• Bertus Reist
may. – jul. 2025

Europa op de fiets

Una aventura de 62 días de Bertus Reist Leer más
  • Inicio del viaje
    3 de mayo de 2025

    M’n fiets en ik door Europa

    3–5 may., Bélgica ⋅ ☁️ 15 °C

    3000 km. 60 dagen. 5 landen.

    De komende twee maanden zijn m’n fiets en ik op reis. Van hotel naar hotel, van B&B naar B&B.  

    Route: België, Frankrijk, Spanje (met een stukje varen) en dan via Engeland terug naar huis.

    Af en toe laat ik hier iets van me horen — over waar ik ben, hoe het gaat, en wat m’n benen ervan vinden
    Leer más

  • C’est arrive pres chez vous (1992)

    4 de mayo, Bélgica ⋅ ☁️ 11 °C

    Brussel – 3 mei 2025

    Eerst maar even acclimatiseren. Langzaam wennen aan het alleen zijn. De hele dag niet praten, afgezien van een bestellinkje hier en een “au revoir” daar als je een café uitloopt. De stilte is nog wennen – een soort auditieve cold turkey.

    Ik logeer vlak achter Brussel-Zuid, of zoals de local het noemt: Gare du Midi. Was er nog nooit eerder geweest, en in mijn hoofd had ik er een iets mondainere, Europa-hoofdstad-trein-achtige plek van gemaakt. Het is inderdaad werelds – alleen niet op de Avenue-Louise-manier. Meer de “internationale pizzageur en Turkse bakkertjes”-variant. Straatleven zat, en vooral: mensen. Veel mensen. Veel kleur, veel leven, weinig geld.

    Mijn kamertje ligt aan de achterkant van een oud pand aan een drukke straat, een soort monastieke cocon midden in de chaos. Vogels fluiten zich de lente in. Af en toe blaft er een sirene door de stilte heen. Maar verder? Doodstil.

    Vanochtend (veel te) vroeg opgestaan. Richting centrum. Niets lekkerder dan dwalen door een grote stad net voordat ze wakker wordt – alsof je haar in pyjama betrapt. Het is grijs en druilerig, de zon probeert er wat van te maken. Heel af en toe passeer ik een overvol café. Lijkt er op dat hier de nachtploegen het einde van hun dienst in de vroege ochtend vieren.

    Twee warme broodjes en een sterke koffie bij een Algerijns bakkertje zijn mijn ontbijt. Alles samen drie euro.

    Opeens sta ik oog in oog met Manneken Pis. Ik zou er zo voorbijgelopen zijn, ware het niet dat twee grijze muisjes hem al aan het fotograferen waren. In een hoekje staat hij daar, schaamteloos zijn werk te doen.

    Janneke Pis vond ik trouwens iets lastiger te vinden, alsof zij zich bewust is van de genderongelijkheid in het Brusselse beeldhouwbeleid. Brussel is nog wel lekker woke. De stand hangt vol regenboogvlaggen en de regenboogvlag-zebrapaden zijn ook niet te tellen. Go Brussel!

    Langzaam begint de stad zich te vullen met politie – veel politie. Maar ik ben nog in vakantiemodus en heb niks door. Na vier uur dolen plof ik neer bij visbar Noordzee/Mer du Nord, aan het kerkplein. Ik bestel vissoep, gefrituurde sprotjes en een pilsje, geef als naam “Paul Chevrolet” op en nestel me op een stakrukje op het Kerkplein tussen de ander 150 (wachtende) gasten van de Noordzee. Vis wordt hier bezorgd door een jongen met je bestelling in een houten kratje, die over het plein je naam brult. Dat leek me zo leuk, dat “PAUL CHEVROLET” één keer over de Brusselse straten zou galmen. Want wanneer krijg je die kans nou?

    Maar precies op het moment dat mijn bestelling aankomt, zwelt er vanuit de Rue Sainte-Catherine een massa van honderd man aan, luid zingend, vuisten in de lucht, alles zwart-paars. Rond mij begint het hele terras mee te brullen. Blijkt dat ik onbewust tussen zo’n 250 Anderlecht-supporters ben beland, vlak voor de wedstrijd. Ooooh dáárom die politie! De ober roept dapper “PAUL CHEVROLET!”, maar zijn stem verdwijnt moeiteloos in het lawaai van de fans. En dus blijf ik visloos zitten, met een glimlach op m’n gezicht. De ober ziet mij beteuterd zitten en serveert alsnog het vis en het bier. Lekker man.

    ’s Avonds heb ik mijn tassen herpakt – strak georganiseerd, alsof ik de Marie Kondo van de fietswereld ben. Alles op zijn plek, alles klaar. Als avondmaal: een frietje met een kroket van Herve-kaas. Geur van natte sok, smaak van goddelijke decadentie. Morgen begint het echte werk. Mijn eerste trap richting Frankrijk.
    Leer más

  • Bienvenue chez les Ch’tis (2008)

    5–6 may., Bélgica ⋅ ☁️ 13 °C

    5 mei,  Lobbes, België

    Het is zover. Officieel begonnen aan mijn fietstocht van 3000 kilometer. Dat klinkt als een belachelijk groot getal als je het zo typt. Vooral op een maandagochtend om 06:15, terwijl je nog met je ogen dicht een fietsslot probeert te ontwarren. Véél te vroeg. Maar goed, water in de bidon, fiets uit de tuin, tassen erop—gaan met die banaan.

    De route is vandaag eenvoudig: gewoon het Canal Bruxelles-Charleroi volgen. Na een paar straatjes door Brussel draai ik al het fietspad op. En dat blijft zo’n 50 kilometer zo. Een soort fietssnelweg langs het kanaal, met strak asfalt en af en toe een stukje Belgische folklore in de vorm van verzakte betonplaten. Maar al met al: soepel. En met een frisse noordoostenwind in de rug voelt het alsof ik een e-bike heb.

    In Halle komt pas het eerste eetmoment. Een bakker—of zoals de Franstalige Belg het noemt: “une boulangerie”. België is wat dat betreft net een taaltoverbal. In Brussel is het vooral Frans, maar je hoort ook geregeld Vlaams. In Halle had ik mijn Frans tot in de puntjes voorbereid met de vertaal-app. Zo stap ik vol vertrouwen Boulangerie “Au Croquant” binnen en zeg:
    “Bonjour madame. Puis-je un croissant et 1 sandwich avec les raisins secs de votre part?”

    De verkoopster draait zich om, pakt de broodjes, doet ze in een zakje en zegt met een glimlach:
    “Een croissantje en een koffiebroodje voor mijnheer de fietser uit Holland… drie euro vijftig.”

    Touché. Sta je daar met je gescripte Frans en je taalapp in de aanslag.

    In Halle moet ik even omrijden vanwege herstelwerkzaamheden, maar ik vind snel weer het kanaal. Halverwege komt de bootlift van Ronquières in zicht. Deze technisch wonderlijke hellingbaan van 1,4 kilometer transporteert boten in een zwembad vol water letterlijk over een heuvel heen. Maar na vijftig jaar trouwe dienst is hij in onderhoud. Dus niks schuivende waterbakken vandaag. Alleen een bouwhek met een bordje “verboden toegang”.

    Lunchen blijkt nog een hele opgave. Het is maandag, alles lijkt dicht. In Chapelle-Lez-Herlaimont—een dorp waar de tijd stil lijkt te staan—zie ik plots mensen met broodzakjes lopen. Aha! Een sandwicherie, verscholen achter de kerk: Chez Savoulaz.

    Binnen ruikt het goddelijk: warm brood, gebakken vlees. Zelfs ik ruik het. Ik bestel op m’n beste Frans een stokbrood en wijs op alles wat ik wil: aardappelpartjes, kip, abdijkaas, gegrilde courgette en saus. Het is duidelijk dat ik geen local ben. Voor de zekerheid zeg ik nog netjes:
    “Désolé, je ne parle pas français.”

    De eigenaar knikt, lacht, en begint vervolgens aan een monoloog van 10 minuten waar geen speld tussen te krijgen is. Alsof ik zojuist had gezegd dat ik docent Frans ben aan de Sorbonne. Hij praat vrolijk door over van alles, ik vang ergens het woord bicyclette op, en hij schatert om zijn eigen mop. Puntje bij paaltje: volgens mij legt hij me uit dat fietsen iets voor arme middeleeuwers is, en dat God de auto niet voor niets heeft uitgevonden.

    De laatste kilometers gaan over de heuvels van Thudinie naar Lobbes, een slaperig stadje aan de Samber. Het is een typische Waalse mengeling van vergane glorie en stille schoonheid. Veel leegstaande cafés, vervallen gevels, maar ook uitzicht over glooiende velden en een verrassend fijne B&B. Een heel huis voor mezelf!

    Boodschappen bij de Proxi, benen omhoog, Westmalle tripel op het houten wijnvat naast me dat als bijzettafel dient. De eerste 80 kilometer zijn binnen. Nog 2920 te gaan. Piece of cake……..

    Video: https://youtu.be/HE0-hvYvQkE?si=__zL1lPV6nrbqlBD
    Leer más

  • Les Vacances de Monsieur Hulot (1953)

    6–7 may., Francia ⋅ ⛅ 14 °C

    Fourmies, Frankrijk, 6 mei.

    Een kleine 75 kilometer voor de boeg vandaag. De zon staat al aan als ik om acht uur mijn huisje in Lobbes achter me laat. Het is koud. De frisse ochtendlucht doet me twijfelen, handschoenen of niet. Ik probeer het zonder. Beenstukken onder mijn wielerbroek, dat wel. Geen gezicht, wel lekker warm.

    Vanaf de brug in het dorp duik ik rechtsaf het groen in. Een slingerend fietspad langs La Sambre, een kronkelend riviertje dat z’n industriële glorie al jaren kwijt is. Tegenwoordig vooral een paradijs voor vogels. En fietsers die van stilte houden.

    Twee uur lang kom ik niemand tegen. Af en toe een gehuchtje, maar die ogen alsof ze vergeten zijn dat mensen bestaan. En ik heb nog niet ontbeten. Geen bakker, geen café, geen koffie. Niets. De dorpen slapen, of zijn gewoon permanent in winterslaap.

    Tom Ysewijn schreef het al eens:N“Koffiekilometers zijn een goede graadmeter voor hoe het met de nering gesteld is. Zes op de tien Franse dorpen hebben geen enkele winkel meer.”

    Alles wat Google Maps me aanbiedt aan bakkers, winkeltjes, cafeetjes of restaurantjes blijkt te koop, gesloopt of al tijden gesloten. Het is alsof het platteland zichzelf op slot heeft gedaan.

    Langs de rivier liggen nog talloze vervallen fabrieken. Roestige silo’s, ingestorte daken, graffiti die al verbleekt is vóór hij af was. De romantiek van betonrot. In het plaatselijke krantje las ik gisteren (in het café) dat de plaatselijke  Wethouder (type Hekkink) zich hard maakt voor behoud. Hij noemt met trots: “patrimoine industriel à valoriser” (industrieel erfgoed dat opgewaardeerd moet worden). Dat ‘opwaarderen’ blijkt in praktijk vooral te betekenen: een bordje erbij “verboden toegang” en hopen dat het niet instort.

    In Jeumont dan eindelijk een lichtpunt: een donutshop. Flinke donut, dampende koffie. Eenvoudig ontbijt, maar precies goed.

    Na Jeumont verlaat ik na nog eens tien kilometer de Sambre en voelt het alsof ik uit een stille film stap. Maubeuge verschijnt, een stad die het helaas zonder schoonheidsprijs moet doen. Veel beton, blokkendozen uit de jaren ’80, pompeuze nieuwbouwtheaters die wanhopig proberen iets van grandeur uit te stralen. Alleen het gemeentehuis is een charmant pandje, alsof het per ongeluk in de verkeerde stad is neergezet.

    Ik vlucht de natuur in: het Parc Naturel Régional de l’Avesnois. Via een strak asfaltpaadje volg ik een stuk van de Pelgrimsroute. Alles is hier groen. Héél veel groen. Maar geen pelgrims te bekennen.

    Waar blijven ze nou, die Jiskefet-vrouwen met hun scheefgeknipte kapsels, te blauwe oogschaduw en verslonsde, verwassen, vet te grote linnen shirts, gezondheidssandalen en linnen tassen met buttons op zoek naar zichzelf (moeders). Ik had ze hier met bosjes zingend over de paden verwacht. Maar niet één. Het bos is van mij alleen.

    Nog even een lekke band — klassiek momentje — en dan een snelle lunch bij de supermarkt van Solre-le-Château: twee bananen en een couscoussalade, aan een picknicktafeltje in het bos. Daarna nog wat venijnige klimmetjes, en dan is daar Fourmies. Mijn bestemming van vandaag. Ook hier is de traiteur, bakker en slager al dicht. Dan maar de Auchan.

    Op een camping aan het meer — Les Étangs des Moines — staat mijn gehuurde caravan. Tussen de Franse pensionado’s zet ik mijn fiets neer. Mooi plekkie.

    Mama Friet bakt een portie slappe frieten. Maar na 80 kilometer smaakt zelfs een beetje slapigheid goed. Erbij een koud biertje, wat sla, en als toetje een glaasje Yop. Avondmaal der kampioenen.

    En hier een filmpje: https://youtu.be/EAJLrdlqaT8?si=iYfNRnVZyUwn6MXm
    Leer más

  • Les Choristes (2004)

    7 de mayo, Francia ⋅ ⛅ 12 °C

    Locatie: Ribemont, Frankrijk

    Dag 5 – Lankmoedigheid en Maroilles

    De nacht in de caravan in Fourmies is koud. Niet onder de dekens—bij mij is het daar sowieso altijd warm—maar vooral de vloer voelt aan als een vriesvak. Het ochtendritueel bestaat uit een sprintje naar de douche, waar een ketel met de inhoud van een flinke theepot me precies genoeg geeft voor één warme minuut. Daarna hup, direct de wielerkleren aan en op pad naar Ribemont. Vandaag grotendeels bergafwaarts. Het leven lacht me toe.

    Nederland mag zich graag op de borst kloppen over zijn fietspaden, maar de Fransen—chapeau!—kunnen er ook wat van. Van Fourmies tot Ribemont rij ik vrijwel continu over paden speciaal voor fietsers en wandelaars. Soms gravel, dan weer strak asfalt, soms slecht asfalt of een schaduwrijk bospad, met af en toe een pittoresk dorpje waar ik heel even op de gewone weg moet. Maar telkens mag ik weer snel afdraaien richting het Pelgrimspad. Al met al rijd ik vandaag toch 90% via de fietspaden.

    De route voert me via Anor, Hirson, Étréaupont en Autreppes door een schilderachtig landschap. Knalgele boterbloemen maken ruzie met wuivend graan om de meeste zon, koeien kijken me loom na en bossen geven me af en toe wat verkoeling. Pas ver na lunchtijd bereik ik de eerste ‘grote’ stad van de dag: Guise. Het woord ‘groot’ is hier relatief. De horeca is er ook hier weer schaars, op wat kebab en pizzabakker na.

