het kasteel van Chaumont, dat als een sprookje op een heuvel boven de rivier uittorent. Dan, eindelijk: Amboise.

    Het majestueuze kasteel kijkt als een vorst over de stad. Hier leefde Leonardo da Vinci zijn laatste jaren. Hij woonde in Clos Lucé, verbonden met het grote kasteel via een geheime tunnel. Hij kwam hierheen op uitnodiging van François I—als hofkunstenaar, ingenieur en visionair. En ja, hij bracht de Mona Lisa mee, vandaar dat die nu in Parijs hangt, en niet in Florence.

    Beneden op het plein bestel ik een bier. “Une grande?” vraagt de ober. “Ja,” zeg ik, “doe maar een emmer,” denk ik. Hij heeft mijn gedachte gelezen en komt met een enorme bloemzaadjesglas met bier. Is binnen tien minuten op. Dorst.

    Mijn onderkomen is een zolderkamertje in het huis van een kleine Aziatische mijnheer, die zijn woning heeft opgedeeld in vier piepkleine appartementen. Ik krijg de bovenste.

    ’s Avonds loop ik terug naar het centrum. Langs nog twee kastelen. In de tuin van Le Planque bestel ik een broodje. Maar wel het lekkerste broodje dat ik in tijden heb gehad. Dit is een kleine opera in een croissantbun: lamsschouder met ras el hanout, champignons in room, dragonmayonaise, rode uien, mesclun en gesmolten geitenkaas. Erbij een plaatselijk bier: Ouette.

    De dag is rond.

    Video: https://youtu.be/WTafWzuft0k?si=0hOHi7mH0UOl-aOq
    Read more