• A Fish Called Wanda (1988)

    Jun 26–27 in England ⋅ ☁️ 23 °C

    26 juni 2025, deels bewolkt en harde wind, 26 °C

    Vandaag bereikt de kilometerteller van mijn fiets het mooie aantal van 3.333 kilometer sinds 4 mei. En we zijn er bijna.

    We fietsen van Langham naar Harwich. Geen lange rit, zo’n 40 kilometer, maar wel een hele mooie. We rijden langs de zuidkant van de monding van de River Stour. Eerst een stuk door het vriendelijk glooiende Suffolk over rustige landweggetjes, en vanaf Manningtree volgen we de loop van de rivier richting de Noordzee.

    In Manningtree stoppen we even bij Penelope’s. Een piepklein koffiehuisje met vijf tafeltjes en een keukentje waar Penelope druk in de weer is met de voorbereidingen voor de lunch. Op het aanrecht liggen tomaatjes klaar om in de oven gedroogd te worden, een plaat vol croutons staat af te koelen en de pannetjes soep pruttelen al op het fornuis. Op de hoge houten toonbank staan vier glazen stolpen met daaronder scones, brownies, cupcakes en… een vers gedecoreerde witte aardbeien Victoria Sponge Cake. “Net klaar met decoreren,” zegt Penelope trots. Ze draagt een koksjasje en een guitig papieren mutsje – alsof ze in het leger zit, of misschien eerder in een schoolkantine uit de jaren zestig.

    De cake is supervers en superlekker. De Victoria Sponge is een klassieker uit de Engelse keuken, genoemd naar Queen Victoria zelf, die naar verluidt dol was op een plakje bij de thee.

    De route loopt door via Bradfield en Wrabness. Telkens met de River Stour aan onze linkerkant. Af en toe slaan we een zandpad in richting de oever van de Stour om van het uitzicht te genieten. Riet, water, kwelders, vogels en vergane vissersbootjes.

    Vlak voor Wrabness valt ons oog op een merkwaardig gebouw aan de rand van het dorp. Het detoneert – positief of negatief, daar zijn we nog niet uit – met de rest van de omgeving. Het is “A House for Essex”, een kunstwerk én huis, gewijd aan een vrouw die nooit bestaan heeft.

    Het gebouw is het geesteskind van kunstenaar en pottenbakker Grayson Perry, samen met architectenbureau FAT Architecture. Het oogt als een middeleeuwse kapel, maar dan in glanzende groene tegels, met een aluminium windvaan in de vorm van Julie Cope – de fictieve vrouw aan wie het huis gewijd is. Julie is Perry’s ode aan de ‘gewone vrouw uit Essex’: geboren in 1953, moeder van twee, gescheiden, hertrouwd, maatschappelijk werkster. Haar leven wordt verbeeld via keramiek en wandtapijten, cassettebandjes, zwangere vrouwen en veiligheidsspelden op de groene tegels buiten, en een zorgvuldig ingerichte binnenkant vol boeken, cd’s, souvenirs. Alsof ze er echt woonde. Als je het huurt, kom je dus in het huis van een ander… die niet heeft bestaan.

    Als we het huis van dichterbij bekijken, komt een oudere vrouw met haar hondje onze kant op.
    “Do you like it?” vraagt ze, op een toon die al verraadt dat ‘yes’ niet het juiste antwoord is.
    “In a way it is beautiful,” probeer ik.
    Ze zegt enigszins afgemeten: “I like the shape, but the ceramic tiles look like it’s a toilet building.”
    Grayson Perry noemt ze “een soort Homo, of hoe noem je dat” – een verwarring die iets blootlegt van de culturele botsing die dit huis ook probeert te bevragen. Perry verkleedt zich graag als vrouw en gebruikt zijn kunst om thema’s als klasse, gender en identiteit aan te snijden. De vrouw moppert nog vrolijk een tijdje door.
    Het is een bijzonder gebouw. Juist doordat het detoneert, wordt het interessant.

    We lunchen bij The Castle Inn & Campside in Ramsey, de enige pub die we nog passeren op het resterende deel van de route voor Harwich. De pub ziet er wat sleets uit: een beergarden met kunstgras, een wankele schutting die meedeint met de harde wind en zes picknicktafels met parasols van een goedkoop biermerk. Maar dan: ze toveren bordjes tevoorschijn met knapperig gefrituurde visjes (whitebait), zalm in een krokant korstje, springrolls met hoisinsaus en krokante zoete aardappelfriet. Boven verwachting lekker.

    Dan rijden we Harwich binnen via de zuidkust. Het stadje is een beetje rommelig, zelfs groezelig. Op de dijk staan rijen houten gekleurde strandhutjes waar, op zomerse dagen, gezinnen met witte benen dromerig over de betonnen rand naar zee turen. Harwich is ruig. Je proeft en ruikt dat mensen hier nog écht werken – vooral in de haven. Er is wat toerisme, maar het is niet gepolijst. Rauw, eerlijk.

    We drinken nog een koffie op de pier en sluiten de dag af in een pub. Pubvoer zoals het hoort: een klodder aardappelpuree met wortelen en vis die zichzelf ‘fish pie’ noemt, en een opengemaakte rug van een krab vol krabvlees met saus, bruinbrood en aardappelsalade. Biertje erbij. Klaar.

    Morgen om 9 uur vertrekt de boot naar Hoek van Holland. Zet ik na twee maanden weer voet op Nederlandse bodem.
    Read more