    Maar gelukkig heeft de plaatselijke bakker een groen bistrosetje voor de deur. Daar geniet ik van een koffie, twee croissants en een eclair die net zo vers is als de dag. Een paar kilometer eerder stuitte ik op een soort boerenwinkeltje—meer schuur dan winkel eigenlijk—waar ze weinig verkochten, maar wel… Maroilles. De lokale kaas, berucht om zijn geur (m’n fietstas blieft denk ik de hele vakantie naar de kaas ruiken), beroemd om zijn smaak. Volgens de boer het best te eten met cider, tenminste dat begrijp ik er van. Ik doe het met bier. Leven en laten leven.

    Na Guise komt er nog een klein avontuur: een ree schiet vanuit de haag plots voor m’n fiets langs. Geen tijd voor paniek, het beest houdt 500 meter lang een panische parallelkoers aan, tot de eerste de beste opening in het struikgewas zijn redding betekent. Ik bedank hem voor de show.

    Niet veel verder rijdtik opnieuw lek. Weer de voorband. Ik wordt er nog handig in, banden verwisselen. Ben wel gelijk door m’n setje reservebanden heen.

    Ribemont verwelkomt me met een spreuk op het dorpsplein: “Lankmoedigheid leidt tot medelijden met mannen in plaats van ze te veroordelen.” Van Nicolas de Condorcet—zo leer ik. Een verlicht denker avant la lettre, grondlegger van het openbaar onderwijs, voorvechter van vrouwenstemrecht, afschaffer van slavernij én de doodstraf. Ze zijn hier terecht trots op hem. Zijn geboortehuis draagt fier de titel “Maison des Illustres”.

    Mijn studiootje in Ribemont is klein, maar de tuin/terras met uitzicht maakt alles goed. Onder de zachte lentezon geniet ik van een chorizo-quiche van de slager, een Ceasar salade van de Super U, en natuurlijk de Maroilleskaas. Morgen fiets ik verder naar Noyon, waar mijn eerste rustdag wacht.

    Tijd om de benen te laten spreken. Of juist even niet.

    Video: https://youtu.be/l2u7JZYunCE?si=_dEXpmKG0frQXd4y
    Leer más

  • Un long dimanche de fiançailles (

    8–10 may., Francia ⋅ ⛅ 10 °C

    Locatie: Noyon, Frankrijk 8 mei

    Dag 4 – Noyon: Glas-in-voet en beachstijl in Picardië

    Vandaag zou het een korte rit worden. Volgens de planning 58 kilometer, het werden er uiteindelijk slechts 40. Een soort pre-rustdag op wielen.

    In mijn studiootje in Ribemont begin ik de ochtend efficiënt: een bak yoghurt met verse aardbeien, twee koppen koffie, hup op de fiets. Het is fris, maar de zon probeert haar gezicht te laten zien. 

    Bij Ribemont daal ik stijl af naar de rivier de Brasem de l’Oise. Rechts van me kabbelt de rivier, links ligt het Canal de la Sambre à l’Oise. De twee stromen lopen parallel, met zo’n anderhalve meter hoogteverschil ertussen. Het kanaal – en het fietspad dat er strak naast ligt – ligt hoger dan de rivier. Sterker nog, op sommige stukken staat het waterpeil van het kanaal zó hoog, dat het lijkt alsof je onder een watermuur fietst. Op een gegeven moment, na zo’n 20 kilometer, duikt de rivier zelfs onder het kanaal door. Of het kanaal over de rivier – het blijft een beetje een Escher-achtig gezicht. Een technisch hoogstandje uit de 19e eeuw, toen men de waterwegen wilde verbinden tussen Noord-Frankrijk en België.

    De route volgt het kanaal en is wonderschoon. Rijk aan vogels, stille meertjes en moerassen die zich organisch door het landschap slingeren, in contrast met de rigide lijn van het kanaal zelf. Helemaal verlost van de geest van Rijkswaterstaat ben ik hier trouwens nog niet: het kanaal zit vol met sluizen en bruggen die ruiken naar asset-management.

    Na 30 kilometer… weer prijs. Een lekke band. Ik heb nog één setje reparatiespullen en een opgelapte binnenband. Snel vervangen. Maar tien kilometer later voel ik mijn voorband opnieuw zacht worden. Het noodpakket is op.

    In Tergnier, een stadje waar de tijd lijkt te zijn blijven hangen in de jaren ’80, biedt een cafébaas me een kop koffie aan. Terwijl ik opnieuw mijn buitenband inspecteer, arriveert de plaatselijke depanagedienst. Hij wil me wel met fiets en al naar Noyon brengen. Vlak voor we vertrekken glinstert er ineens iets in mijn voorband: een minuscuul stukje glas, net groot genoeg om mij drie keer plat te rijden. Soms is de oorzaak van je problemen letterlijk kristalhelder.

    In Noyon bezoek ik direct de Intersport en koop ik nieuwe binnenbanden. Preventief materieel geluk.

    Mijn onderkomen is een charmante B&B op een klein boerderijtje net buiten het centrum. De gastvrouw ontvangt me warmhartig. Ze spreekt alleen Frans, dus we dansen via Google Translate door de instructies heen. Mijn appartement blijkt ingericht in “beach-stijl”: denk nep-sloophout, nautische touwen en een zeesterrenposter. Best gezellig, al ligt het strand hier op zo’n 180 kilometer afstand.

    Noyon zelf is een verrassend leuk stadje. Middeleeuwse steegjes, vakwerkhuizen, en een kathedraal die het midden houdt tussen gotiek en Gooische chic. Alleen het gemeentehuis – een betonnen misgreep uit de jaren negentig – staat daar als een onuitgenodigde oom op een bruiloft: luid, lomp en misplaatst.

    Noyon is ook het geboortedorp van Johannes Calvijn, de man achter het calvinisme. Zijn geboortehuis staat er niet meer, maar een standbeeld houdt de herinnering levend. Ironisch genoeg is hij hier geboren in de schaduw van een kathedraal – en groeide hij uit tot een van de felste critici van kerkelijke pracht.

    Bij de lokale Thai eet ik een curry die mij eraan herinnert dat Frankrijk een ander idee heeft van van Massaman curry.

    Ondertussen draai ik een wasje, drink een biertje, en typ dit verhaaltje in de wasserette.

    Morgen een rustdag. Even geen bandenplaksetjes of sluizenparades. Zaterdag weer verder.

    Video: https://youtu.be/Q6Yfoah0IU8?si=Mv4tlcC3R-AXmSB1
    Leer más

  • Les Revenantes (2004)

    9 de mayo, Francia ⋅ ⛅ 18 °C

    Noyon, Frankrijk

    Rustdag 1 – 9 mei 2025

    De eerste rustdag. Even geen tandwielen die ratelen, geen asfalt dat onder me doorschiet. Mijn knieën opgelucht. Op het terrasje van mijn huisje zet neem ik twee koppen koffie. Daarna haal ik om de hoek bij de bakker twee croissants die nog warm zijn van de oven—een genot dat geen Michelin-ster nodig heeft.

    Al etend en genietend slenter ik de stad in. Noyon dus, een charmant stadje met een middeleeuwse kern en een kathedraal die doet alsof-ie de Notre-Dame zelf is, maar dan met iets minder kapsones. Wel de eerste Gotische kathedraal van Frankrijk. Menig architect is door de eeuwen heen komen kijken naar hoe het volgens de bron moet.

    Het is nog vroeg, de stad slaapt nog. De kathedraal is dicht. Dus ik dwaal wat door straatjes en tuur naar de geveltjes.

    Opvallend: ook hier de onzichtbare zichtbaarheid van daklozen. In elk parkje zie ik wel een man die eruitziet alsof hij al weken op de vlucht is voor het systeem. Baard, lagen kleding, een gerafelde slaapzak. Niet storend aanwezig, eerder een soort vaste figuranten in stedelijk Europa van tegenwoordig. Zouden steden met oude kathedralen ook automatisch meer zwervers aantrekken? Een soort heilige grond, maar dan voor verdwaalde zielen?

    Om half tien gaat de kathedraal open. Nog net even tijd om essentials in te slaan: deo, zonnebrand en scheerschuim. Altijd weer dat moment in de supermarkt dat je jezelf ziet staan tussen de huismerkdouchegels. Ook een soort zwerver…..dan met pinpas.

    Bij de hoofdingang van de kathedraal staan mannen in zwarte pakken met de uitstraling van een Franse variant op de IKEA-beveiliging. Verveelt staan ze  bij de grote deuren van de kerk te praten en hun shaggie op te roken.

    Het bord bord voor de deur zegt me dat toeristen via een andere ingang moeten. “Pour votre sécurité,” klinkt het. Mijn vrije vertaling: “Zodat je niemand voor de voeten loopt.”

    Eenmaal binnen hoor ik zacht gregoriaans gezang met een orgeltje. Toeristische sfeerverhoging, denk ik nog luchtig. Totdat ik — iets te nieuwsgierig — het koor instap en plots midden op de kansel bij een uitvaart sta. Vijftig rouwende mensen achter een kist, een voorganger die net begint te bidden… en ik, iets te lange blonde toerist met camera in de hand, recht in beeld. Mijn exit is zo discreet mogelijk, maar doelgericht. Ik voel me ineens  ‘sacraal ongemakkelijk’. En de mannen bij de voordeur waren niet van de IKEA bewaking, maar lijkbezorgers.

    De middag? Aangelummeld. Klein fietsrondje, beetje loeren naar lokale architectuur, beetje doen alsof ik interesse heb in hoe de straatlantaarns hier anders zijn dan elders. Rond drieën land ik bij café 100 Pression. De barman raadt me een “Florette” van het vat aan. Prima keus—licht bitter, met een hint van iets wat misschien hop is, of gewoon een Frans marketingverhaal.

    Mijn fiets leunt tegen het raam. Ik wil ’m in de gaten houden, maar verraadt daarmee vooral: ik ben op fietsvakantie. Een man aan de bar pikt het signaal feilloos op.

    “Do you speak English?” Vraagt hij op zijn “Allo Allo” Rene’s

    “Yes,” zeg ik, en voor ik het weet zit ik in een gesprek.

    Hij wil weten waar ik vandaan kom, waar ik heen fiets. Vindt het allemaal fascinerend. Dan zegt hij: “Wil je een sterk verhaal horen over Noyon?”

    Ik knik, om de zaak niet ongemakkelijk te maken.

    “Ben je via Ribemont langs de Oise gefietst?” vraagt hij.

    “Gisterochtend nog.”

    “Mooi. Blijf er dan weg midden in de nacht (soort van: “Listen very carefully, I shall say this only once”).

    Daar komen volgens hem “les trois femmes de Noyon”. Vrouwen in vodden die knielend aan de oever met rooddoorbloede handen lijkwades wassen. Ze vragen: “Aide-nous à tordre…” — help ons wringen. Weiger je? Dan ben jij de volgende die ze inwikkelen.

    Hij glimlacht. Hij is duidelijk trots op zijn verhaal. De barman grijnst. “Stadsgids,” zegt-ie, terwijl hij naar de man knikt. Dat verklaart de theatrale dictie.

    Ik reken af, koop een schaal paella bij de traiteur aan de overkant van de straat (en de meest waanzinnige stukken vlees in de droogkast aan de haak) en besluit: vannacht blijf ik braaf in m’n hutje. Morgen door naar Senlis. Het weer lijkt weer goed.
    Leer más

  • Cyrano de Bergerac (1990)

    10–11 may., Francia ⋅ ☀️ 22 °C

    Senlis, Frankrijk

    10 mei 2025

    Het is blote-benen-weer. De beenwarmers kunnen eindelijk uit. Eindelijk kunnen de Fransen mijn getrainde ballonkuiten zien, terwijl ik de geboortestad van Johannes Calvijn verlaat.  Rond half acht sluip ik weg. Nou ja, ik moet eerst nog twee meter door het halletje van de verhuurder. Het is stil. Ze slapen vast nog. Op de binnenplaats druk ik op de knop: de grote, helderblauwe deuren zwaaien langzaam open. De wereld gaat weer open.

    Ik fiets de frisse ochtend in. De route slingert me al snel richting Pont-l’Évêque, een havenplaatsje met de allure van een ansichtkaart. Alles ligt nog te slapen. Daarna duikt de route het bekende Canal latéral à l’Oise op. Ik volg nog steeds trouw de pelgrimsroute van de Via Francigena—een middeleeuwse snelweg van Canterbury naar Rome. De route buigt van het kanaal af en gaat verder door koninklijk groen: de Forêt de Compiègne en Forêt d’Halatte. Ooit het domein van Franse koningen, nu het rijk van de sportieve pelgrim met koersbroek. En ja, ik kom ze al iets meer tegen, maar de meeste rijden mij tegemoet, du zijn waarschijnlijk al op de terugweg.

    Langs de route stuit ik op prachtige abdijen en een hele reeks oude calvaires—kruisen langs kruispunten die ooit middeleeuwse pelgrims de weg wezen.

    Pas in Choisy-au-Bac kom ik de eerste tekenen van menselijk leven tegen: een bakkerij met croissants en een koek zo dik dat hij eigenlijk als lunch telt. Twee Franse pensionado’s in fluorescerende fietskleding staan naast me, helm op, praatlustig. De kleinste probeert het in  hakkelig Engels. Ik leg uit dat ik van Brussel naar Londen fiets. Zijn ogen worden groot. Meteen begint hij in razend Frans zijn maat—die nul Engels spreekt—uit te leggen dat ik blijkbaar de Tour de France in m’n eentje aan het doen ben. Er wordt gegniffeld , thumbs-up en geknikt.

    Even later doorkruis ik Compiègne. Langs het imposante paleis waar ooit Napoleon z’n laarzen liet blinken. Leuk weetje dat ik van een bord langs de weg oppik: in het nabijgelegen bos werd in 1918 de wapenstilstand van WOI ondertekend—in een treinwagon. En in een wrange twist koos Hitler exact diezelfde wagon om in 1940 de Franse overgave in ontvangst te nemen. Een soort Trumpiaanse poëtische daad.

    De benen doen het goed vandaag. Misschien zijn ze herboren na twee rustiger dagen. Veel eerder dan gedacht bereik ik Senlis. Ik stop bij restaurant L’Ancien Piqueux, een buurtcafé vermomd als eethuis. De eigenaar is zo vriendelijk om m’n fiets in z’n garage te stallen. Iedereen die binnenkomt wordt begroet alsof hij of zij de burgemeester is—ik ben de enige die géén zoen krijgt van de serveerster. Zo voelt dat dus als buitenstaander. Heerlijk.

    Na een bord dampende pasta en nog 2,5 kilometer rol ik naar m’n hotel—zo’n eenvoudig ketenhotel waar de indeling, receptie, keyboardspeler, shampoo houders standaard zijn. Fiets mag mee op de kamer. Gezellig.

