- Show trip
- Add to bucket listRemove from bucket list
- Share
- Day 10
- Sunday, October 5, 2025 at 9:03 PM
- ☁️ 13 °C
- Altitude: Sea level
IrelandDún Laoghaire53°17’47” N 6°7’49” W
Paradijs

Om negen uur sluiten we de deur van ons huisje in Kenmare. De ochtendnevel hangt nog licht in het dal, alsof de bergen een laatste slok slaap nemen. We rijden noordwaarts omhoog richting Moll’s Gap. De pas slingert zich door de bergen en met elke bocht ontvouwt zich een ander panorama: diepe valleien, glinsterende meren en in de verte de grillige toppen van de MacGillycuddy’s Reeks. Het weer speelt hier zijn eigen spel; zon, mist en wolken wisselen elkaar af alsof iemand voortdurend aan de lichtknop draait. Elke bocht geeft een ander gezicht: meren fonkelen in de diepte, toppen tekenen hun silhouet tegen de lucht en wolken schuiven in seconden van licht naar schaduw.
Moll’s Gap dankt zijn naam aan Moll Kissane, een vrouw die in de 19e eeuw precies hier een herberg runde en berucht was om haar zelfgestookte whiskey, de beruchte poteen. De pas ligt langs de N71, met uitzicht over de MacGillycuddy’s Reeks, een gebied gevormd uit oeroud zandsteen van zo’n 350 miljoen jaar oud. Tegenwoordig is er geen illegale drank meer te vinden, maar wel een stop bij het Avoca Café waar het uitzicht je adem even doet stokken.
Bij de ingang van de Gap of Dunloe laten we ons in The Coffee Pot Café verwennen met een stevige koffie en een dikke plak warme breadpudding met vanillesaus en slagroom. Het kleine café is een trefpunt van wandelaars, fietsers en dorpsbewoners die de dag rustig willen laten beginnen.
Daarna trekken we te voet de Gap of Dunloe in. Deze bergpas is nog spectaculairder dan Moll’s Gap, wat smaller en intiemer. Het pad is uitgesleten door gletsjers en slingert tussen de Purple Mountain en de ruige toppen van de MacGillycuddy’s. We lopen langs riviertjes, stenen bruggetjes en kleine meren die elkaar opvolgen als kralen in een snoer. Op de beroemde Wishing Bridge fluisteren bezoekers hun wensen, hopend dat de echo ze meeneemt. Auto’s zijn er zeldzaam, maar je deelt de weg met paardenkoetsen, fietsers en wandelaars.
Het verwondert ons dat er toch auto’s rijden, ondanks het bord bij de ingang waarop dringend wordt gevraagd de wagen te laten staan. De oproep is vooral een vriendelijk verzoek, geen verbod. Lokale bewoners en leveranciers mogen de route gebruiken, en dat recht is nooit ingetrokken. De koetsiers zien de pas als hún domein. Ze rijden hier vaak al generaties lang en kennen elke bocht, steen en schaduw. Hun werk is deels traditie, deels toeristische folklore, maar vooral een vorm van stille trots. De jaunting cars waarop ze rijden zijn nog altijd gebaseerd op het 19e-eeuwse ontwerp, met houten wielen en metalen banden die ratelen op het hobbelige asfalt. Wanneer ze hun kreten tegen de bergwanden laten weerkaatsen, klinkt dat als een oud ritueel om hun aanwezigheid te bevestigen.
De ontmoeting tussen wandelaar, koets en auto vertelt iets over modern Ierland: een land dat leeft van traditie én toerisme, waar het landschap een morele ruimte is geworden. Iedereen hoort er te zijn, maar niet iedereen mag er hetzelfde doen. De bergpas is zo niet alleen een doorgang, maar ook een toneel waar verleden en heden elkaar voortdurend de pas afsnijden.
We stijgen langzaam verder, met de echo van onze voetstappen en af en toe een schaap dat vrolijk meeblaat. Een reetje heeft zich liefelijk bij een kudde schapen gevoegd. Op bijna alle rotswanden zijn door de regen van de afgelopen dagen kleine watervalletjes ontstaan. Na bijna twee uur bereiken we de Head of the Gap, waar de Black Valley zich opent: leeg en groots tegelijk, alsof je in een schilderij bent gestapt.
De Black Valley kreeg zijn naam niet vanwege de kleur van de rotsen, maar omdat het gebied tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw als laatste in Ierland op het elektriciteitsnet werd aangesloten. De afgelegen ligging maakte dat het letterlijk in het donker bleef, een plek waar kaarslicht en turfrook het ritme van de dag bepaalden. Misschien draagt de stilte hier nog steeds iets van die duisternis in zich mee.
We nemen plaats op een rots, eten een handje pinda’s en drinken een slok water. De stilte is soms bijna tastbaar — tot een bestuurder van een te dure Audi met zijn voorwiel in een pothole naast de weg duikt en de vallei even hardop vloekt.
Op de terugweg lijkt het landschap opnieuw van gedaante te veranderen. Het licht valt anders, de meren glanzen dieper en de bergen lijken dichterbij gekomen.
Terug in The Coffee Pot bestellen we een warme quiche, recht uit de oven. Buiten trekt een lichte motregen over, binnen ruikt het naar deeg, koffie en tevredenheid. En de voetjes gloeien.Read more