    ’s Middags slenter ik door het compacte, charmante Senlis. Een stadje waar de middeleeuwen nooit lijken te zijn weggegaan. Met z’n enorme kathedraal de Notre-Dame die geheel asymmetrisch: het geld raakte tijdens de bouw op. Lijkt kasteel Almere wel.

    Ik snap meteen waarom hier historische films worden opgenomen—Cyrano de Bergerac is er eentje van, las ik met gepaste trots. Elk straatje lijkt een decorstuk en er zijn weinig sporen van de 21e eeuw.

    Op de hobbelige keien van een steegje plof ik op een comfortabel terrasstoeltje. Bestel een galette gevuld met Reblochon, ham en aardappelen—hartig comfortfood van het betere soort. De bediening? Een karakter uit een stripverhaal: een klein mannetje in een matrozen-wit-blauwe trui met een baard die eindigt in een toefje  onderaan een elastiekje. 

    Nu weer op de kamer. M’n fiets aan het voeteneinde. We zijn er weer klaar voor. Morgen: dwars door Parijs.

    https://www.youtube.com/@BikepackingwithBertus
    Leer más

  • La Haine (1995)

    11–12 may., Francia ⋅ ☁️ 23 °C

    11 mei

    Van Senlis naar Choisy-le-Roi: een pelgrimstocht met pijnlijke polsen en psycho’s

    Vroeg op vandaag, in mijn charmante ketenhotel. Charmant in de zin van “geluiddicht als een pizzadoos”. De buren besloten om half zeven hun kamer te renoveren, zo klonk het. Dan maar snel naar de bakker, richting het stadje, en weer op weg. Terug het pelgrimspad op.

    De route volgt de EuroVelo 3, ook wel “La Scandibérique” genoemd. Vanuit Senlis duik ik het betoverende woud van Ermenonville in—een landschap dat veel weg heeft van de Landes in Zuidwest-Frankrijk. Zanderig, dennenachtig en met een filosofisch randje. Jean-Jacques Rousseau liep hier ooit diepe gedachten bijeen en ligt er ook ergens begraven, of in elk geval zijn eerste versie. (De infoborden langs de route zijn leerzamer dan menige aflevering van Shownieuws.)

    Ik trap verder door het departement Val d’Oise, langs lieflijke dorpjes als Luzarches en Viarmes. Het soort plek waar de tijd stil lijkt te staan en je je afvraagt of ze ooit van smartphones gehoord hebben (er is ook hooguit 3G). Glooiende landschappen, kapelletjes langs de weg, en zo nu en dan een abdij die fluistert: “Pelgrim, kom dan, kom dan.”

    Allemaal idyllisch. Het pad bestaat grotendeels uit gravel, graspaden, bospaden en oneffenheden waar mijn achterwerk zijn eigen mening over heeft. Zeker dat ene gevoelige plekje tussen l’Anuse en Balzac (ja, echt), dat blijkbaar nogal intens reageert op fysieke feedback. (Terwijl ik het zo intens verzorg.)

    Alsof dat nog niet genoeg is, herinner ik me vandaag pijnlijk dat ik gisteren een onbedoelde performance gaf bij een wegversperring. Een te lange veter van mijn Converse bleef achter een hekje haken. Resultaat: metalen hekken die als dominostenen omvallen, ik die een sierlijke duik maak, en mijn Apple Watch die, als enige, bezorgd vraagt of ik gevallen ben. Geen Parijzenaar die iets zei. Tim Cook, bedankt voor je morele support. In eerste instantie zag ik alleen een schrammetje op m’n knie, maar nu voel ik dat mijn polsen net iets harder klappen hebben gehad dan ik dacht.

    Vanuit de bossen fiets ik de vallei van de Oise in. Deze rivier, ooit een handelsader van jewelste, stroomt nu kalm richting de Seine. Alles lijkt vredig. Tot ik aankom in Moussa la Neuf, waar de bar-tabac een sociaal epicentrum blijkt. Ik drink er een koffie terwijl de lokale bevolking binnenkomt voor roddels, kranten, sigaretten (er wordt nog steeds flink gerookt hier) en pastis.

    Vanaf hier voert de route langs het Canal de l’Ourcq. Een Napoleonisch kunstwerk van 108 kilometer lang. Recht, boomrijk en esthetisch verantwoord. Ideaal voor reflectie—ware het niet dat heel Parijs dat vandaag ook bedacht had.

    Wat ik daar zie… Een man op rolschaatsen in slechts een zwembroek (hij kon het hebben). Een vrouw met integraalhelm op een elektrische eenwieler met drie vishengels in de hand. Twee vrouwen in boerka op een eclectische step. Een oude man op een circusfiets die zijn papegaai uitlaat. En een verwarde man met remsporen in zijn joggingbroek die 500 meter lang denkt dat ik hem achtervolg. Schreeuwend. Angstig. Hij blijft voor m’n fiets uitrennen en kijkt constant achterom alsof de Belastingdienst hem eindelijk gevonden heeft. Tot hij afslaat naar een smoezelig tentenkamp onder een brug. We zijn in de stad.

    Soms voelt fietsen hier meer als een live performance-art dan als recreatie. Ik eet halverwege een bord pittige Sri Lankese pasta. Dat helpt.

    De stad nadert. Saint-Denis doemt op met zijn imposante basiliek, het koninklijke grafhuis van Frankrijk. De grandeur is voelbaar. Net als de chaos zodra ik Parijs in fiets.

    De boulevard Sébastopol slingert me richting Seine. De fietspaden zijn er in overvloed, maar lijken bedacht door een Franse dadaïst: links, rechts, ineens op een stoep. Het is intens druk. En intens Frans. Chaos.

    Langs de Seine, tussen bouquinistes en toeristen, probeer ik iets van de magie van Parijs te voelen. Het lukt nooit echt. Parijs en ik, het klikt net niet. We zijn als twee mensen op Tinder die bij de eerste koffie beseffen: “Nwhaaa…”

    Door de drukte zie ik eigenlijk ook niet eens zo veel van Parijs zelf. Iets te gefocust op overleven.

    Via een lang fietspad langs de Seine eindig ik in Choisy-le-Roi, bij mijn Apartment-hotel. Typisch concept: kleine kale hotelkamers met een keukentje.

    Choisy-Le-Roy dat ooit koninklijk was, maar nu vooral doet denken aan Amsterdam-Noord-in-ontwikkeling. Hoogbouw, hippe initiatieven, barbecues in het park en graffiti met ambitie. Hier eindigt mijn rit van vandaag. En ik eindig met zere polsen, schraal tussenstuk, rode neus van de felle zon, een vol hoofd en het gevoel dat ik een hele film heb beleefd—zonder pauze.

    Vannacht en morgen is er regen voorspeld. Even zien hoe ik me daar op voorbereid.

    https://youtu.be/iKRjw2kcilI?si=uS3TbgoeE_4t1RmF
    Leer más

  • Un long dimanche de fiançailles (2004)

    12–13 may., Francia ⋅ ☁️ 17 °C

    12 mei 2025

    Van Choisy-le-Roi naar Samois-sur-Seine: verliefd op een rivier

    Qua route wordt het vandaag een makkie. 76 kilometer, gewoon de Seine volgen. Dus ja, m’n navigatie loopt mee, maar zolang ik water zie aan m’n linker- of rechterkant, zit ik goed. De EuroVelo 3 leidt me van Choisy-le-Roi naar Samois-sur-Seine. Geen files, weinig auto’s. Alleen sluizen, kastelen, bos, de Seine… en Brie-kaas.

    Maar eerst: een broodje bij de bakker. Dat kunnen ze hier nog steeds, hoor. Brood bakken. Al lijkt het erop dat steeds minder bakkerijen gerund worden door native-Fransen. Wat overigens alleen maar leuk is, want vaak ligt er dan naast de klassieke Franse lekkernijen ook vers brood uit het Midden-Oosten te pronken in de vitrine.

    Het eerste stuk van de route voelt nog als de nasleep van Parijs. Wat industrie, een bedrijventerrein hier en daar—het soort omgeving waar grauw beton het wint van romantiek. Maar vanaf Vigneux-sur-Seine wordt het allemaal een stuk idyllischer. Ik fiets een prachtig park in, waarna het pad weer slingert langs de Seine.

    Net na het park verandert het pad in een paadje. Nou ja, “paadje”… Het is een dun, glibberig spoortje door het bos. De regen van vannacht heeft het veranderd in een soort modderige dansvloer. De begroeiing komt van alle kanten; ik moet voortdurend bukken alsof ik meedoe aan een botanische limbodans.

    Net als ik denk dat ik de enige dwaas sinds maanden ben die met een volgeladen fiets dit deel van de route trotseert, tref ik een tegenligger. Een Duitser van een jaar of dertig, op weg naar Parijs. We helpen elkaar voorzichtig passeren, zoals je dat doet in een nat bos met bepakking, en ik trap weer verder. Inmiddels met benen vol schrammen en vlekken van de bramenstruiken.

    Ook na Évry-Courcouronnes duwt de route me opnieuw het bos in. Het pad is hier nog smaller, nog natter. Voor mij rijdt een Fransman op een elektrische transportfiets, met een complete hengeluitrusting en koelbox achterop. Een bord “Route Barrée” negeert hij elegant. Dus ik ook. Na twee kilometer wordt duidelijk waarom: een boom ligt dwars over het pad. We kijken elkaar aan. Wat nu?

    Ik help zijn zware fiets over de boom tillen, hij helpt mij. Geen woorden. Alleen zweet, samenwerking en die lichte triomf van het overwinnen van de natuur. Pelgrimeren op z’n Frans. Merci beaucoup.

    Onderweg passeer ik een paar indrukwekkende sluizen, zoals de Écluse d’Évry—een robuust, 19e-eeuws exemplaar waar men nog handmatig de deuren dichtdraait. Heerlijk ouderwets en charmant.

    De omgeving wordt ondertussen steeds groener, de huizen groter, en de plaatsjes romantischer. Sommige stukjes lijken speciaal ingericht voor stelletjes: bankjes met uitzicht, hartjes in boomschors en op één plek zelfs de stille getuigen van een iets te gezellige avond—kampvuurresten, lachgaspatronen en condoomverpakkingen. Love is in the air (en blijkbaar ook in het bos).

    In Melun—ja, van de Brie!—houd ik een tussenstop bij de brasserie bij de brug. Ik ben vroeg en kan pas om vijf uur in mijn B&B terecht. Dus ik besluit maar om hier uitgebreid te gaan lunchen. Een bord vol eendenborst, pepersaus en pommes sarladaises. Frankrijk op z’n vetst en best. Daarna trap ik de laatste 25 kilometer weg alsof het niks is.

    Samois-sur-Seine is mijn eindbestemming. Ook die van Django Reinhardt, trouwens. Maar dan anders. De legendarische jazzgitarist woonde hier zijn laatste jaren. Zijn huis is nu een muziekschool. Elk jaar vieren ze zijn erfenis met festivals waar gypsy jazz dan uit de speakers klinkt.

    Ik koop bij het lokale (en ook enige) verswinkeltje een flinke plak paté, een fles gazpacho, bier en een ijskoude cola. Bij de bakker ernaast een knapperig stokbrood en een tarte au citron, die me al verleidt voordat ik überhaupt de deur uit ben. En dat ene taartje wordt ongelofelijk kunstzinnig ingepakt door de verkoopster. Het stokbrood krijg ik uiteraard mee in een klein stukje papier—voor onder de oksel.

    M’n kleine B&B-hutje blijkt een oase. Er staat een bank. Een echte. Met kussens. En een voetenbank. Ik laat me vallen, benen languit. Klaar voor vandaag.

    https://youtu.be/BbL4J0LprVM
    Leer más

  • “Les Rivières pourpres” (2000, J Reno)

    13–15 may., Francia ⋅ ☁️ 20 °C

    13 mei 2025 – Halfbewolkt, 20 graden, stevige westenwind langs de kanalen

    ’T wordt een makkie vandaag. Slechts 70 kilometer en bijna helemaal langs de kanalen. Weinig klimwerk, weinig auto’s, maar wel: 70% onverhard. Dat betekent: stof happen, gras ploegen en hobbelend genieten. Gelukkig heb ik morgen een rustdag en mag ik pas na vieren het huisje in. Geen enkele reden dus om te haasten.

    De ochtend begint zoals dat hoort: een klam zadel van de regenbui vannacht, een verlaten kanaaldijk en nog één laatste broodje bij de bakker van Samois-sur-Seine. De Seine glanst statig onder de ochtendzon, en ik volg haar nog een tijdje oostwaarts via de Veloroute 3.

    Na zo’n acht kilometer verschijnt Champagne-sur-Seine. Doet zijn naam eer aan, want hier zie ik de eerste wijnranken.

    Hier laat ik de brede Seine achter me en sluit ik vriendschap met het smalle Kanaal du Loing, dat zich 47 kilometer lang richting Montargis slingert.

    Bij de eerste sluis, Écluse de Champagne, hangt nog een lichte nevel over het water. Er zullen nog zeker dertig sluizen volgen. Het tempo zakt, de rust stijgt. Het kanaal is als een kalmeringsmiddel op wielen: libellen, kwakende kikkers, een enkele vissende opa.

    Dan duikt Moret-Loing-et-Orvanne op. Een openluchtmuseum vermomd als dorp. De 12e-eeuwse Pont de Moret verbindt de kanaalkant met het historische centrum, waar de tijd traag door de straatjes glijdt. Hier splitst het kanaal zich even van de rivier.

    Langs het kanaal rijden voelt bijna hypnotisch. Geen muziek, geen podcast, geen boek. Alleen het suizen van m’n ketting, wat vogelgeluiden en het wiebelen van de takken boven het water. (Sorry Jan, je lieve fietsvitamine-playlist blijft nog even ongebruikt.)

    Na Moret wordt het pad ruiger. Gras, zand, af en toe een verdwaalde boomwortel. Op een gegeven moment verdwijnt het pad volledig. M’n navigatie blijft koppig volhouden: rechts aanhouden bij het kanaal. Dus schakel ik terug naar de kleinste versnelling en ploeg ik vier kilometer lang door hoog gras. Net voor Nemours komt er weer iets padachtigs onder mijn wielen.

    In Nemours torent een kasteel boven het kanaal uit. Hier eet ik bij Il Piatto, een Italiaanse deli met een overdaad aan Italiaanse lekkernijen: een focaccia met rucola, kaas, pesto, zongedroogde tomaatjes en zoute olijven. De eigenaar vraagt honderduit over m’n tocht, en stopt er als cadeautje een cannelloni met pistachecrème bij. “Bon pour les muscles,” zegt hij grijnzend.

    Bij het kanaal, op een bankje, eet ik mijn lunch op. Twee bankjes verder zitten een jongen en meisje, eind twintig, allebei wat versmeerd. Ze raken elkaar liefdevol aan, geven kusjes en lachen giebelen als de een de ander aait. Hun blauwe Decathlon-tentje staat naast de bank. Er puilt wasgoed, vieze slaapzakken en een halfleeg luchtbed uit. Ze wonen daar, zo te zien. Lief, zonder perspectief (zo op het oog).

    Na Nemours volgt de route het kanaal verder zuidwaarts. In Cepoy vloeien het Kanaal du Loing en het historische Kanaal de Briare samen. Ooit een essentiële schakel in de wijnhandel, nu een rustig decor met eenden en sluizen.

    In café Taverna de l’Écluse met z’n lichtblauwe luiken, drink ik koffie onder posters van oude vrachtschepen. Buiten passeert een plezierbootje langzaam de sluis. Het verval is flink, zeker twee meter. Ik blijf kijken tot het bootje zachtjes uit beeld zakt en weer wegdrijft.

    De sluizen worden steeds monumentaler. Alsof ze hun belangrijkheid willen compenseren nu de vrachtvaart is verdwenen. En dan: Montargis.

    “Venetië van het Gâtinais,” zeggen ze hier. En met 131 bruggen mag dat. De stad blinkt en kronkelt. Mijn huisje ligt net buiten het centrum, in een wijk waar de huizen scheef hangen, verf van de kozijnen bladdert en ramen zijn dichtgespijkerd.

    Mijn huisje staat in een wat vervallen, doorlopend straatje met een wegdek van puin.

    Een oude overbuurvrouw ziet me zoekend rondlopen en wijst me met een vriendelijke glimlach de juiste deur. “Airbnb?” vraagt ze. “Oui,” zeg ik (’t is Booking, maar dat is te lastig uitleggen in het Frans). “Pays-Bas?” vraagt ze. “Ah… de belles tulipes,” zegt ze, en ze lacht alsof ik haar een bos tulpen overhandig.

    Ik douche, haal bij de slager konijn met aardappelpuree en draai een wasje. Alles ruikt weer een beetje fris. Net als ik. Morgen een dagje vrijaf.

    https://youtu.be/KUXB2GLchB4?si=t6gcYpIG0TCKy2Ig
    Leer más

  • Le Bonheur est dans le Pré (1995)

    14–16 may., Francia ⋅ ☀️ 16 °C

    14 mei 2025 – Montargis – 19°C, zonnig met wat sluierbewolking

    Rustdag nummer twee, en het gaat nog steeds goed. Geen overmatige zadelpijn, geen dooie polsen, geen knie die moppert of spier die piept. Zelfs de verwaarloosbare krasjes op het lijf komen niet van het fietsen zelf, maar van mijn acrobatische vaardigheden bij het missen van een absurd hoge stoeprand en het minstens tien keer mijn hoofd stoten aan de houten balk bovenaan de trap. Schade: een verzwikte enkel en wat decoratieve schaafjes. Maar fietsen? Dat gaat gesmeerd. Het helpt daarbij dat de route en het weer tot nu toe meer dan aangenaam zijn.

    Montargis blijkt een uitstekend decor voor een trage ochtend. Met 19 graden, zon en een zacht briesje is het perfect slenterweer. Ik doe wat toeristenwerk: neuzen op een rommelmarktje, een klein klimmetje naar het kasteel, en bruggetjes tellen. Montargis wordt ook wel het ‘Venetië van de Gâtinais’ genoemd, dankzij de 131 bruggen die over de kanalen en rivier de Loing liggen. Maar na bruggetje 12 haak ik af—mijn aandachtspanne is ook op rustdag in vakantietoestand.

    Tegen lunchtijd fiets ik terug van een kort uitje naar de sportzaak (reparatiemateriaal blijkt essentieel). Als ik bij terugkomst in het centrum door de oude straatjes dwaal, valt mijn oog op iets wat ik al jaren niet meer bewust heb gezien: het befaamde emaille bordje van Le Guide du Routard. Zo’n reizend mannetje met een wereldbol op z’n rug dat Erica en mij vroeger steevast naar betaalbare parels leidde. Het actueelste van de vier bordjes aan de gevel bij La Cantine dateert uit 2002—waarschijnlijk het jaar van de laatste inspectie. Of ze maken die dingen gewoon niet meer. Hoe dan ook, ik neem de gok.

    Een boeren-Frans restaurant precies zoals je hoopt. Een vakwerkhuisje met een donkergroene gevel, verweerde verf op kniehoogte door jarenlange passage van hongerige klanten. Bloembakken met klimop scheiden het terras van de straat. Buiten staan twee donkere houten tafeltjes met echte rode stoffen kleedjes, en een fles wijn wacht al geduldig in de schaduw van een royaal zonnescherm. Aan de gevel hangen krijtborden met tekst die inmiddels zo vervaagd is dat alleen vaste gasten ze nog kunnen lezen.

    Binnen is het rustiek: zichtbare balken, een muur van keien, en een klein open keukentje waar het ruikt naar boter en tijd. De kleine donkerharige serveerster draagt een blauw schort met een geruite theedoek achteloos in haar broekzak. Ze brengt me een leisteen met het handgeschreven menu van de dag.

    Ik ga voor de “parmentier de canard confit”: een torentje van grove aardappelpuree met peterselie, véél boter, gebakken uitjes, en daarbovenop gekonfijt eendenvlees dat uit elkaar valt van geluk. Simpele salade erbij, glas water en een bokaal Leffe. Zon op het hoofd. Lekker man.

    “Dessert?” vraagt ze. Eigenlijk niet, het is tenslotte lunch.

    Maar dan hoor ik haar “Île Flottante” zeggen. En mijn besluitvaardigheid zinkt als meringue in crème anglaise. Een wolkje eiwitschuim, zacht en luchtig, drijvend op een zoete zee van vanillesaus. Eén lepel en alles is, heel even, precies zoals het moet zijn.

    Zulke plekjes lijken zeldzamer dan ooit. De Franse keuken wordt volgens mij steeds vaker verdrongen door kebab, pizza, burgerketens en bubbletea. Maar vandaag heb ik er weer één gevonden: een restaurantje dat nog gelooft in maximaal vier ingrediënten, veel boter, eenvoud en handgeschreven leien.

    En dus blijft er voor de middag niet veel anders over dan een siësta. Zoals Joop Zoetemelk ooit zei: De Tour win je in bed.

    Morgen wacht de langste rit van deze reis: 95 kilometer naar Sully-sur-Loire.
    Leer más

  • Les Heures du bonheur (2014)

    15–16 may., Francia ⋅ ☁️ 18 °C

    15 mei 2025 – Zonnig met een stevige westenwind, 23°C onderweg tussen Montargis en Sully-sur-Loire

    Zeven uur. Op de fiets. Vandaag ligt de langste rit van de reis voor me: bijna honderd kilometer. Voor de zekerheid (bij slecht weer, slechte zin en/of slechte conditie) heb ik een vluchtroute van vijftig kilometer achter de hand, maar die laat ik links liggen—de lange route belooft namelijk architectonische pareltjes. Drie kiwi’s en twee koffie is alles wat ik nodig heb om in no time twintig kilometer weg te trappen.

    Vlak buiten Montargis, op weg naar Montbouy, passeer ik het Château de Montargis. Volgens een lokaal broodje aap—maar wél een mooi broodje—verstopte Nicolas Tullier zich hier in 1627 drie dagen lang in een geheime schoorsteenruimte. Toen hij eruit kwam, zat hij zo onder het roet dat niemand hem herkende. Hij liep gewoon weg. Gevangenisontsnapping op Hugoïaanse wijze.

    In Montbouy haal ik warme croissants bij de bakker en draai een rondje langs de kerk. Op het mededelingenbord lees ik over een jaarlijkse wedstrijd: La Course des Escargots, een slakkenrace op de laatste zondag van mei. Tenminste, als ik het goed vertaal. Het roept meteen beelden op van zwetende slakken met startnummers en een soort WieKentKwis-hamsterbak voor slakken. En dan maar wachten (waarschijnlijk met wijn en bier).

    Ik volg nog steeds het Canal de Briare, een waterweg die ooit de Loire met de Seine verbond. Het aantal sluizen is buitensporig. Eerst rijd ik stroomopwaarts, dus telkens hoger, maar ergens halverwege kantelt het: ik daal af.

    In Rogny stuit ik op het indrukwekkende sluizencomplex: Les Sept Écluses. Zeven op een rij, alsof de Franse ingenieurs dachten: als we het doen, dan doen we het goed.

    In Briare eet ik appeltaart en drink koffie op het plein bij de kerk. Ik heb tijd zat, alles loopt gesmeerd vandaag. Vlak buiten het centrum wacht een bizar fenomeen: het Pont-canal de Briare. Een 662 meter lang aquaduct, ontworpen door niemand minder dan Gustave Eiffel. Het tilt boten over de Loire alsof het niets is. Je zou verwachten dat men daar stil van wordt, maar nee: toeristen varen eroverheen in gondels, alsof het de Piranha in de Efteling is. En vanuit hun bootje zien ze niet eens dat ze over de Loire worden getild.

    Vanaf daar laat ik het kanaal achter me. De Loire wordt mijn nieuwe gids. Langs graanvelden fiets ik richting Saint-Martin-sur-Ocre. Dan ineens, als een filmdecor, duikt het kasteel van Gien op. Hier zou Jeanne d’Arc ooit Karel VII hebben ontmoet. Volgens sommigen liep er een geheime tunnel van Gien naar Sully, maar archeologen hebben tot nu toe slechts 120 meter blootgelegd. Het blijft heerlijk om te verdwalen in de halve waarheden van de geschiedenis.

    Gien is druk. Fietsers, fietstassen, fietsshorts. De Google-sterrenlocaties zijn allemaal vol. Bij de bakker staat een rij van 25 meter buiten.

    Ik steek de brug over, naar bakkerij Hautin Jacky (een naam die dringend om een sitcom vraagt) en bestel een royaal belegd broodje. Op het gras, aan de oever van de Loire, geniet ik van de zon en het uitzicht.

    Ik kom nog vlak voor Sully in Saint-Gondon. Er staat op het dorpsplein een chocoladebruine soldaat. Aan zijn voeten liggen verse bloemen met linten, in zijn armen wappert een vlag. Het waait nu stevig. Kunnen ze wel hier, hun helden eren.

    Dan doemt Sully-sur-Loire op. Majestueus. Voor het park bij het kasteel wordt alles opgebouwd voor het festival Les Heures Historique. Volwassenen die kinderachtig riddertje spelen, jonkvrouwtje pesten, touw slaan, manden vlechten, vuur maken en marcheren in uniformen, morsecodes uitzenden. Alles, als je je maar kunt verkleden. Je kan een hobby hebben.

    Ik moet wachten tot vier uur voor ik terechtkan bij mijn overnachting. Bij café L’Atrium de Sully vind ik een plekje in de zon. Ik vraag naar een lokaal biertje. De serveerster glimlacht en zet een enorme bokaal Triple voor me neer. Die knalt erin. De zon. Het bier. Ik dommel zowat weg op het terras.

    Mijn kamer ligt op zolder bij een vrouw met een huisje pal naast het kasteel. Ze heeft er een charmant appartementje van gemaakt met houten trap, oude balken en kraakgeluiden die verhalen vertellen. Morgen maakt ze eitjes van eigen kippen, zegt ze. Lekker, met pfas.

    Bij de slager haal ik bladerdeeg gevuld met veel ham en nog meer kaas, en een bakje salade. Simpel. Smakelijk. Alleen die kerktoren… die klinkt elke dertig minuten op nog geen tien meter afstand. Dat wordt spannend vannacht.

    Video: https://youtu.be/K4yGFIO7eG8?si=ZuVA1dSLnhLZulWw
    Leer más

  • “La Femme du Boulanger” (1938, Raimu)

    16–17 may., Francia ⋅ ☀️ 20 °C

    16 mei 2025 – Zonnig en 22 graden op de route tussen Sully en Beaugency

    Moeder des huizes, Marie van mijn B&B in Sully, kijkt lichtelijk verbaasd als ik haar vraag of het ontbijt om zeven uur kan. Maar het kan.

    Stipt zeven uur kraakt de donkerhouten trap onder mijn voeten. Daarmee wek ik vermoedelijk niet alleen mezelf, maar ook de rest van de gasten—Marie verhuurt nog drie kamers. Bij de laatste tree zwaait de deur naar de woonkamer open. Marie. Alsof ze stond te wachten achter het hout.

    Ze leidt me naar haar kleine serre, waar een keurig tuinsetje met tafelkleedje staat opgesteld. Op tafel een cirkeltje van jampotjes, allemaal keurig met het handgeschreven etiketje naar míjn bordje gedraaid. De labels zijn duidelijk genoeg, maar Marie is zo trots dat ze ze één voor één toelicht: appel-peerjam, bramenjam, vijgenjam, perzikkenjam… Alles zelfgemaakt, uit eigen tuin. Weinig suiker, “zodat je de vruchten goed proeft.”

    Naast mijn bord een klein glazen potje yoghurt (ook zelf gedraaid), met een laagje vruchten onderin, en een mandje met stukjes stokbrood en een croissant.

    Een kop koffie en een mandarijntje maken het ontbijt al bijna af. Maar dan komt ze ook nog met een zachtgekookt eitje—vers gelegd door haar eigen kippen. Het was een kleintje vanochtend, “c’est le nature,” lacht ze.

    Ik begin aan mijn kakelverse broodjes en de heerlijke jammetjes. En hoewel Marie geen Engels spreekt (en ik nog steeds geen Frans), schuift ze met haar koffie aan mijn tafeltje aan en begint honderduit te praten. Over de tuin, over snoeien, fruitbomen, duiven, haar sportautootje, haar (ex?)-man, het huis, het kasteel. Waar het over gaat begrijp ik, wat ze zegt totaal niet. Maar Marie vindt het gezellig. Marie is een schat.

    Om acht uur zit ik alweer op de fiets. Ik draai nog een rondje rond het imposante Château de Sully en vervolg mijn weg via de Véloroute 3, die hier ook wel La Loire à Vélo heet.

    Via de Pont de Sully—een sierlijke brug van bleek kalksteen—steek ik de Loire over naar de noordkant. De komende uren zal ik nog vaker van oever wisselen, dus: bruggen genoeg. Het pad is een feest. Meestal strak asfalt, af en toe een gravelstrookje, soms bovenop de dijk met uitzicht op de brede, machtige Loire (Frankrijks langste rivier). Dan weer achter de dijk, tussen akkers en boomgaarden.

    Ik passeer Saint-Benoît-sur-Loire, bekend van zijn indrukwekkende abdij.

    In Germigny-des-Prés rijd ik langs een onopvallend kerkje dat een bijzonder detail verbergt: een mozaïek uit het jaar 806, een van de oudste Byzantijnse kunstwerken in Frankrijk. Zo’n detail dat je bijna mist als je, zoals ik, vooral let op asfaltkwaliteit en windrichting.

    De Véloroute blijkt populair; voor het eerst kom ik regelmatig andere bikepackers tegen. Wat de juiste groet is onder fietsnomaden weet ik nog niet, dus ik houd het voorlopig bij een vriendelijk handgebaar.

    Onderweg zie ik reigers, aalscholvers en zelfs een visarend boven het water zweven—de enige drie vogels die ik met zekerheid herken. Het zijn er vast veel meer, want bijna de hele route is het een orkest van vogelgezang en kikkergekwaak.

    Vlak voor Jargeau fiets ik over een imposante stalen boogbrug, de Pont de Jargeau. En dan Orléans binnen. Wat een mooie stad is dat! Brede lanen, smalle straatjes, oude huizen, de indrukwekkende gotische Cathédrale Sainte-Croix, en natuurlijk Jeanne d’Arc, die in 1429 de stad bevrijdde van de Engelsen. Haar standbeeld kijkt streng maar rechtvaardig neer op het centrale plein. En het bruist er op een leuke manier. Allemaal mensen onderweg naar iets. Mensen die er horen. Helemaal rond het middaguur stromen de terrassen vol en is heel Orléans in de zon uitgebreid aan de lunch.

    Las trouwens in het foldertje bij een koffiezaakje dat Jeanne d’Arc pas 17 jaar was toen ze met succes het Franse leger wist aan te voeren. Ze had geen enkele militaire ervaring, maar des te meer overtuiging. Wist ik niet. Ik dacht dat ze haar altijd afschilderde als jong lekker ding, om ons mannen het hoofd op hol te maken. Was ze dus echt zo. Poeh.

    Het is even wennen, wandelen door een grote stad met een fiets vol tassen, maar het is heerlijk om een uurtje van het zadel af te zijn.

    Voor de lunch beland ik bij restaurant L’Alchimie. Volgens de beschrijving: “moderne Franse keuken met lokale ingrediënten.” En ja hoor: kipstoof met Aziatische kruiden en rijst, gevolgd door ananas tarte tatin. Perfect.

    Het is zulk heerlijk weer—22 graden, zonnetje, nauwelijks wind—dat het best even duurt voor ik de motivatie vind om weer op te stappen.

    Na Orléans rijd ik langs nog meer kastelen (Château de Meung-sur-Loire, absoluut een sprookjesversie van hoe je wil dat kastelen eruitzien) en eindig de dag in Beaugency.

    Middeleeuws stadje met een romaanse toren, gezellige pleintjes en een brug die zó middeleeuws is dat je bijna ridders verwacht: de Pont de Beaugency telt 23 bogen en was eeuwenlang een van de langste bruggen van Frankrijk.

    Mijn appartementje blijkt al om half vier beschikbaar. Midden in het oude centrum, prachtig gerenoveerd, compleet met keuken. Dus vanavond koken we zelf. Kip met pasta. Ook lekker.

    Video: https://youtu.be/xl1_H87FadU?si=S7Pt3K2R3M6o5ByB
    Leer más

  • La Reine Margot (1994, Isabelle Adjani)

    17 de mayo, Francia ⋅ ☀️ 13 °C

    17 mei – Beaugency naar Amboise – 15°C, waterkoud, bewolkt met af en toe zon

    Koud is het. Waterkoud. Zo’n kilte die in je kleren kruipt en daar blijft zeuren. Ik sta te twijfelen: haal ik mijn knalgele warme jas uit de tas? Nee, eigenwijs als altijd laat ik hem zitten. Zo vertrek ik uit het slaperige Beaugency, op weg naar het koninklijke Amboise—een tocht van kastelen, wijn en geschiedenis. Alles volgens het boekje. Of in elk geval de brochure.

    Uiteraard eerst even langs de bakker voor de verse croissant.

    Ik steek de Loire over via de indrukwekkende stenen brug van Beaugency, een van de oudste van Frankrijk, gebouwd in de 12e eeuw. Regen dreigt. Een paar druppels vallen. Ik houd het tempo hoog—kou verjaag je met kilometers.

    De lucht is dichtgetrokken, dus de mijmering op een bankje aan de Loire sla ik over. De route kronkelt langs de noordelijke oever van de rivier. Niet veel later doemt het eerste kasteel op: het Château de Meung-sur-Loire. Een middeleeuwse versterking die later is omgetoverd tot een elegante residentie—met ondergrondse kerkers waar, naar men zegt, ooit de markies de Sade gevangen zat. Frankrijk op z’n best: schoonheid en sadisme hand in hand.

    Door dat strakke tempo ben ik veel eerder dan gepland in Blois. De markt op Place Louis XII draait op volle toeren. Het is er druk: boeren verkopen hun waar, toeristen en locals slingeren zich door de geurige chaos van geitenkaas, gegrilde kip, bloemen en fruit. Ik slinger eromheen. Mijn tassen maken me niet wendbaar genoeg voor een lekker doorgang over de markt.

    Voor het immense Château de Blois struikel ik bijna over militairen in gala. Glimmende wapens, veel medailles, strakke ceremoniële uniformen, nerveus gedoe. Geen idee waarom, maar het oogt alsof Macron himself elk moment kan landen op het plein.

    Ik loop langs een patisserie met een etalage alsof het een juwelier is. En daar staat één leeg tafeltje, direct naast een rek voor mijn fiets. Ik claim het en laat me verwennen met een rank gebakje van pistache en rode vruchten. Wat ziet dat gebak er hier weergaloos mooi en lekker uit. Het is allemaal zo chique en precies gemaakt. Elk vruchtje, elk chocolaatje, elk nootje lijkt er bijna met een pincet opgelegd, zo nauwkeurig. En ook zo lekker.

    Het geeft me genoeg kracht om door te trappen. Lunchen in Blois? Net iets te vroeg en net iets te druk.

    Dan breekt de zon door, voorzichtig. Mijn linkerbeen is duidelijk bruiner dan mijn rechter—logisch als je vooral van oost naar west fietst. Toch al merkwaardig: bruin worden in een wielerbroek. Maar nu is het helemaal een gevlekte toestand.

    Na Blois golft het landschap. Weg de vlakke Loire-oevers, hallo wijngaarden. Ik probeer te lunchen in Veuzain-sur-Loire. Daar lijkt de hel losgebroken: honderden fietsers, stelletjes in fluorescerende hesjes, dagjesmensen, wandelaars. Het is er helemaal vol mee. Alsof ze allemaal hierheen zijn gekomen. Geen plek om te lunchen: niet in het park, niet op de bankjes, niet in de restaurants, niet op de terrassen. Overal: “C’est complet.” Net voor sluitingstijd glip ik een warme bakker binnen. Ik bestel van alles wat en installeer me later in het gras, ergens tussen stilte en Loire, en knabbel lekker mijn collectie bakkerslekkernijen op.

    De wijnboerderijen beginnen zich te melden bij Chaumont-sur-Loire. Ik stop bij een caravan met proeftafels. Touraine-Amboise, een bodempje maar—licht en fruitig. Wijn met fietserstactiek.

    Vlak voor Amboise passeer ik het kasteel van Chaumont, dat als een sprookje op een heuvel boven de rivier uittorent. Dan, eindelijk: Amboise.

    Het majestueuze kasteel kijkt als een vorst over de stad. Hier leefde Leonardo da Vinci zijn laatste jaren. Hij woonde in Clos Lucé, verbonden met het grote kasteel via een geheime tunnel. Hij kwam hierheen op uitnodiging van François I—als hofkunstenaar, ingenieur en visionair. En ja, hij bracht de Mona Lisa mee, vandaar dat die nu in Parijs hangt, en niet in Florence.

    Beneden op het plein bestel ik een bier. “Une grande?” vraagt de ober. “Ja,” zeg ik, “doe maar een emmer,” denk ik. Hij heeft mijn gedachte gelezen en komt met een enorme bloemzaadjesglas met bier. Is binnen tien minuten op. Dorst.

    Mijn onderkomen is een zolderkamertje in het huis van een kleine Aziatische mijnheer, die zijn woning heeft opgedeeld in vier piepkleine appartementen. Ik krijg de bovenste.

    ’s Avonds loop ik terug naar het centrum. Langs nog twee kastelen. In de tuin van Le Planque bestel ik een broodje. Maar wel het lekkerste broodje dat ik in tijden heb gehad. Dit is een kleine opera in een croissantbun: lamsschouder met ras el hanout, champignons in room, dragonmayonaise, rode uien, mesclun en gesmolten geitenkaas. Erbij een plaatselijk bier: Ouette.

    De dag is rond.

    Video: https://youtu.be/WTafWzuft0k?si=0hOHi7mH0UOl-aOq
    Leer más

  • Le Fabuleux Destin d’Amélie Poulain

    18–20 may., Francia ⋅ ⛅ 21 °C

    18 mei – Amboise naar Nouâtre – 24°C, halfbewolkt, stevig briesje

    Ik verlaat Amboise via het centrum. Nog één keer langs het Château d’Amboise en een groet aan het graf van Leonardo da Vinci. Bij kasteel Clos Lucé sla ik linksaf, de EuroVelo 6 op, die me opnieuw langs de Loire richting Tours leidt.

    Eerst moet ik me nog een weg banen door een soort memorabilia-braderie annex markt, die zich chaotisch langs de waterkant aan het ontplooien is.

    Zodra het pad even afwijkt van de rivier, fiets ik al snel tussen de druivenranken. Zover het oog reikt. Mooi hoor.

    Na een uur arriveer ik in Tours, een stad met een geschiedenis die teruggaat tot de Romeinen. Er hangt een ontspannen zondagochtendsfeertje. Ik maak een klein ommetje over de hangbrug voor fietsers over de Loire. De brug wiebelt subtiel onder je voeten. Joggers, wandelaars, gezinnen met buggy’s. Iedereen zondagt rustig over de brug.

    Vlak bij Place Plumereau, het hart van de oude stad, omringd door vakwerkhuizen uit de 15e eeuw, eet ik een wafel bij een kop koffie. Om me heen zitten groepjes jongeren aan hun ontbijtje op het terras. Boter, jam, croissant, jus, koffie, zon. Frankrijk in zondagsvorm.

    Het is even zoeken hoe ik Tours weer uitkom. Gisteren vergeten mijn navigatie op te laden, dus bij Tours houdt hij ermee op. Nu volg ik de EuroVelo 3—dat is makkelijk—maar in de stad komen zoveel routes samen dat het een soort fietssudoku wordt. Welke afslag in welk park, en wat wordt er nu met dat bordje bedoeld?

    Zondag dus, en dat betekent: opletten geblazen. Na het middaguur sluit hier zo’n beetje alles. Mijn planning: rond kwart voor twaalf in Veigné zijn. Daar is een grote Intermarché voor wat inkopen. Maar vlak voor Veigné raak ik verstrikt in een wirwar van voetgangers en autoverkeer bij alweer een gigantische vlooienmarkt—de derde vandaag—rond het kasteel van Château de Couzières. Geen doorkomen aan. Maar ik móét de supermarkt halen, want in mijn aankomstdorp is helemaal niets te koop. En op de kaart is te zien dat ik de komende 40 kilometer verder niet veel tegen zal komen.

    Kwart over twaalf ren ik de Intermarché binnen: wijntje, ijsthee, broodje, kaas, appels en limonade. Ik gris nog een pakje kant-en-klare rijstmaaltijd mee. Voor de zekerheid. (Spoiler: die zekerheid blijkt later mijn redding.) Het personeel dooft per sector alvast het licht. Over de intercom klinkt de oproep tot vertrek. Net op tijd.

    In het park eet ik bij een picknicktafel, met mijn groene sporthanddoekje als tafelkleed, mijn broodje kaas en drink limonade. Daarna weer op de trappers.

    Via oude Romeinse wegen en vergeten dorpen buigt de EuroVelo 3 zuidoostwaarts, de Creuse-vallei in. Dit deel van de route volgt oude jaagpaden en spoorlijnen. Vlak, maar af en toe een flinke puist. Via Sainte-Maure-de-Touraine—beroemd om zijn geitenkaas, een asgrijze staaf gerijpt op stro, zo meldt een reclamebord—trap ik verder. Heb ik niets aan natuurlijk, als ik het nergens kan kopen. De dorpen zijn muisstil. Luiken zijn dicht. Alles is dicht. Opvallend genoeg heb ik op veel plaatsen het geluid van een pingpongtafel gehoord. Blijkbaar is pingpong het sjoelen van Frankrijk.

    Sneller dan verwacht rijd ik Nouâtre binnen, een gehucht van maar 800 zielen. Eén bakker, één verswinkeltje, één café. Wel een mooi 11e-eeuws kerkje: de Église Saint-Pierre. Daar kun je niet tegenop marketen. Uiteraard, alles is potdicht.

    Mijn huisje ligt nog twee kilometer verder, in een nóg kleiner gehucht met vier straten en oude panden. Een prachtig verblijf, verbouwd in een oude schuur. En de belofte: een pizzabakker op loopafstand, de Pizza-Ranch. Een Texaanse ranch annex pleisterplaats voor bikers, met goede pizza’s en goed bier. Elke vrijdag, zaterdag en zondag open. Wees op tijd: vol = vol. Alleen… niet op zondag 18 mei.

    Toch nog blij met mijn pakje kant-en-klare rijst en dat flesje wijn.

    Morgen rustdag. Het kontje heeft er zin in.

    Video: https://youtu.be/fDJfknevkS8?si=AU4GZac9_ynz891-
    Leer más

  • Les Petits Mouchoirs (2010)

    19 de mayo, Francia ⋅ ☁️ 23 °C

    19 mei 2025 – Licht bewolkt, zachte temperatuur, regen blijft (nog) uit

    Er hoeft even helemaal niks vandaag. Toch word ik weer vroeg wakker. Zelfs als ik weet dat ik niet hoef te fietsen. Het is muisstil rond het huis, er gebeurt niks. ’t Is licht bewolkt. Er is regen aangekondigd, maar ik heb nog niks gezien. Ik heb wel heerlijk geslapen na de relatief vermoeiende rit van gisteren.

    Vandaag wordt een beetje niksen: boodschapje doen, rondje lopen, fiets poetsen.

    Om half negen fiets ik richting Nouâtre, een klein dorp op zo’n twee kilometer afstand. Op het dorpspleintje is het een gemoedelijk komen en gaan. Mensen stappen de plaatselijke groenteboer binnen of halen koffie, rookwaar of krasloten bij de bar-tabac. Frankrijk op z’n best.

    De verswinkel is een charmante chaos: een opstelling van groente en fruit met eromheen stellingkaarten waarop van alles staat—van blikken cassoulet tot flessen siroop—waarvan er dan hooguit vier op voorraad zijn. De eigenaresse zit als een soort koningin op haar troon in het midden van de winkel. Om haar heen: een kassa met beige drukknoppen, een rekenmachine, een weegschaal, een thermoskan met koffie en heel veel administratie.

    Net als ik binnen ben, stopt er een busje voor de bevoorrading. De leverancier rolt zijn kratjes naar binnen; bovenop prijkt een kistje met wit goud: witte asperges. Ze zijn in het seizoen. Gisteren zag ik ze al overal op borden staan, maar toen was alles dicht. De keuze is dus snel gemaakt voor het eten van vanavond: asperges, aardappeltje, boter, ei en een plakje ham. Klaar.

    Ik voeg nog wat frisdrank toe, een biertje, scheerschuim in een ouderwetse tube met een handgeschreven prijskaartje, een schuursponsje voor de fiets en een kakelvers stokbrood uit een rieten mand. Als ik heb afgerekend en naar buiten loop, kan ik de verleiding niet weerstaan: de top van het stokbrood gaat er al fietsend naar huis aan. Klassieker.

    Mijn Airbnb ligt in een verbouwde schuur aan de Rue Pierre Cantault. Tijdens mijn ochtendloopje door het dorp (dat uit welgeteld vier straten bestaat), zie ik opvallend veel doorgezaagde wijnvaten met bloemen erin. Er staan ook verrassend veel grote huizen én een imposante abdij. Nieuwsgierig als ik ben, google ik wat, en jawel: Nouâtre blijkt ooit een belangrijk overslaghaventje te zijn geweest voor wijn uit de regio—een soort schakel tussen België en Spanje.

    Pierre Cantault, de naamgever van mijn straat, blijkt een lokale held. Als meester-kuiper (vatenmaker) stond hij symbool voor een van de belangrijkste ambachten van de streek. Daarnaast was hij bijna dertig jaar burgemeester van het dorp, in een periode waarin Napoleon zowel opkwam als onderuitging. Dat er 200 jaar later nog steeds wijnvaten langs de straten staan, is een mooi eerbetoon aan Pierre. Ze zijn nog steeds trots op ’m.

    De middag kabbelt ontspannen voorbij. Ik poets mijn fiets (in mijn volgende verblijf mag hij alleen binnen als-ie schoon is), luister een podcastje, zit in het zonnetje met een biertje en schil mijn asperges. En van de regen hebben we niks gezien.

    Dit is alweer mijn derde rustdag van de zeven die ik heb ingepland. De tijd vliegt. Soms zo snel dat ik zelfs in m’n agenda moet kijken waar ik twee dagen geleden eigenlijk was. Of is dat de leeftijd?

    Morgen een relatief kort ritje naar Chauvigny, langs de oevers van de Vienne. Zin in.
    Leer más

  • Un homme qui me plaît (1969)

    20–21 may., Francia ⋅ ☀️ 18 °C

    20 mei – Fris en zonnig, 12 graden bij vertrek, 22 graden in de middag, lichte wind uit het noorden.

    En we mogen weer, mijn fiets en ik. Na een rustdag in Nouâtre zit ik vanochtend opnieuw op de fiets, met 75 kilometer voor de boeg. Eerst een paar kilometer terug naar het dorp, daar steek ik de Vienne over. Vanaf nu blijf ik de rivier volgen tot aan Chauvigny.

    Het is fris en helder in Nouâtre. Het zonlicht glinstert op de Vienne, die zich traag door het landschap slingert. Voor het eerst deze reis rijd ik een flink stuk over doorgaande wegen. Tot nu toe waren het vooral gravelpaden, modderstroken en graspaden waar ik overheen fietste.

    Het rijdt vlot door. Maar ook al is het verkeer beperkt, de passerende auto’s en vrachtwagens halen me toch uit die prettige zen-modus waarin je tijdens rustig fietsen kunt zakken. Je gaat ongemerkt ook sneller, alsof je je moet aanpassen aan de snelheid van alles om je heen. Misschien in overdrachtelijke zin ook wel het nu van deze reis.

    Links en rechts van de weg strekken uitgestrekte graanvelden zich uit. Goudgele halmen wiegen zachtjes in de wind – een schilderachtig contrast met de strakblauwe lucht. Af en toe fiets ik door kleine gehuchten waar de tijd lijkt stil te staan: verweerde stenen huizen, bloeiende klimplanten en locals die vriendelijk knikken als ik passeer.

    Tegen tienen bereik ik Châtellerault. Deze stad heeft een robuust industrieel verleden – jarenlang draaide hier een belangrijke wapenfabriek. Vanaf de brug over de Vienne zie ik het silhouet van het Hôtel de Ville al opdoemen. In het centrum stuit ik op Pâtisserie Raveau, waar in de etalage een maagdelijke tarte au fromage blanc staat te pronken. Die is dus vers. Ik bestel een stuk met een sterke Franse koffie. Ontbijt! Romig, friszoet, en met een korstje dat net niet te kruimelig is.

    Ik fiets verder. Rond lunchtijd kom ik aan in Vouneuil-sur-Vienne. Helaas blijkt hier dinsdag de dag te zijn dat alles is gesloten. Midden op het dorpsplein staat wel een felgekleurde pizza-automaat, zo’n moderne obelisk die je hier overal tegenkomt – van industriegebied tot boerengehucht. Voor tien euro belooft de machine een houtovengebakken pizza in minder dan drie minuten. Ik besluit het nog een keer een kans te geven. Ben bang dat dit iets te veel culinaire moderniteit is, en dat in het land van Escoffier en Bocuse.

    Vlak voor de lunch wordt de route mooier, rustiger. Ik volg de Vienne verder tot Bonneuil-Matours, een charmant dorp met een typische kerktoren. Onder de platanen op het dorpsplein zit het terras van Bon’œil Gourmand. Daar lunch ik met een klassiek Frans gerecht: bavette met pepersaus en gebakken aardappeltjes. Eenvoudig, maar heerlijk. Als dessert een “eigen interpretatie” van tiramisu – dat hadden ze eigenlijk niet moeten doen, maar het smaakt evenwel goed (maar het is geen tiramisu).

    Nog vijftien kilometer te gaan. Het landschap wordt heuvelachtiger naarmate ik Chauvigny nader. Het is inmiddels ook 24 graden. Dus het vraagt wel veenwater om mijn eigen gewicht en dat van mijn bagage elke keer naar boven te trappen. Halverwege pauzeer ik bij een inlaat in de Vienne: ik lig even in het gras en koel m’n voeten in het heldere water. De stilte wordt alleen onderbroken door vogels en een verre tractor.

    De aankomst in Chauvigny is spectaculair. Vijf middeleeuwse kastelen torenen boven de stad uit, een indrukwekkend gezicht vanaf de rivier. Ik slinger omhoog door smalle steegjes met uitzicht op de vallei. Mijn onderkomen ligt bijna helemaal boven: Le Clou, een alternatief cultureel collectief. Denk: gedeelde keuken, boekhandel, bar, theater, biologische winkel en natuurwijn in pompen. Een paleisje vol alternativo’s.

    Mijn kamer zit op de eerste etage, met uitzicht op het binnenplaatsje. De houten balustrade is overwoekerd door wijnranken. Beneden discussiëren vijftigplussers over de toestand van de wereld – mannen in mouwloze shirts, vrouwen in zelfgemaakte jurken van gerecyclede gordijnen. Dat werk. Maar het is gemoedelijk.

    Ik haal gebakken flensjes bij de bakker (liggen daar gewoon voorgebakken onder een glazen stolp bij de kassa) en eet ze op aan een roestige tuinset in de rommelige tuin van het collectief, met uitzicht op de vallei.

    Als ik weer uit de tuin kom en mijn afwas in de communitykeuken (zo ziet die er ook uit… studentenhuiskeuken) heb gedaan, zit Manu – beheerder en type “bassist van de band De Amazone Stroopwafels” – op de binnenplaats met wat vrijwilligers. Er is kaas. Er is stokbrood. Er is wijn. Of ik wil proeven. Avec plaisir. Ik proef mee en haal in het winkeltje een Bellefois Bière Triple. Een klein feestje voor de smaakpapillen onder de druivenranken.

    Als de schemering valt, klim ik naar boven naar mijn kamer. Vanaf mijn houten balustrade typ ik deze woorden. Door de druivenbladeren heen kijk ik op de oranje dakpannen van de middeleeuwse gebouwen. Daarboven cirkelen vleermuizen hun eerste rondjes.

    Filmpje: https://youtu.be/68ACerkEGQg?si=NnfqtQiRx4s0KKK7
    Leer más

  • Bienvenue chez les Ch’tis (2008)

    21–22 may., Francia ⋅ ☁️ 18 °C

    21 mei – Van Chauvigny naar Confolens
    Weer: grijs, benauwd, en vanaf 16.00 uur bakken regen.

    Heerlijk geslapen in mijn kamertje in Le Clou. Na tienen verdwijnen de laatste vrijwilligers en cursisten van het binnenpleintje en gaan de dikke, donkerbruine poorten potdicht. Geen andere gasten. Geen geluid. Alleen ik, boven in het middeleeuwse hart van Chauvigny. Rustiger dan dit wordt het niet.

    Vandaag fiets ik van Chauvigny naar Confolens, een forse etappe over de Véloroute 3, die zich als een lome slang langs de schilderachtige Vienne slingert. De app belooft klimmetjes. Veel klimmetjes.

    Mijn fiets rolt vanzelf het hobbelige middeleeuwse stadsdeel uit, en ik kom uit op het centrale plein van Chauvigny. Het is half acht, de bakker is open en heeft stoeltjes buiten gezet. Ik bestel een koffie en een broodje. Aan de enige tafel zit een blonde, sportieve vrouw met paardenstaart van een jaar of veertig in wit-blauwe wielerkleding. Helm op tafel, kop koffie in de hand, broodje bijna op. Ze knikt uitnodigend dat ik wel bij haar aan tafel mag. “Vous êtes cycliste?” vraagt ze. Makkelijke gok, met mijn zeemleren kruis en m’n blauwe hoofddoekje. Maar goed, openingszinnen is ook niet mijn sterkste punt.
    We praten wat, in een mengelmoes van Frans en Engels—tot we na vier zinnen ontdekken dat we allebei Nederlands spreken. Zij komt uit Kortrijk en is met haar elektrische Rockrider-mountainbike na een maand fietsen op weg naar huis. Gisteren fietste zij de route die ik vandaag doe. “Zwaar,” zegt ze met een brede lach. We wisselen tips uit, bekijken elkaars route en apps, legen onze kopjes en fietsen samen naar de brug. Daar splitst onze route: zij rechts richting huis, ik links richting Confolens.

    Het eerste uur is het makkelijk fietsen, brede wegen, weinig klim. Maar zodra ik de kleine weggetjes op duik, beginnen de heuvels. Steiler, hoger, zwaarder. Ik moet stevig trappen en alle versnellingen gebruiken om m’n bepakking onder de heuvels te krijgen. De Vienne blijft mijn metgezel—soms dichtbij, soms glinsterend in de verte.

    In L’Isle-Jourdain “lunch” ik op een bankje met uitzicht op het imposante viaduct. Ideaal, ware het niet dat alle eetgelegenheden opnieuw gesloten zijn. Frankrijk tussen twaalf en twee: alles op slot, tenzij je van sterrenrestaurants houdt. En zelfs daar wil je niet met zweetvlekken op het designmeubilair zitten. Dan maar een uit Nederland meegenomen cracker en water.

    De lucht trekt verder dicht. Er is regen voorspeld rond vier uur, en die deadline hangt nu als een zwaard boven m’n route. Geen koffietentje, geen open bistro, wel veel donkere lucht.

    Rond twee uur bereik ik Confolens, op de grens van de historische regio’s Poitou en Limousin. De naam is poëtisch: een samenvloeien (confluence) van de rivieren Vienne en Goire. De middeleeuwse Pont Vieux is fotogeniek, het stadje charmant, maar ook hier veel dichte deuren. Gelukkig is de sportbar open. Ze serveren enkel het menu rapide. Rapide is het. Als ik het bestel loopt de serveerster naar binnen. Twintig tellen later loopt ze naar buiten met mijn bord eten: gestoofde kip in paprikasaus, friet, sla en – hoera – mayonaise. Het zal de honger zijn, maar het smaakt enorm lekker.

    Na een korte Lidl-stop voor wat inkopen fiets ik de laatste drie kilometer naar mijn verblijf: “Le Petit Mas”. Net buiten het dorp, op een groen erf. In de wit metalen serre zit een tanige oude vrouw in een houten schommelstoel. Geen gebit, wel een kleedje over de knieën. Ik zwaai om aan te geven dat ik ben gearriveerd. Ze zwaait terug alsof ik haar neef ben die thuiskomt na maanden op de vaart. Ik klop aan, geen antwoord. Er hangt een immense blauwe plastic sleutel aan een witte deur van het vakantiewoninkje op het erf. Blijkbaar self check-in avant la lettre.

    Binnen wacht een huisje uit een sprookjesboek: eigen gebakken koekjes, koffie, eitjes, snoep, yoghurt, jammetjes. De tafel is gedekt met een bord met roze bloemetjes, zilveren bestek en een wit servet in een zilveren servetring met “Monsieur”. Alles tot in de puntjes verzorgd. Lekker mengeling van oude en nieuw maken het interieur smaakvol en leuk. Veel boeken, veel foto’s, posters, beelden en tekeningen. Verse bloemen op tafel.

    Even later arriveert Bertrand, de eigenaar. Hij was de melk en appelsap vergeten. Komt morgen brood brengen. “Ik houd ervan mensen op m’n erf te hebben,” zegt hij. “Dit huis is al generaties in de familie. Ik deel het graag. En mensen brengen verhalen mee.” Vandaar ook het overcomplete interieur – en dat alles voor € 43. Nederlandser krijg je het compliment niet.

    Nu zit ik aan de houten tafel, plastic stoel, kijkend naar een haard waarin een Warhol-Elvis hangt te glimmen. Buiten gutst de regen tegen de ramen.

    Filmpje: https://youtu.be/fQDBdRhM83c?si=rfb4M4_44k6ADUF6
    Leer más

  • Bienvenue chez les Ch’tis (2008)

    22–23 may., Francia ⋅ ⛅ 19 °C

    22 mei – Weer: zwaarbewolkt, droog maar waterkoud (9–13°C)

    Bienvenue chez les Ch’tis (2008, Dany Boon)

    Vanochtend vroeg staat Bertrand alweer voor de deur. In zijn hand een mandje met warme broodjes en een glaasje aardbeien, afgewerkt met een decoratief takje munt. Of ik nog plastic zakjes heb voor de restjes? Wat een gastheer.

    Na een ontbijt dat minstens evenveel proviand oplevert voor onderweg als het nu vult, trek ik mijn wielerschoenen weer aan en trap ik aan. Het asfalt glimt van de regen die vannacht urenlang heeft gestort. Kleddernat, het spat tegen mijn benen. Maar het regent nu niet meer. Zwaarbewolkt is het nog wel en koud en… waterkoud.

    Ik volg nog altijd de Pelgrimsroute, die hier door het hart van de Charente slingert. De streek van de cognac, maar die vandaag voor mij vooral bestaat uit steile hellingen en verzengende kuiten. Echt, ik denk dat ik minstens 60 klimmetjes over ben gegaan. Iedere afdaling is slechts het voorspel voor de volgende klim, die zich steevast in de verte al aankondigt. Ik verheug me nu al op het potje tijgerbalsem vanavond. Dat wordt een intieme sessie met mijn eigen benen.

    Halverwege de ochtend bereik ik Massignac, een stil dorpje met een verrassend zaakje: “Chez Alice”, staat op de ramen gekalkt van het pandje naast de bakker. Wat voor zaak dit precies is, is niet meteen duidelijk. Dan passeert er een vrouw die me, terwijl ze op weg is naar de bakker, influistert: “Good coffee there.”

    Nieuwsgierig stap ik binnen in een ruimte die het midden houdt tussen een oosterse woonkamer, een tweedehands kledingwinkel en een winkel van sinkel. In het midden zit een groep zestigplussers met een geprint velletje papier in de hand rond een tafeltje. Ze lezen stukjes Engels voor met een zwaar Frans accent, onder het wakend oog van een strenge Engelse juf die hen kordaat corrigeert. Een taalklasje midden in het dorp…

    Ik nestel me achterin het zaakje om de les niet te storen. De serveerster komt met een houten plankje en een formulier: lidmaatschap vereist. Dit blijkt een café associatif—een soort stichting. Voor 1 euro mag ik me lid noemen. De beloning? Koffie voor 50 cent. Maar zonder lidmaatschap géén koffie. Ik krabbel mijn gegevens op het formulier—zo slordig mogelijk natuurlijk. Kwestie van privacy. Even later komt de koffie, met twee zelfgebakken Engelse koekjes. Gemaakt door een lid van het taalklasje dat onlangs in Londen is geweest. De cirkel van cultuur is rond.

    Na Massignac bots ik bijna letterlijk op een Fouga Magister, een oud Frans trainingsstraalvliegtuigje, dat prominent in de voortuin van een boer staat geparkeerd. Een klein monument voor een tragisch ongeval in 1958. Deze boer blijkt niet alleen landbouwer, maar ook luchtmachtherinneraar. De Magister werd gebouwd van 1952 tot 1969 en was hét vliegtuig voor aspirant-piloten in Frankrijk.

    Vanaf daar draait de route zich verder door het Charentaise lappendeken van weilanden, wijngaarden en bossen. De EuroVelo 3 slingert elegant, maar mijn bovenbenen jammeren. Het hoogteverschil vandaag: ongeveer 1000 meter. Vooral na Massignac wordt het landschap pittiger. Richting Lavaud en Montbron zijn de hellingen kort maar krachtig—tussen 1 en 3 kilometer, met stijgingspercentages tot wel 8%. De beloning? Uitzichten over kalkstenen boerderijen, zonnevlekken op akkers en pittoreske dorpjes.

    In Montbron schuif ik aan bij Au Caprices voor een rijk bordje risotto. Daarna is het nog een kleine twintig kilometer tot Chauzelles, gelukkig grotendeels vlak over een strak geplaveide oude spoorbaan.

    Vanavond logeer ik bij Ronald, een Nederlandse duizendpoot met een chambre d’hôtes én een verhaal. Hij serveert konijn, eigen koffie uit Kameroen, bier uit de streek en crème brûlée. In willekeurige volgorde krijg ik zijn geschiedenis: een mango- en koffieplantage, MAX-tv-avonturen (Huis gezocht), horeca-advies aan Fransen die liever niets veranderen, én route-advies voor morgen. Je kent ze wel.

    Chauzelles zelf is klein, maar ligt historisch gezien op symbolische afstand van het decor van de Driemusketiers. Dumas baseerde zijn roman op historische figuren uit deze streek. De echte d’Artagnan – Charles de Batz – werd geboren in het nabijgelegen Gascogne, maar veel van zijn ‘musketaire’ leven speelde zich af in de omgeving van Angoulême en Cognac, waar ik dus fiets. Vijf minuten voor elk heel uur slaan de klokken die boven het huis hangen van Dumas nog elke dag.

    Mijn rechterbeen schiet net in de kramp als ik opsta. Tijd om te liggen. Morgen: vlakker terrein.

    Filmpje staat op: https://youtu.be/oOQ3Vj6Jt14?si=s9dgwt9RNMoP-1iA
    Leer más

  • “La femme d’à côté” (1981, G. Depard)

    23 de mayo, Francia ⋅ ⛅ 21 °C

    23 mei 2025 – Zonnig, 23°C met een lichte westenwind

    Vanmorgen had de uitbater van de chambre d’hôtes weer eindeloze verhalen bij het ontbijt. Hoewel ik de enige gast was, had hij tóch zijn hele buffet opgetuigd. Weliswaar met één pannenkoekje en één gebakken ei, maar meer dan genoeg om een groot deel van de dag op te teren.

    De uitbater is typisch zo’n verteller die elk deel van zijn verhaal afsluit met een zin die alleen maar méér vragen oproept:
    “…in het huis van mijn vrouw hiernaast.”
    “Ik heb liever met de Franse belastingdienst van doen dan met de Nederlandse.”
    “De huizenprijzen zijn hier zó laag.”
    “Ik lig liever in een Frans ziekenhuis.”
    “Mijn vrouw woont daar met zes kinderen.”
    “Alleen bij de Hema in de grote stad discrimineren ze niet”

    Alles komt in één lang verhaal voorbij. En hij heeft aan één beleefde vraag meer dan genoeg om minutenlang uit te weiden. Heel grappig.

    Als ik vertrek en mijn fiets uit de schuur van het huis van zijn vrouw haal, hangt er een donkere vrouw met een geel-zwart gekleurd doek om haar hoofd breed glimlachend uit het raam. “Hallo sir, I am his wife! Have a nice trip!!” roept ze vrolijk. Ik zwaai. Het voelt alsof ik een sitcom verlaat.

    Ik gooi mijn rechterbeen weer over mijn bagage (met het linker lukt dat niet altijd even elegant) en draai de EuroVelo 3 op. Chauzelles naar Barbezieux vandaag, bijna 80 kilometer door het hart van de Charente, met Angoulême als tussenstop en grote stad. Het is nog mistig, maar de zon kan al door de flarden mist heen prikken.

    Vanuit Chauzelles volg ik eerst een oude spoorlijn waar een fietspad over is aangelegd. Daarna linksaf, langs de oevers van de Charente. Wat een schitterende waterweg is dat. De rivier kronkelt als een lui lint door het landschap. Overal liggen van die typische Franse bootjes aangemeerd, hier en daar een visser die me vriendelijk toewuift. En vooral fijn: het is vlak.

    Stille dorpjes, mannen die handmatig een sluis opendraaien, konijnen die het pad oversteken en het geluid van vogels en kwakende kikkers die het tempo bepalen. Het is gewoon meditatief.

    Mijn eerste klim komt pas in Angoulême. Wat een mooie stad. Gebouwd op een plateau boven de rivier, als een natuurlijke vesting. Ik fiets steil omhoog via oude stadspoorten en ineens sta ik in het middeleeuwse centrum. Het gemeentehuis is hier letterlijk een kasteel. Frankrijk vindt, af te zien aan mooie panden als gemeentehuis, het blijkbaar iets belangrijker dan Nederland waar het stadsbestuur vergadert.

    Ik zet mijn fiets vast en ga wandelen. Angoulême is de striphoofdstad van Frankrijk. Overal zie je muurschilderingen en comic-art. Het contrast met de oude stenen gebouwen is geweldig. De stad is niet alleen een bastion van geschiedenis, maar ook van verbeelding.

    De plateaus geven de stad bijzondere uitkijkjes, met als hoogtepunt het uitzicht vanaf de stadsmuren over de Charentevallei. Een panorama dat je zomaar even stil krijgt.

    Koffietijd. Biscuiterie Lolmède is zo’n ouderwets Frans koffiehuisje met een vitrine vol koekjes en cakejes. Direct naast de kassa ligt een metalen bakplaat met madeleines, aan één kant ondergedompeld in dikke chocolade. Als ik er eentje aanwijs, voelt de verkoopster even of de chocola al gestold is. Ja, nét genoeg om hem mee te geven.

    Via het stripmuseum verlaat ik de stad weer. Het gravelpad volgt nog steeds de Charente. Pas bij Châteauneuf-sur-Charente verlaat ik de rivier. Het is inmiddels één uur en hoog tijd voor lunch.
    In het hartje van dit karakteristieke stadje zie ik twee tafeltjes en vier stoeltjes op de stoep voor de bakkerij Au Fournel de Ben et Manon. Klinkt als een hipstertent, maar het is gewoon een degelijke Franse boulangerie-patisserie. Ik wil een sandwich, maar eenmaal binnen ga ik toch voor de flan. Mijn god, wat was die lekker. Ik krijg een punt die je met z’n tweeën nog maar nét op krijgt. Superromig, zoet maar niet té, met een perfecte donkere toplaag. De custard staat net stevig genoeg en smelt zodra hij je tong raakt. En dan die mond vol vanille… pure troost op een bordje.

    Na Châteauneuf wordt het landschap ineens veel heuvelachtiger. Ik rij door een oceaan van wijngaarden. Zover het oog reikt: wijnranken, keurig op rijen geplant. Dit is het hart van de Cognacstreek. Hier groeien de druiven waar de beroemdste brandewijn ter wereld van wordt gemaakt.
    Zonde dat ze het alleen in zulke grote flessen verkopen. Net iets te veel voor twee dagen. En een fles cognac in mijn bidonhouder meeslepen is misschien ook een tikje overdreven.

    En dan eindelijk: Barbezieux! Na bijna 80 kilometer bereik ik mijn huisje voor de komende twee dagen. Pal aan de straat, van buiten rommelig, maar van binnen verrassend opgeknapt. Hoewel mijn benen vanmorgen nog fris aanvoelden, beginnen ze nu toch te protesteren.

    Ik steek de weg over naar LeClerc, scoor bij de maaltijdcounter een flinke portie verse brandade, stokbrood, sla en chocolademousse. Daarna lekker onderuit op mijn bankje.

    Barbezieux zelf? Dat zien we morgen wel.
    Leer más

  • Le Goût des Autres (2000)

    24 de mayo, Francia ⋅ ☁️ 18 °C

    24 mei 2025 – Rustdag in Barbezieux-Saint-Hilaire
    Weer vandaag: Zonnig en warm, 26 graden – strakblauwe lucht, nauwelijks wind

    Rustdag nummer vier. Dat klinkt als uitrusten, maar is ook observeren, slenteren, snacken en mijmeren.

    Pal tegenover mijn huis ligt een gigantische Leclerc-supermarkt, met daaromheen die typische dozenarchitectuur: computerwinkels, sportzaken, kledingketens, en twee sportscholen die zich heldhaftig proberen te onderscheiden op een eindeloos grijs asfaltveld. Het is een komen en gaan van auto’s, winkelwagens en mensen in functionele weekend-kleding.

    Het contrast met het oude centrum van Barbezieux kan nauwelijks groter zijn. Daar is het stil. Heel stil. Zeker de helft van de winkels staat leeg – het gevolg van een vergrijzende bevolking (er wonen hier nog zo’n 5000 mensen) en de zuigkracht van de hypermarchés aan de rand.

    Rond het kasteel, dat strategisch op een heuvel ligt, is gelukkig wél geïnvesteerd. Het gebouw zelf is in prima staat, met een keurig onderhouden bloemenpark eromheen. Als ik iets voor tienen langsloop, is er nog geen mens te bekennen. Vijf voor tien loopt een vrouw, begin dertig, recht op de kasteeldeur af. Ze opent de imposante deuren, zet de “Office du Tourisme”-vlaggetjes buiten en doet het licht aan.

    Ik loop naar binnen. “Duits of Engels?” vraagt ze meteen. Wat volgt is een enthousiaste minicollege van een historica-in-hart-en-nieren. Het kasteel stamt uit de 11e of 12e eeuw, heeft gediend als gevangenis tijdens de Franse Revolutie, daarna als ziekenhuis, en sinds 1900 is de oude paardenstal omgebouwd tot een Italiaans theater. Nu fungeert het als cultureel centrum. Ze lijkt blij dat ze het me mag vertellen. Eerlijk gezegd vermoed ik dat ik vandaag haar enige klant ben. Als ik ‘s middags nog een keer langswandel op weg naar de kaaswinkel, staat ze verwachtingsvol in de deuropening. Ze zwaait. Geen andere toeristen te zien. Dat moet een lange dag voor d’r zijn.

    Waar het wél bruist, is op de zaterdagmarkt. Een geurige, kleurige verzameling kraampjes vult het dorpsplein met gegrilde kip, versgebakken brood, taartjes, honing, kruiden, koffie, vlees, Chinese snacks en glanzende oesters.

    Ik koop mijn avondeten alvast in: een hele gebraden Barbezieux-kip met aardappelen, gegaard in het kippenvet. De kippen draaien aan het spit in lagen boven elkaar, als een gastronomisch mobiel. Deze kip is geen gewone plofkip, maar een culinair symbool van de streek. De Barbezieux-kip is een van de oudste rassen van Frankrijk, herkenbaar aan zijn zwarte veren en opvallend witte oorlellen. Ik krijg de kip en de aardappelen in een grote witte zak van slagerspapier mee. Lekker warm in m’n rugzakje. En ik kan het beamen: hij smaakt voortreffelijk. Wel wat veel voor een eenzame fietser… maar het gaat op.

    De middag kabbelt voort. Podcastje geluisterd, mijn moeder gebeld (trouwdag van m’n vader en moeder vandaag), dutje gedaan. Later op de dag nog een rondje gelopen en een klein Périgord-kaasje gescoord. De fiets weer even gecontroleerd, banden vol met lucht (ik heb ja niks te klag’n).

    Klaar voor morgen.
    Leer más

  • Le goût des autres dl 2 (2000)

    25–26 may., Francia ⋅ ☁️ 22 °C

    25 mei – Zondag – Zonnig met een frisse bries, 21°C

    Half acht. Ik sta weer buiten, fiets aan de hand. Beetje vroeg misschien, maar het is zondag – en dat betekent in Frankrijk: dicht. Dus het wordt improviseren met eten en drinken vandaag. De halve ananas van gisteren fungeert als ochtendlijke brandstof.

    Ik draai de “La Scandibérique” weer op, een naam die klinkt als een Scandinavische detective maar zo heet de langste fietsroute van Europa, waar de EuroVelo 3 een onderdeel van is. In totaal 5.650 kilometer door zeven landen. Mijn etappe vandaag: naar Fronsac, zo’n 90 kilometer verderop.

    De eerste twintig kilometer gaan over een voormalige spoorlijn. Dat rijdt heerlijk soepel, maar het uitzicht is beperkt. De oude spoorbaan is ingeklemd tussen twee aarden wallen van een meter hoog, volgeplant met minstens drie rijen bomen. Heel rustgevend groen, maar je voelt je toch een beetje opgesloten in een tunnel van loof.

    Af en toe wijk ik uit om achter de wallen te gluren. Glooiende wijngaarden strekken zich uit tot aan de horizon. Ik ben hier midden in Nouvelle-Aquitaine, een regio die zichzelf met enige trots “de eerste boerderij van Europa” noemt. Twee derde van de oppervlakte is landbouwgrond, en de wijnranken domineren het landschap. Niet vreemd, want dit is na Occitanië het grootste wijnbouwgebied van Frankrijk.

    De fietspaden zijn hier voorbeeldig aangelegd, maar de veiligheid blijft een Frans ondergeschoven kindje. In het asfalt zitten ronde gaten voor paaltjes die auto’s moeten tegenhouden. Alleen: op veel plekken zijn die paaltjes verdwenen. Wat overblijft zijn metalen buizen die als valstrikken tien centimeter boven het asfalt uitsteken. In een afdaling scheer ik er een paar keer rakelings langs. De adrenaline is gratis.

    In Clérac vind ik eindelijk een open bakkerij. Ik koop twee broodjes en eet ze op de trappen van het gemeentehuis onder de Franse en Europese vlag. Inmiddels ben ik van de spoorlijn af en fiets ik van Château naar Château. Overal borden met “Vente direct” – directe verkoop – maar ja, het is zondag. Alles dicht. Frustrerend, als je trek krijgt van zoveel wijnhuisborden.

    Dan rijd ik Saint-Denis-de-Pile binnen. En zowaar: leven op straat. Markt! Op een pleintje hebben zich lokale voedselleveranciers verzameld. Aan het laatste kraampje staan zes grote wijnvaten. Rondom twee ervan staan krukjes, de andere vier dragen enorme schalen met ijs en… oesters.

    Volgens de marktkramer moet ik echt de Marennes-Oléron proberen. Ze dragen het Label Rouge, het keurmerk voor superieure kwaliteit. Hij begint aan een verhaal over de specifieke oesterkweek in “claires”, ondiepe waterbassins… ik haak af. Wel goed mee-gehumd natuurlijk. De oesters zijn heerlijk. Ze glijden soepeltjes m’n mondje binnen. Ze smaken fris – als dat een geldige oesterterm is.

    Helaas vullen oesters vooral de ziel, niet de maag. Gelukkig blijft Le Chapitre, het café naast de markt, nog even open. Een plankje met charcuterie, kaas, en merkwaardig genoeg toast met kersenjam doet wonderen. Voor vanavond scoor ik nog twee crêpes van de markt.

    In Libourne arriveer ik net voor sluitingstijd. Ik scoor een kop koffie en wat de Fransen “Italiaans ijs” noemen – wij zouden het eerder softijs heten. Prima troost.

    Fronsac is mijn eindpunt. Mijn B&B ligt tussen de wijnboerderijen. De regio staat bekend om zijn Merlot, onderdeel van de prestigieuze Bordeaux-appellatie. Morgen maar eens proberen wat mee te nemen.

    Jean, de eigenaar, ontvangt me in zijn chaotisch paradijs: een tuin vol aardbeien, citrus, olijven, een vijgenboom, een rommelige buitenkeuken en een zwembad dat eigenlijk meer een XL-badkuip is (men teen raken de ene kant en m’n vingertoppen de andere). Zijn pup – met helblauwe ogen – is dolenthousiast en wijkt niet van mijn zijde.

    Jean moet plots twee dagen weg. Ik krijg de sleutel, hij zet het ontbijt klaar in de buitenkoelkast, en vertrekt – met pup.

    En zo zit ik hier, alleen in een Frans rommeltuintje, op een houten terras, met m’n opgewarmde crêpes, typend aan mijn blog.

    Filmpje: https://youtu.be/BmCHmq-OJoc?si=CXznA7fzDPmeM2J2
    Leer más

  • Un dimanche à la campagne (1984)

    26–27 may., Francia ⋅ ☁️ 21 °C

    26 mei – Zonnig, 25°C op de route

    Jean, de eigenaar van de chambre d’hôtes, blijkt vannacht toch thuisgekomen te zijn. Vanochtend heeft hij – heel lief – het verróeste tuintafeltje met een groene parasol vol slijtplekken nog even voor me gedekt. M’n slaapadres is heerlijk rommelig. Alles is “net niet”: net te klein, net te lullig, net te slordig, net de fout in. Tegeltjes in het toilet in twee stijlen. Kleuren waarbij je vermoedt dat tijdens het tegelen de groene tegels gewoon op waren. Een massagedouche die niet te gebruiken is omdat het water spuit in een richting waar geen doucheruimte is. Een koffiemachientje in een Ikeakastje dat te hoog hangt om er een cupje in te doen. Maar juist dat maakt het charmant. Jean probeert het oprecht gezellig te maken, en dat mag ik wel. Zo ook bij het ontbijt: verse aardbeitjes uit eigen tuin en twee soorten zelfgemaakte jam. De rabarberjam zit in een potje waar nog een etiket van Griekse feta op prijkt. Alles zegt hier: goed bedoeld, met liefde, zonder pretenties.

    Om kwart voor acht stap ik op de fiets. De ochtendzon werpt lange schaduwen over de wijngaarden van Fronsac. Vandaag doorkruis ik het hart van de Gironde, een regio doordrenkt van wijntradities, historische handelsroutes en grandeur.

    Ik rijd dwars door Libourne, ooit een sleutelstad voor de handel in wijn, hout, wol en zout. Alles ademt geschiedenis. De stad leeft rondom de samenvloeiing van de Dordogne en de Isle. De oude haven geeft haar nog steeds dat beetje rauwe charme.

    Al snel buiten Libourne zie ik alleen nog wijnranken, keurig op rijen, eindeloos. Binnen tien kilometer zal ik in Saint-Émilion arriveren. Op het asfalt zijn de littekens van het toerisme al zichtbaar: halve rijbanen omgetoverd tot betaalde parkeerplaatsen. Alles is hier ingericht op de zomerse invasie van dagjesmensen. Maar nu – maandagmorgen, eind mei – is het er stil. Zonlicht kleurt de gevels goud, de stilte is haast sacraal. Saint-Émilion is in dit ochtendlicht een droom. Het torent als een stenen schip boven de wijnzee uit. Geen wonder dat het op de Werelderfgoedlijst staat. Ik loop een rondje en geniet van de uitzichten.

    Ik rijd door. M’n fietstas kan al uit – het is al warm. Over een metalen brug – geïnspireerd op de stijl van de Eiffeltoren – steek ik bij Branne de Dordogne over. De wijngaarden verdwijnen langzaam en maken plaats voor bos.

    In Créon maak ik een stop bij Les Halles, een moderne markthal van staal en glas. Binnen: een kakofonie van geuren en kleuren. Kaas, fruit, wijn, ijs, brood, groenten. In een hoekje zit bakkerij Le Fournil de Créon. Zou iets speciaals zijn, had ik gelezen. Ik kies een baba au rhum met slagroom. Licht als een veertje, een smaakexplosie van rum en gist. Mijn hemel.

    Via Latresne en Sadirac, beide nog doordrenkt van hun middeleeuwse roots, fiets ik verder langs de Garonne. De omgeving verstedelijkt. Industrieterreinen, zwerfvuil, brommertjes, tentenkampen van migranten. Een scherpe overgang, maar helaas ook de werkelijkheid.

    En dan Bordeaux. Wat een fijne stad. Zelfs op maandag leeft ze volop. Studenten, flanerende toeristen, terrassen vol. Alles straalt rust en harmonie uit. Prachtige gebouwen, fijne straatjes, boulevards, pleinen, statige façades – het klopt gewoon. Raar eigenlijk dat ik hier nooit eerder ben geweest.

    Tijd voor lunch. Le Comptoir Saint-André, een piepklein zaakje met één lange tafel, rekken vol delicatessen en een miniterras. Volgens recensies: ouderwets Frans. De eigenaar – zichtbaar overwerkt – verwelkomt me in vloeiend Engels en verontschuldigt zich voor de drukte. Gehaast brengt hij me mijn wijn, brood en een bordje met plakjes chorizo. “De serveerster komt zo,” roept hij, terwijl hij weer naar binnen rent om de lange rij klanten die een broodje of een quiche komen halen te bedienen.

    Uiteindelijk verschijnt na vijftien minuten mijn bordje: worst, aardappelen, sla met tomaat. Simpel, puur. Rode Bordeaux erbij. C’est ça.

    Het laatste stukje fietsen naar mijn hotel is wat chaotisch. Bordeaux heeft veel fietspaden, maar ze lijken ontworpen door iemand met een fascinatie voor verdwijnpunten (net als in Parijs). Er is bijna altijd een fietspad, maar de vraag is: waar begint het pad en waar eindigt het? Toch bereik ik na een halfuurtje mijn standaard hotel – degelijk, betaalbaar, saai.

    Bij de buren bestel ik nog een biefstuk met friet en een glas Merlot. Bordeaux sluit me warm in haar armen. Een rit om in te lijsten: vol smaken, contrasten, geschiedenis en zon.

    Filmpje: https://youtu.be/xeAiZCCAk7g?si=EXnrReQ4cbKXdsdZ
    Leer más

  • Les Petits Mouchoirs (2010)

    27–28 may., Francia ⋅ ☁️ 21 °C

    Dinsdag 27 mei — 86 km gefietst
    Weer vandaag: bewolkte met een zonnetje en 23 °C, zwakke oostenwind

    86 kilometer vandaag. Maar eerst zien dat ik de voorstad van Bordeaux uitkom op een drukke dinsdagochtend. Fiets uit de personeelruimte van het hotel laten halen (mocht ’ie een nachtje staan), alle tassen er weer op, navigatie op het stuur geklikt en de camera’s aan het stuur gemonteerd… en go!
    Het eerste stuk is puzzelen. Ook hier liggen fietspaden op de gekste plekken. Het is rond acht uur, midden in de spits, dus de auto’s komen en gaan van alle kanten. Ik moet wel zeggen: zo lomp als Fransen kunnen zijn bij auto-tegen-auto, zo hoffelijk zijn ze voor mijn bepakte fiets. Bijna overal stoppen ze, rijden ruim om me heen of zorgen dat ik de ruimte krijg. Ook als ik op de weg fiets, heb ik nooit het gevoel dat ze me niet zien of negeren. Blijkbaar boezemt een fiets hier iets van respect in. Of ontzag. Of lichte verwarring.

    Nog heel even na Bordeaux zijn er wat wijngaarden en wijnchateaus – het laatste staartje van stedelijke grandeur – maar al snel wordt het: bos, bos en nog eens (of was eens) bos. Van de chique wijnwereld duiken we de uitgestrekte Landes de Gascogne in. Een naam die klinkt als een vergeten ridderorde, maar vooral synoniem is voor: bomen. Heel veel bomen.

    Het aantal fietsers en wandelaars dat deze route ook meerdaags doet, neemt in de ochtend flink toe. Vanaf Hostens kies ik een alternatieve route: de Piste Cyclable Mios-Bazas, een oude spoorbaan die is omgetoverd tot een biljartloper van asfalt tussen eindeloze bomenrijen. Het zijn indrukwekkende lanen van groen, tot plots het landschap zwart kleurt. In 2022 woedden hier zware bosbranden. Je ziet de sporen van de vlammen nog duidelijk, maar ook de jonge aanplant die alweer omhoog schiet. Een grimmige herinnering aan de kracht van vuur – en het doorzettingsvermogen van de natuur.

    Dit is het Regionaal Natuurpark Landes de Gascogne, een van de grootste aaneengesloten bosgebieden van West-Europa, vol met zeedennen (Pin Maritime, voor de botanisch geïnteresseerde). Eindeloze rijen bomen en varens in een bijna mathematische orde. De geur van hars hangt zwaar in de lucht.
    Vanaf Joué verder over de Route de Augnac en de Route de Biganon. Het aantal fietsers en wandelaars is hier nu nul. Af en toe een tractor die je met een zwaai passeert. In het dorp Saugnacq-et-Muret hangt een plakkaat met de grap dat dit dorp meer letters dan inwoners telt. Grappig. Doet het goed na 60 kilometer zwoegen.

    Het fietspad door het bos lijkt eindeloos, al is het maar omdat het in een rechte lijn verdwijnt aan de horizon. Het pad blijft maar rechtdoor gaan, kilometers lang, tot het bos ineens stopt. Linksaf, en dan rij ik ineens langs de péage, de snelweg waar het leven in 130 km/u langsraast. Slechts een Heras-hek en een drempel scheiden mij van een stoet aan campers, vrachtwagens en vakantiegangers. Niet bepaald idyllisch, maar het heeft iets absurds.
    Door de eentonigheid van het bos heb ik eigenlijk niet in de gaten dat ik al bijna 75 kilometer heb weggetrapt en begin honger te krijgen. De kaart leert dat er maar één optie is om te eten en die ligt —hoe ironisch—langs de snelweg. Het wegrestaurant is keurig afgeschermd met een hek, maar ik ontdek een onderhoudsdeur. Ik doe net alsof het de normaalste zaak van de wereld is, fiets tussen de vrachtwagens door, parkeer m’n fiets tussen de caravans en loop naar binnen. De blikken zeggen: hoe dan?!

    Gelukkig: in het wegrestaurant werd ik werkelijk door niks verleid. Dus snel een simpel broodje en een ijsthee, en weer door. Net op tijd krijg ik een mail: ik kan al om twee uur in mijn huisje. Nog een uurtje doortrappen, en dan ben ik er. Nu maar hopen dat de servicebeurt niet door iemand op slot is gedaan….
    Het landschap begint hier al wat nautischer te worden. De dennenbossen maken langzaam plaats voor een opener landschap, meer zand, en je begint de invloed van de Atlantische Oceaan te voelen. Niet zozeer in de wind, maar wel in de volledige afwezigheid van elke vorm van heuvel. Het wordt plat, vlak, droog – bijna strandachtig.

    In de hoofdstraat van Ychoux (spreek uit als iets tussen ‘Isjoeks’ en ‘Ietsjoe’) zit een kleine supermarkt. Bescheiden in omvang, maar net genoeg voor een avondmaal. Ze hebben geconfijte eendenboutjes liggen. Boontjes erbij. En mijn favoriet deze vakantie: een grote fles Yop aardbeienyoghurtdrank. Driekwart liter Yop gaat na het fietsen en douchen in één keer leeg. Elke dag. Zonder schuldgevoel.
    Het huisje ligt net buiten Ychoux, aan het einde van een rommelig landweggetje. Midden in het dennenbos ligt het oude, beetje vervallen, huisje in de zon. Snel een wasje draaien (volgende adres heeft geen wasmachine), kan het nog drogen in de zon.

    Over zon gesproken: ben de afgelopen dagen al meerdere keren gewaarschuwd. Het wordt de komende dagen 35 graden. Dus morgen maar vroeg vertrekken. Gelukkig daarna een rustdag… aan zee. Wordt gezien de temperatuur waarschijnlijk…in zee.

    Filmpje: https://youtu.be/KRXH5zF4jFU
    Leer más